'In mijn loopbaan ben ik vaak de eerste of enige vrouw geweest'
Tekst: Aafke Eppinga
'Wees realistisch over jezelf en probeer te doen wat je leuk vindt. Ik ken genoeg mensen die één dag per maand een leuke dag hebben: als hun salaris gestort wordt. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.' Dat is de boodschap van alumna Winnie Sorgdrager, die meerdere hoge functies binnen het OM bekleedde en Nederlands’ eerste vrouwelijke minister van Justitie was in Kabinet-Kok I.
Alvorens u begon aan een studie rechten in Groningen heeft u het voorbereidende jaar van het conservatorium gevolgd en een jaar geneeskunde in Leiden gestudeerd. Dacht u bij rechten: dit is het?
'Welnee, ik vond het verschrikkelijk. Maar ik was een heel plichtsgetrouw meisje. Mijn vader zei: ‘Luister, een rechtenstudie duurt vijf jaar. Je hebt in Leiden al een jaar verbruikt, dus ik betaal nog vier jaar.’ Dus heb ik de studie in vier jaar gehaald, omdat het moest. Toen ik begon aan mijn doctoraal [nu: master, red.] Staat- en Volkerenrecht vond ik het trouwens wél leuk hoor.'
Had u in die tijd al de ambitie om ooit een hoge functie bij het OM te bekleden of zelfs minister te worden?
'Nee. Ik had het met mijn jaargenoten wel veel over wat we na onze studie gingen doen. Het was in die tijd niet vanzelfsprekend dat je als vrouw ging werken, ook niet als je universitair opgeleid was. Ik heb vroeger nooit het idee gehad dat ik carrière zou gaan maken. We lazen in die tijd wel veel boeken over de positie van de vrouw. ‘De vrouw als eunuch’ van Germaine Greer was ons lijfboek. Greer beschrijft daarin de onderdrukking van de vrouw vanaf Bijbelse tijden. De gedachte dat er iets moest veranderen heerste heel sterk. Maar toen mijn toenmalige vriend naar Enschede verhuisde voor zijn werk, volgde ik. Terwijl er in Enschede voor een jurist niet veel te doen was. Zo ging dat toen. Ik heb toen uiteindelijk wel een baan gevonden bij de Technische Hogeschool Twente, nu de Universiteit Twente.'
U bent uiteindelijk bij het Openbaar Ministerie terecht gekomen. Eerst als officier van justitie en later als advocaat-generaal en procureur-generaal. U was de eerste vrouwelijke procureur-generaal in Nederland, merkte u daar iets van in de dagelijkse praktijk?
'In mijn tijd bij het OM heb ik me een slag in de rondte gewerkt. Ik was de enige vrouw en werkte nog deeltijd ook, dus ik moest me bewijzen. Als officier van justitie bij de rechtbank van Almelo werkte ik drie dagen per week, omdat de kinderen nog jong waren. Maar, ik wilde niet dat mijn collega’s zouden zeggen: ‘Daar heb je een vrouw, ze werkt parttime en wij moeten het vuile werk opknappen.’ Dus ook op mijn vrije woensdagochtend, als ik mijn kinderen naar de peuter- en basisschool had gebracht, ging ik naar het politiebureau in Enschede waar ik vlakbij woonde, om te werken. Eigenlijk is de enige ambitie die ik altijd heb gehad, dat ik mijn werk goed wil doen.'
Wanneer bent u geïnteresseerd geraakt in de politiek?
'Ik heb altijd al politieke interesse gehad. In mijn tijd als procureur-generaal is dat verder aangewakkerd. Ik was toen ook woordvoerder van het OM, dus men kende me in Den Haag wel. Zo is me op een gegeven moment gevraagd of ik minister van justitie wilde worden.'
Hoe kijkt u terug op uw tijd als minister van justitie?
'Ik heb in die vier jaar een hele hoop geleerd, er gebeurde veel. Maar als ik vooraf had geweten hoe het zou zijn, had ik het niet gedaan. Terwijl, als je me nu vraagt of ik er spijt van heb, dan is het antwoord ook ‘nee’. Het is een soort snelkookpan, je leeft in een tunnel en er was weinig tijd voor de mensen om me heen. Mijn functies binnen het OM pasten me als een jas, maar dat gevoel heb ik als minister niet gehad. Bij het OM was ik gewend dat het argument het moet doen. In politiek Den Haag is dat niet genoeg, je moet politieke deals kunnen sluiten. Daar was ik gewoon niet goed in. Er waren overigens ook genoeg leuke dingen. Mijn werk in Europa bijvoorbeeld, daar heb ik geleerd hoe persoonlijke relaties ertoe doen. Een bezoekje aan de Amerikaanse minister van Justitie of een persoonlijk telefoontje naar mijn Engelse en Duitse collega’s, daarmee heb ik echt dingen voor elkaar gekregen. Dat was een hele leerzame les.'
Denkt u dat er ooit iets wel, of juist niet, is gebeurd omdat u een vrouw bent?
'Zeker, zodra ik minister werd wel. In negatieve zin. Voor mijn ministerie bijvoorbeeld, was het de eerste keer dat er twee vrouwen aan het hoofd stonden. [Elizabeth Schmitz was staatssecretaris, red.] Daar had niet iedereen evenveel vertrouwen in. Toch is het vooral de pers waar ik last van heb gehad. Er lag een soort hyperfocus op mij: wat ik aan had, hoe ik deed, wat ik zei. Na een nachtelijk debat bijvoorbeeld, mannen waren ‘mooi moe’ in schelle licht op de gangen van het Binnenhof. Terwijl er over mij geschreven werd: ‘Zie je wel, ze heeft het er wel zwaar mee.’ Op een gegeven moment ben ik er immuun voor geworden. Tegenwoordig zou een krant dat niet meer schrijven, dat zou seksistisch zijn. Gelukkig maar.'
Winnie Sorgdrager
Winnifred (Winnie) Sorgdrager (1948, Den Haag) begon in 1967 aan haar studie Rechten aan de RUG. Van 1971 tot 1979 bekleedt Sorgdrager verschillende functies binnen de Technische Hogeschool van Twente (nu Universiteit Twente). In 1979 wordt ze officier van justitie bij de rechtbank van Almelo. Hier klimt ze op tot advocaat-generaal en in 1991 procureur-generaal. Drie jaar later, in 1994, verruilt Sorgdrager Almelo voor Den Haag. In de zomer van datzelfde jaar wordt ze benoemd tot minister van justitie in het Kabinet-Kok I (1994 – 1998). In 1999 is Sorgdrager enkele maanden lid van de Eerste Kamer. Van 1999 tot 2006 is ze voorzitter van de Raad voor Cultuur en op 1 januari 2006 wordt ze benoemd tot lid van de Raad van State. Hier blijft ze tot 1 mei 2018 actief. Op 22 juni 2018 wordt Sorgdrager benoemd tot minister van staat. Ze bekleedt verschillende nevenfuncties, zo is ze onder andere voorzitter van de Raad van Toezicht van Forum Groningen.
Laatst gewijzigd: | 11 mei 2022 12:10 |