‘Zoo iets kon niet geschieden te Leiden, te Utrecht. Het was alleen mogelijk te Groningen in het radicale noorden.’
Tekst: Inge de Wilde (verscheen eerder in RUG Magazine 395)
Voedsterlinge voor de Alma Mater
‘Zoo iets kon niet geschieden te Leiden, te Utrecht. Het was alleen mogelijk te Groningen in het radicale noorden.’ Zo sprak in 1872 de Groningse rechtsgeleerde professor B.D.H. Tellegen naar aanleiding van het eerste examen dat Aletta Jacobs aan de Groningse universiteit had afgelegd. In april 1871 was zij als eerste vrouwelijke student in Nederland toegelaten tot de studie geneeskunde. Het was inderdaad geen toeval dat juist Groningen de eerste studente mocht verwelkomen. De universiteit en de provincie waren in de tweede helft van de negentiende eeuw opmerkelijk progressief, wat ook bleek uit een welwillende houding tegenover vrouwenemancipatie. Tellegen en zijn collega, de filosoof Bernhard van der Wijck, schreven in 1870 als enige Nederlandse hoogleraren brochures waarin zij pleitten voor betere opleidingen voor meisjes.
Joods milieu
Nog andere factoren droegen er toe bij dat Aletta Jacobs toegang kreeg tot de universiteit. Zij kwam uit een joods milieu, waarin leren, ook voor meisjes, in hoog aanzien stond. Bovendien kwam haar vader, de dorpsdokter Abraham Jacobs, in nauw contact met twee vooraanstaande joodse medici in de stad Groningen: Levy Ali Cohen, inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht, en professor Samuel Rosenstein. Op aanraden van Ali Cohen behaalde Aletta Jacobs in 1870 het diploma van leerling-apotheker, een opleiding die sinds enkele jaren was opengesteld voor meisjes. Vervolgens bleek dat minister Thorbecke haar op grond van dit diploma toegang tot de medische studie wilde verlenen. Rosenstein verwelkomde haar in de rede die hij als rector magnificus in oktober 1871 hield bij de opening van het academisch jaar.
Eigenzinnig
Aletta Jacobs studeerde in 1878 af en op 8 maart 1879 promoveerde zij in de Senaatszaal van de universiteit op een onderzoek naar lokalisatie van fysiologische en pathologische verschijnselen in de grote hersenen. Een eigenzinnige onderwerpkeuze, omdat in Nederland nog nauwelijks onderzoek op dit terrein werd gedaan. Na haar promotie vertrok Aletta Jacobs naar Amsterdam, waar zij een praktijk opende voor vooral vrouwen en kinderen. Zij en haar man Carel Victor Gerritsen waren actief in de vrijdenkersbeweging en in 1901 betrokken bij de oprichting van de Vrijzinnig Democratische Bond, een links-liberale politieke partij. Daarna wijdde zij haar leven vooral aan de strijd voor het vrouwenkiesrecht en de vredesbeweging.
Gebrandschilderde ramen
De universiteit vergat haar eerste studente niet. Bij haar gouden doctorsjubileum in maart 1929 zonden de curatoren aan de ‘voedsterlinge van de Groningsche Alma Mater’ hun ‘welgemeende gelukwenschen’. Aletta Jacobs antwoordde dat de Groningse universiteit haar destijds zo welwillend had ontvangen en nooit ‘eenige hinderpaal’ in de weg had gelegd. Toen zij enkele maanden later overleed, zond de universiteit een krans naar de crematie en de curatoren stemden in met het plan een marmeren herinneringsplaat te laten aanbrengen in het Academiegebouw, een initiatief dat nooit is uitgevoerd. Wel werd Aletta Jacobs afgebeeld in een van de gebrandschilderde ramen van Johan Dijkstra die tussen 1938 en 1953 in de Aula werden aangebracht.
In 1990 plaatste de universiteit een borstbeeld van haar, gemaakt door Theresia van der Pant, voor het Harmoniegebouw in de Oude Kijk in ’t Jatstraat.
Laatst gewijzigd: | 26 november 2021 18:34 |