'Doe wat je wilt, maar zorg wel dat je zelf je boodschappen kan betalen.'
Tekst: Sara Plat
Journalist Japke-d. Bouma (1970) schreef zeven boeken over overleven in de kantoorjungle, werk, carrière, over even onbegrijpelijk als hilarisch jargon en over beeldvorming over vrouwen en mannen op de werkvloer.
De zin en onzin van werken aankaarten is iets dat in al je werk terugkomt. Heb je een missie?
‘Ik wil het werken beter maken, draaglijker. De kloof tussen wat het management wil en wat goed is voor de werknemer is op heel veel plekken heel groot. Het dilemma van werkende mensen in Nederland is dat werken in loondienst veel voordelen oplevert, maar dat je je daar ook veel verplichte nummers moet laten welgevallen. Verplichte teambuilding, vergadercorvee, zeker als je jonger bent. Als ZZP’er heb je al dat gedoe niet, maar dan heb je in andere opzichten weer geen poot om op te staan – je hebt geen rechten, geen zekerheden. Niemand zegt iets van die catch 22 waar iedereen inzit. Ook niet in loondienst, ik ook niet hoor. Ja, nu speel ik de rol van hofnar, maar toen ik er middenin zat deed ik ook niets. Pas toen ik erover ging schrijven, me erin ging verdiepen, had ik het door. We zitten gezellig met elkaar gegijzeld in dit scenario. Ik noem mezelf kantooramazone, ik zie mezelf soms als een Marianne die de Bastille bestormt. Die de kantoortijger wil bevrijden.’
Heb je zelf in je carrière ook last gehad van die gezellige gijzelingsactie?
‘Mijn eerste baan was bij een softwarebedrijf. Daar maakten ze onder anderen cd-roms met kaarten en simulatiespellen voor Rotterdamse havenloodsen. Ik was daar copywriter, ik moest de producten verkopen. Ik zou nu denk ik kromliggen om het jargon dat er in mijn eigen teksten zat. Ik hield het dan ook niet lang vol daar, kreeg buikpijn, moest op een gegeven moment zelfs elke ochtend overgeven als ik er weer heen moest. Ik dacht dat ik zwanger was, maar het was achteraf omdat ik daar niet hoorde. Mijn hart lag daar niet, hoe leuk ik de collega’s ook vond. Toen heb ik ontslag genomen. Ik was nog jong, er hing niet zoveel van af. Ik ging freelance door als tekstschrijver en dat ging best goed. Ik kreeg een grote klus voor de Volkskrant, een commerciële klus bij het NOB, en kwam uiteindelijk, via via, bij NRC terecht. Dat was in 1997. En daar zit ik nog steeds. Ongelooflijk.’
Je bent heel actief op social media, mensen sturen je vaak tips en reageren massaal als je een vraag stelt. Daarmee ben je best een publieke figuur. Is dat iets waar je aan moest wennen?
‘Ja en nee. Soms is het heel zwaar, als de kritiek persoonlijk wordt en mensen me gaan uitschelden. Maar vaak gaat het goed. Ik schrijf mijn columns vanuit een typetje - Japke-d. Bouma de kantooramazone. Zij is veel bekender dan de Japke Bouma die studeerde in Groningen. Als Japke-d. kan ik de “wat ik nu weer heb meegemaakt joh” toon gebruiken. Dat ligt dicht bij me, maar is ook wel deels een rol die ik speel. Dat maakt het makkelijker. Als ze het typetje een zeikerd vinden of gaan uitschelden, is dat makkelijker te accepteren. Maar ik krijg wel duizenden reacties per jaar, en voor die mensen wil ik er ook zijn. Die rol moet ik nu waarmaken.’
Je stukken zijn vaak heel grappig. Is humor jouw wapen?
‘Er is een gezegde: “If you want to tell the truth, make them laugh, otherwise they'll kill you.” Dat is o zo waar. Humor was voor mij in de klas op de middelbare school al een manier om te overleven. Ik merkte dat het succes had, je kan zoveel zeggen in een grap, Mijn lievelingsreactie van lezers is ook: “Ik heb eindelijk weer eens gelachen.” Een van mijn rolmodellen is Jerry Seinfeld. Hij is de absolute top in het humor maken van concrete zaken om ons heen.’
Waarom heb je voor de studie economie gekozen?
‘Mijn moeder koos de studie, vooral omdat ik niet wist wat ik wilde. Ze zei: doe maar economie, daar kun je lekker veel mee. Zelf dacht ik: HEAO is ook goed, maar mijn moeder heeft het gewoon verboden. Nu is dat vloeken in de kerk, een kind moet zelf kiezen. Maar mijn vader deed de lagere landbouwschool, mijn moeder de Mulo. Ze heeft nooit verder mogen studeren. Dus moest ik dat per se wél doen, het was voor mijn moeder gewoon geen optie dat ik niet ging studeren.’
Je groeide op in Arnhem, waarom koos je voor Groningen als studiestad?
‘Toen de keuze op economie was gevallen, kon ik voor mijn gevoel kiezen uit Rotterdam en Groningen. Rotterdam vond ik zo groot en grauw, toen ik in Groningen kwam was het meteen bekeken. Een enclave in de zee van het Ommeland. Ik ging bij studentenvereniging Albertus Magnus en kwam ook via de studie economie in een grote club met gelijkgestemden terecht. Ik denk er met veel liefde aan terug, aan Groningen. Ik zie, spreek en app ook nog veel vrienden uit die tijd, dagelijks zelfs. Je hebt het op dat moment nog niet door, maar je bouwt daar je leven op voor over dertig, veertig, vijftig jaar. Studeren is een proefopstelling voor je leven en je carrière. Je maakt fouten, je leert en ontdekt wat je wel en niet wil. Maar bovenal kom je er je vrienden tegen. Je netwerk voor later.’
Daarna ging je toch nog journalistiek studeren, nu wél in Rotterdam.
‘Ik wist eigenlijk al direct tijdens de studie economie: ik ga niet het bedrijfsleven in. Dat is niets voor mij. De algemene economische vakken en de internationale en regionale vond ik heel interessant, maar accounting en bedrijfseconomie al een stuk minder. Sommige medestudenten hadden in de studietijd al een pak aan en een koffertje bij zich. Dikdoenerij vond ik dat, toen al. En toch ben ik tijdens de studie op het idee voor mijn latere baan gekomen. Ik schreef namelijk voor het Economisch Magazine, het blad van de faculteit. Ik heb daar zelfs Herman Brood voor geïnterviewd. Daardoor kwam ik erachter: schrijven vind ik heerlijk, dit wil ik. Toen tipte een vriend van me de postdoctorale opleiding dagbladjournalistiek in Rotterdam. Daar werd ik toegelaten. Daarmee is het verhaal van mijn carrière ook het verhaal van mijn netwerk, van wie je tegenkomt, naar wie je luistert. Mijn vrienden, mijn moeder. Zelf wist ik nooit zo wat ik wilde worden. Op eigen kracht en met eigen vindingrijkheid was het niet gelukt.’
Je schrijft ook vaak over de verschillen tussen mannen en vrouwen op de werkvloer. Wat is daar je grootste les voor vrouwen?
‘Doe wat je wilt, maar zorg wel dat je zelf je boodschappen kan betalen. Te vaak leunen vrouwen op de inkomsten van hun partner. Dat is gevaarlijk, maar ook voor de mannen zelden leuk. Ook een belangrijke les: kinderen krijgen doe je met zijn tweeën. Het werk achter de schermen met de luiers, de stofzuiger en de was vinden we op de een of andere manier minder belangrijk, maar het moet wel gedaan worden. Noem je het ouderschap “chief happiness officer for the family” en betaal je er grif voor, dan willen mannen het misschien wel doen, dat zorgen. Veel vrouwen stappen in de val van een stapje terug doen als er kinderen komen. Maar dat leidt tot stilstand van je carrière, zo is onze maatschappij nou eenmaal ingesteld. Het eerlijke verhaal is dat als we de zorg voor de kinderen echt eerlijk verdelen, dat betekent dat beiden, man én vrouw, minder carrière maken. Maar volgens mij de enige manier.’
Wat wordt je volgende stap?
‘Nog geen idee. In mijn boek ‘Hoe vind je zelf dat het gaat’ vertel ik dat ik tot het inzicht ben gekomen dat je niet per se naar de top van de berg hoeft te klimmen, maar dat er halverwege ook vaak al een heel mooi uitzicht te zien is. We moeten af van het denken over het bereiken van toppen, daar is het ook vaak helemaal niet leuk. Aan de top is niet altijd een café waar je een biertje kan drinken, in het dal is het een stuk drukker, vind je veel meer gelijkgestemden, en kom je nog ‘es iemand tegen. Groningen was voor mij zo’n gezellig dal. En tegelijkertijd het absolute hoogtepunt.’
Japke-d. Bouma
Japke-d. Bouma (1970) is journaliste en columniste bij NRC. Ze geeft ook lezingen. Ze schreef zeven boeken over overleven in de kantoorjungle, werk, carrière, over even onbegrijpelijk als hilarisch jargon en over beeldvorming over vrouwen en mannen op de werkvloer. Recent verschenen ‘Hoe vind je zélf dat het gaat’ (2020) en ’De 19 dingen die je nooit met collega’s moet doen’ (2021). Ook maakt ze een podcast ‘Goed Werk’ voor de EO en NPO Radio 1. Bouma woont in Utrecht met haar dochter.
Laatst gewijzigd: | 16 maart 2022 10:25 |