Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) Geschiedenis

SGP jaaroverzicht 1999

Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 1999. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1999' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1999 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2000), 13-92, aldaar 77-83.

Inleiding

Het jaar 1999 verliep voor de SGP betrekkelijk voorspoedig. Het aantal Statenzetels steeg licht en bij de Europese verkie­zingen op 10 juni kwam er weer een SGP-er in het Europees parlement. Van­af de zijlijn sloeg de partij de gesprekken tussen GPV en RPF over verdergaande samenwerking gade.

Algemene vergadering

Op 27 februari hield de SGP haar jaarlijkse algemene vergade­ring in Utrecht. B.J. van der Vlies, voorzitter van de Tweede-Kamer­fractie, hield een rede onder de titel Vol recht en wijs beleid. Hierin hekelde hij het 'paarse' beleid, zoals het homohuwelijk, de 'liberalisering van de euthanasiewetgeving' en de aantasting van de zondagsrust.

De verga­dering herkoos de predikant D.J. Budding als partij­voor­zitter. De jaarvergadering koos verder de leden van de nieuw ingestelde Commissie van Beroep.

Beginselprogramma

Op de jaarvergadering stelde de kiesvereni­ging Waddinxveen voor om in het beginselprogram een artikel over Israël op te nemen, waarin gewag zou worden gemaakt van de verbon­denheid van de partij met 'het Joodse volk'. Ook zou hierin moeten worden op­genomen dat in het Nederlandse buitenlandse beleid tot uiting komt dat Israël recht heeft op een veilig bestaan. Het hoofd­bestuur meende dat eerst meer studie nodig was over de houding van de partij ten aanzien van Israël. Besloten werd een com­missie in te stellen die over deze kwestie op de vol­gende jaarvergade­ring advies zou uitbrengen. Het hoofd­bestuur be­noemde de predikant D. Heemskerk tot voorzitter van de commissie.

Provinciale Statenverkiezingen

Op 12 december 1998 had het hoofdbestuur alle kandidatenlijs­ten goedgekeurd. De SGP kwam zelfstandig uit in Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland, Flevoland, Zeeland en Overijssel. In Friesland en Groningen werkte de partij met de RPF samen, in Noord-Holland en Noord-Brabant met RPF en GPV.

De uitslag van de verkiezingen op 3 maart werd door de SGP met tevredenheid begroet: het aan­tal zetels steeg van twintig naar 23. Algemeen secretaris D. Nieuwen­huis schreef dit mede toe aan de lage opkomst, die in het voordeel van zijn partij zou hebben ge­werkt. Ook was vol­gens hem ge­ble­ken dat het loonde dat de SGP zelfstandig deel­nam als het niet strikt noodzakelijk was met andere par­tijen samen te werken: zij had in vrijwel alle provin­cies waar ze zelf­stan­dig deelnam gewonnen.

Collegevorming

In Zuid-Holland trad de voorzitter van de SGP-fractie M. Hout­man toe tot het college van Gedepu­teerde Staten, waarin verder CDA, PvdA en GroenLinks vertegenwoordigd waren. Het SGP-Twee­de-Kamer­lid C.G. van der Staaij sloot categorisch uit dat een derge­lijke combinatie op landelijk niveau ook moge­lijk was. Houtman maakte mede namens de RPF/GPV-combinatie deel uit van het dage­lijks bestuur van de pro­vincie. Deze combinatie ging samen met de SGP als één fractie optreden, overigens met be­houd van ieders 'eigenheid' (Reformatorisch Dagblad, 25 maart 1999).

Eerste-Kamerverkiezingen

Bij de Eerste-Kamerverkiezingen werden G. Holdijk en G. van den Berg herkozen. De SGP had bij deze gelegenheid haar kandi­da­tenlijst verbonden met die van GPV/RPF en CDA (zie verder in deze Kroniek onder GPV).

Europese verkiezingen

Met pijn en moeite had de SGP aanvaard dat op de gezamenlij­ke kandidatenlijst met GPV en RPF door deze partijen twee vrouwen kandidaat waren gesteld, zij het op een onverkiesbare plaats (zie Jaaroverzicht 1998 en zie ook Jaaroverzicht 1998 GPV). Bij raads- en Statenver­kiezin­gen was dit eerder ook al wel eens voorgeko­men, zo memoreerde het partij­blad De Ba­nier (21 janua­ri 1999), maar 'dat neemt niet weg dat er voor het eerst in het tachtig-jarig SGP-bestaan een lande­lijke lijst uitkomt waarop vrouwen staan'. Mocht één van deze vrou­welijke kandi­daten toetreden tot het Euro­pees Parle­ment, dan zou de SGP met onmiddellij­ke ingang het samen­wer­kingsver­band opzeggen, zo had de partij in de samenwer­kings­overeen­komst met GPV en RPF laten vastleg­gen.

Binnen de SGP bestond hier en daar veel weerstand tegen deel­name van de partij aan de Europese verkiezingen. Het blad In het spoor van de Landelijke Stichting ter Bevordering van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen - een behoudende groep van (ex-)leden van de SGP -  ageerde in mei tegen deelname aan de verkiezingen. Op 4 juni, enkele dagen voor de verkie­zingen, ver­scheen in het Reformatorisch Dagblad een ad­verten­tie van de Landelijke Stichting, waarin zestien predi­kanten opriepen niet te gaan stemmen. 'Werk niet mee aan de moderne torenbouw van Babel!', zo stelden zij; de Europese eenwording zou ten koste gaan van de nationale soeverei­niteit en een bedreiging vormen voor de band tussen 'God, Nederland en Oranje'. Ook namen zij aanstoot aan het feit dat GPV en RPF elk een vrouwe­lijke kandi­daat hadden ge­steld, en meenden zij dat de bijdragen van de SGP/GPV/RPF-fractie in het Euro­pees Parlement verwa­terd waren.

De predikant J.H. van Daa­len, de tweede voorzitter van de SGP, distan­tieerde zich van de adver­tentie en nam zijn partij­genoot L. van der Waal, die in de jaren 1984-1997 in het Euro­pees Parle­ment had gezeten, in bescherming tegen de zware kri­tiek van de Landelijke Stichting. Een dag voor de verkie­zingen plaatste de SGP een advertentie in het Reformatorisch Dagblad, waarin par­tijvoorzitter Budding en politiek leider Van der Vlies een be­roep deden op de achterban wèl te gaan stemmen. De laatste had dit ook al gedaan op de jaarvergadering in februa­ri.

Met het oog op de verkiezingen in andere Europese lidstaten bleef de Nederlandse uitslag van 10 juni nog enkele dagen ge­heim. Vol­gens opi­­niepei­lingen had de combinatie RPF/SGP/GPV twee zetels verworven, hetgeen zou betekenen dat de staatkun­dig-gereformeerden het zonder ver­te­gen­woordiger in het Euro­pees Parlement moesten stellen. De verrassing was dan ook groot toen het samen­wer­kingsverband een derde (rest)zetel in de wacht sleepte. Boven­dien was de als derde geplaatste SGP-kan­didaat B. Belder met meer dan 20.000 stemmen kandidaat nummer twee, RPF-lid Van Dam (goed voor ruim 10.000 stem­men), voor­­bijge­streefd.

Scherpere opstelling van de Tweede-Kamerfractie

In de zomer kwam het kabinet-Kok met plannen om de moge­lijk­heden tot abortus en euthanasie te verruimen. Voor de SGP waren deze voorstellen onaan­vaardbaar. De partij meende dat de paarse coa­li­tie hiermee aan de in haar ogen toch al gebrekkige be­scherming van het menselijk ­leven morrelde. Van der Vlies sprak in het Reformato­risch Dagblad (20 juli 1999) van een 'paarse "oorlogsverkla­ring" aan chris­te­lijk Nederland'. Met fractie­voorlichter M. de Bruyne vroeg hij zich open­lijk af of zijn partij haar tradi­tioneel gou­ver­ne­mentele, 'kritisch-opbouwende en gezagsgetrou­we' op­stel­ling niet moest verruilen voor een scherpere opposi­tie. Dat zou erop neer komen dat kabi­nets­voorstellen niet langer uitslui­tend op hun merites werden beoordeeld, maar dat het stemgedrag soms ook door politieke overwe­gingen kon worden ingegeven om het kabi­net het leven las­tiger te maken.

De nieuwe opstelling van de SGP kon niet op steun rekenen van GPV en RPF. Het Tweede-Kamerlid Rouvoet van laatstgenoemde partij meende dat deze opstelling in de rich­ting ging van op­portunisme. Na intern fractieberaad dat na het Kamerreces werd gehouden, zei Van der Vlies dat de SGP geen oppositie­par­tij in de ge­bruike­lijke zin des woords zou worden. Zij zou kabinets­voorstel­len op inhoude­lijke gronden blijven beoordelen, maar 'onze houding van wel­willendheid zullen we laten varen. Want dit kabinet verdient geen steun' (Reformatorisch Dagblad, 8 sep­tember 1999).

Begin september ondersteunde de Banier een campagne om de ge­wraak­te kabinetsvoorstellen tegen te houden. Het partijorgaan drukte een voorbeeldbrief af waarmee lezers bij de vaste Ka­mer­commissie voor Justitie en Volksgezond­heid hun verontrus­ting kenbaar konden maken. Aan het einde van die maand begon­nen de SGP-jongeren met acties tegen de kabinetsplannen.

Vrouwenlidmaatschap

In 1999 stak de kwestie van het vrouwenlidmaatschap binnen de SGP weer de kop op. In 1996 had de partij na een jarenlange en heftige discussie besloten het lidmaatschap van vrouwen for­meel onmogelijk te maken, maar daarnaast wel de mogelijk­heid van een buiten­gewoon lidmaatschap te intro­du­ceren waarvan vrou­­wen gebruik konden maken (zie Jaar­overzicht 1996). In de perio­de vanaf januari 1997 tot be­gin 1999 hadden zeven vrouwen zich hiervoor aange­meld. Alge­meen secre­taris Nieu­wenhuis leidde uit het geringe aantal aan­meldingen af 'dat vrouwen uit onze achterban zo wei­nig poli­tiek geënga­geerd zijn dat zij gewoon geen be­hoefte heb­ben aan het lid­maat­schap van onze partij' (Reforma­torisch Dagblad, 26 februa­ri 1999).

Volgens partijsecretaris A. de Boer wei­gerden minstens 110 van de in totaal 256 kiesver­enigingen van de SGP vrouwen als bui­ten­gewone leden toe te laten. Dit vormde voor mevr. R. Gra­bijn-van Putten, die destijds de discussie over het vrouwen­lidmaatschap had aangezwengeld, reden te overwegen een juridi­sche bodempro­cedure tegen haar partij aan te spannen. Gra­bijn-van Putten was zelf volwaardig partij­lid, omdat zij al in 1984 tot de partij was toegetreden, dat wil zeg­gen in de tijd dat de partijstatuten vrouwen niet expliciet het lidmaat­schap ontzegden.

Begin juni kreeg Grabijn-van Putten de zogehe­ten 'heldin­nen-award' van de Nederlandse Vereniging voor Vrouwen­belangen voor haar inzet om binnen de SGP als volwaar­dig lid te parti­cipe­ren. In de Banier (15 juli 1999) sprak hoofdredac­teur Nieuwen­huis zonder namen te noemen zijn afkeu­ring uit over het feit dat Grabijn-van Putten een prijs in ont­vangst had ge­nomen van 'een organisatie die vijand is van alle SGP-beginse­len'.

Overigens was aan het begin van 1999 het blad Zicht met toe­stemming van het bestuur van de Guido de Brèsstichting, het wetenschappe­lijk bureau van de SGP, op zoek gegaan naar een vrouwe­lijk redac­tielid. De redactie meende dat een re­dactrice ander­soor­tige onderwer­pen zou inbrengen. Halverwege het jaar trad mevr. R. Biemond tot de redactie toe.

Vijfentwin­tigjarig bestaan Guido de Brèsstichting

Op 20 maart vierde de Guido de Brèsstichting haar vijfentwin­tigjarig bestaan met een congres in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Utrecht. Voor deze lokatie was gekozen omdat hier in 1579 de Unie van Utrecht werd getekend. 'Een kernpunt in deze Unie was de bepaling publiekelijk God naar Zijn Woord te kunnen dienen', aldus de Banier (4 maart 1999). Thema van het con­gres was 'christelijke po­litiek in een gese­culari­seerde samenleving'. De congresbijdragen werden samengebracht in een gelijknamige bundel.

De SGP en de media

Op de jubileumbijeenkomst van de De Brèsstichting kwam de vraag aan de orde hoe een poli­tieke partij die gemarginali­seerd dreigde te raken, weer ter­rein kon terugwin­nen. Een van de spre­kers was R. Bisschop, ge­meen­te­raadslid uit Veenendaal. Hij pleitte ervoor dat de SGP radio, televisie en internet ging benutten om haar politieke bood­schap op eigen­tijdse wijze uit te dragen (de SGP heeft tot dusverre nooit gebruik gemaakt van de zendtijd voor politieke par­tijen op radio en tv). In een reactie liet partijvoorzitter Budding weten niets te zien in de suggestie van Bisschop. Het hoofdbe­stuur was geen voor­stan­der van een 'actief mediabe­leid', omdat met name de tele­visie in de eerste plaats een amuse­mentsmiddel was. De SGP en haar achterban wezen dit medium om principiële redenen af; het was dan niet consequent om het wel te gebrui­ken om de staat­kundig-gerefor­meerde begin­selen te verspreiden.

Reactie SGP op samenwerking GPV en RPF

Op 21 oktober maakten GPV en RPF hun plannen voor een poli­tie­ke unie bekend (zie in deze Kroniek onder GPV). In hun voor­stellen zeiden beide partijen ervoor te willen waken 'dat het proces van unievorming de verhou­dingen in de samenwerking met de SGP aantast, want dat zou tot schade voor de christelijke poli­tiek kunnen zijn' (Een nieuwe politieke unie. Voorstellen samenwer­king RPF en GPV, blz. 11). In een reactie zei Van der Vlies 'vrij neu­traal' tegenover de voorgenomen unie te staan. Hij vroeg zich af of de nieuwe formatie extra stemmen zou behalen.

De alge­meen secre­taris van de SGP, Nieuwen­huis, zag geen mo­gelijk­hei­d dat zijn partij met de unie zou meedoen. Er mag geen 'nagel­schrap­je' van de staat­kun­dig-gere­for­meerde be­ginse­len af, zo meende hij (Refor­mato­risch Dag­blad, 21 oktober 1999). De algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Neder­landse Her­vormde Kerk, J. van der Graaf, riep de SGP daaren­tegen op zich aan te sluiten bij de unie. Naar zijn mening was de 'nood van de tijd' zo groot dat deze stap nodig was. Mochten GPV en RPF fuseren, dan kon de SGP het uniever­band met deze nieuwe partij voortzetten (Refor­mato­risch Dag­blad, 25 oktober 1999). Begin december sloot RPF-leider Van Dijke zich aan bij dit appèl: in het partijblad Signaal nodig­de hij de SGP 'of op zijn minst een deel daarvan' uit toe te treden tot de aanstaande unie. Van der Vlies hield de boot af en liet weten zich te storen aan de poging van de RPF-leider een deel van de SGP-aanhang los te weken. Een fusie tussen zijn partij en de unie achtte Van der Vlies uitgesloten (de Banier, 9 december 1999).

Algemeen secretaris Nieuwenhuis meende ook dat de unie over Euro­pa een wat andere toon aansloeg. De afwijzing van de Europese integratie uit het Europees verkiezingsprogram van SGP, GPV en RPF zou in het kernprogramma van de unie minder prin­cipieel zijn geformuleerd. Voorzitter Blokland van de Eurofractie bestreed echter dat het stand­punt gewijzigd zou zijn.

Verwante instellingen en publicaties

Op 9 april werkte de De Brèsstichting samen met de wetenschap­pelijke bureaus van GPV en RPF en de Eurofractie van de drie partijen mee aan het congres over het thema 'Christelijke po­litiek voor Europa?!' (zie hierboven in deze Kroniek onder GPV).

Op 23 juni organiseerde de De Brèsstichting een symposium over de actualiteit en de betekenis van artikel 36 van de Neder­landse Geloofsbelijdenis. Aanlei­ding was de verschijning van de dissertatie 'Onverkort of gekortwiekt?' Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de spanning tussen over­heid en religie. Een systematisch-historische interpretatie van een 'omstreden' geloofsartikel van K. van der Zwaag, redacteur van het Refor­mato­risch Dagblad en Zicht. Na bestudering van dit proef­schrift beval het hoofd­bestuur van de SGP het haar leden van harte aan. Abonnees van de Banier konden de studie met kor­ting bestellen.

In oktober publiceerde de De Brèsstichting het commentaar Tot publiek profijt?!, geschreven door A. van Maldegem. Onderwerp was de privatisering van de nutsbedrijven. De Stichting hield op 26 novem­ber een conferentie over de betrokkenheid van ouders en perso­neel bij het besturen van een school. Hierbij ging het vooral om de vraag wie de zeggen­schap heeft in en over de school.

Op 15 februari discussieerde H. Tanis, voorzitter van het  Landelijk Verband van Staatkundig Gereformeerde Studievereni­gingen (LVSGS)/SGP-jongeren, met CDJA-voorzitter T.J. Vlot over chris­telij­ke politiek in de 21e eeuw. Volgens Tanis was de presen­tatie van de SGP op regionaal en lokaal niveau vaak zwak; de Tweede-Kamerfractie daarentegen zou op een zorgvuldi­ge manier naar buiten treden.

Op de jaarvergadering van de SGP-jongeren van 26 maart legde Tanis na acht jaar voorzitter te zijn geweest zijn functie neer. Bij zijn af­scheid kreeg hij een bundel opstellen aange­boden, Beeld en boodschap geheten, geschreven door zijn mede­bestuursleden. Tanis werd opgevolgd door E. Dijkgraaf. Hij wilde dat de jonge­ren­organi­satie ervoor zou zorgen dat de SGP 'partij­breed fris­ser en eigen­tijdser wordt' (Reforma­to­risch Dagblad, 2 maart 1999). Volgens Dijkgraaf moest de partij zich verjon­gen.

Op 9 en 10 april hield de SGP-jongerenorganisatie een congres over sport. Binnen de moederpartij bestonden hierover ver­schillende opvattingen. Het Katwijkse gemeente­raadslid W.J. van Duijn riep op tot een open discussie in de par­tij ­over sport. Op 23 april belegden de jongeren een bijeenkomst naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de NAVO. Spreker was de oud-bevelhebber van de Nederlandse landmacht, H.A. Couzy. De SGP-jongeren startten op een bijeenkomst op 16 september de behan­deling van hun jaarthema 'Welzijn is meer dan welvaart'.  Op 19 mei bogen de jongeren zich over de vraag of hun moeder­par­tij wel 'millenniumproof' was. Op 18 oktober werd een bijeen­komst gewijd aan het mestbeleid van het paarse kabinet, en op 4 december ging het over kunst en cul­tuur.

De LVSGS/SGP-jongeren boden op 19 oktober een 'politiek pro­gramma' aan SGP-leider Van der Vlies aan. Hierin stelden zij voor het verstrekken van hypotheken door banken op basis van twee inkomens wettelijk te verbieden. De jongerenorganisatie publiceerde in 1999 drie 'Infoschet­sen'. De eerste was Normen en waarden, en ging over de Neder­landse moraal in het licht van de Bijbel. De tweede was gewijd aan recreatie en sport, en de derde aan kunst en cultuur. Daarnaast zag een 'Infokatern' het licht: Movo ergo sum? Nee dus!, van de hand van J. van Ginkel, gewijd aan het thema mobiliteit.

Op 12 juni organiseerde de Stichting Voorlichtings- en Vor­mingscen­trum (SVV) een congres over gemeentelijke herindeling voor raadsle­den, burge­meesters, wethouders, statenleden en bestuurders van kies­verenigin­gen. Tot de sprekers behoorde minister Peper van Binnenlandse Zaken. Samen met het hoofdbe­stuur van de SGP hield de SVV op 8 oktober het jaarlijkse najaarscon­gres voor raads­leden, wethouders, burge­meesters en statenleden. Thema van de bijeen­komst was het referendum.

Personalia

J. van Belzen werd op 22 september geïnstalleerd als burge­mees­ter van de gemeente Graafstroom. Hij was de zevende burge­meester van SGP-huize.

Laatst gewijzigd:09 mei 2023 11:46