Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) Geschiedenis

GPV jaaroverzicht 1998

Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 1998. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1998' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 1998, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1999), 14-94, aldaar 49-55.

Inleiding

Het GPV vierde in 1998 uitgebreid zijn vijftigjarig bestaan. Tegelijk besteedde het Verbond veel tijd aan het vormgeven van de samenwerking met de RPF, waarbij ook het zelfstandig voortbestaan van de partij in het geding kwam. Tot een besluit tot fusie tussen GPV en RPF kwam het echter niet, maar wel stelden beide partijbesturen voor bij de Tweede-Kamerverkiezingen in 2002 met één lijst en één programma uit te komen. GPV-leider G.J. Schutte zou in ieder geval deze gemeenschappelijke lijst niet aanvoeren: in maart maakte hij bekend dat hij in 2002 uit het parlement zou stappen.

Samenwerking GPV en RPF

Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1998 trokken GPV en RPF gescheiden op (wel hadden beide partijen hun lijsten samen met die van de SGP ver­bonden). In 1996 had de Generale Verbondsraad (GVR) een lijstineenschuiving afgewezen. De discussie over nauwere samen-werking ging niettemin verder. In november 1997 besloten Schutte en L.C. van Dijke, respectievelijk de voorzitter van de Tweede-Kamer-fractie van het GPV en van de RPF, samen een document op te stellen waarin de gemeenschappelijke politieke uitgangspunten zouden worden geformuleerd. Ook wilden zij aangeven hoe de beide kamerfracties na de verkiezingen in mei 1998 meer gezamenlijk konden optreden (zie ook Jaaroverzicht 1997, onder het kopje 'Samenwerking GPV en RPF'). Op 7 februari 1998 werd dit manifest Ver­nieuwing in de christelijke politiek gepresenteerd. Schutte en Van Dijke meenden dat er binnen twee jaar een beslissing moest worden genomen over een mogelijke samensmelting van beide fracties. Wel kon meteen worden begonnen met het houden van gecombineerde fractievergaderingen (in maart werd hiermee gestart). Ook zou er bij onderwerpen waarover men het eens was, voortaan één woordvoerder namens beide fracties kunnen optreden. In mei verscheen het Rapport politieke samenwerking GPV en RPF van de commissie Samenspreking. Deze commissie was in 1996 door de GVR van het GPV en het Federatiebestuur van de RPF ingesteld en bestond uit acht pro­minente leden van beide partijen. Zij diende de overeenkomsten en verschillen in de grondslagartikelen van GPV en RPF te inventariseren. Nadat de com­missie in november 1997 tussentijds verslag had uitgebracht, kreeg zij opdracht na te gaan of het formuleren van een gezamenlijke grondslag mogelijk was (zie ook Jaaroverzicht 1997, onder het kopje 'Samenwerking GPV en RPF'). Deze vraag werd in het rapport beves­tigend beantwoord. De commissie zag geen programmatische belemmeringen voor de door haar aanbevolen politieke en organisatorische integratie van beide partijen. Het rapport bevatte ook een ’proeve van een grondslag’, waarin de politieke overtuiging van zo’n nieuwe partijformatie werd gefundeerd ’op de Bijbel..., die door de Drie Formulieren van Eenheid wordt nagesproken’.

In een voorlopige reactie op het rapport meende de GVR dat de commissie vol­doende had aangetoond dat GPV en RPF in het parlement en in de lagere vertegenwoordigende organen als eenheid zouden kunnen en moeten optreden. Het GPV-bestuur wilde dan ook een lijstineenschuiving bij de volgende kamerverkiezingen aan de leden voorstellen. Over een eventuele fusie wilde de GVR zich echter nog niet uitspreken. Ook op het gebied van het door de com­missie voorgestelde ruime – op RPF-leest geschoeide -toelatingsbeleid voor leden maakte de GVR een voorbehoud.

Partijleider Schutte kantte zich tijdens de presentatie van het rapport tegen een fusie met de RPF. Hij was voorstander van samenwerking ’zonder vrijblijvend­heid, maar wel in zelfstandigheid’ (Nederlands Dagblad, 19 juni 1998). Schutte vreesde dat een volledig samengaan van de partijen ertoe zou leiden dat het confessioneel-gereformeerde karakter van het GPV verloren zou gaan. Van RPF-zijde werd tevreden gereageerd op het rapport. Partijvoorzitter A. van den Berg toonde zich echter teleurgesteld over het voorbehoud van de GVR en over Schutte’s afwijzing van een fusie. Wat het Federatiebestuur van de RPF betreft, kon er onmiddellijk tot een nieuwe formatie overgegaan worden. Een grote meerderheid van het electoraat van GPV en RPF dacht er ook zo over: uit een in februari in opdracht van de EO uitgevoerd NIPO-onderzoek bleek maar liefst 82% van de GPV-kiezers en 92% van de RPF-kiezers voorstander van een fusie.

De commissie Samenspreking had de beide partijbesturen geadviseerd een ’visie­document’ te laten opstellen, waarin een gezamenlijke politieke visie van GPV en RPF zou worden verwoord. De besturen verzochten vervolgens de direc­teuren van de wetenschappelijke bureaus R. Janssens (GPV) en R. Kuiper (RPF) een dergelijke notitie op te stellen. Dit tweetal werd bijgestaan door de Tweede-Kamerleden E. van Middelkoop (GPV) en A. Rouvoet (RPF). Eind oktober verscheen Met het oog op de toekomst: discussienota over een gezamenlijke politieke visie van GPV en RPF. De conclusie ervan was dat grondslag en poli­tieke overtuiging van beide partijen zo met elkaar overeenstemden, dat gescheiden optrekken niet langer legitiem was: integratie van GPV en RPF moest het einddoel zijn. Tegen de achtergrond van een gesecula-riseerde cultuur kon een gezamenlijk opereren een ’nieuw christelijk elan aanwakkeren’.

De GVR en het Federatiebestuur van de RPF achtten de nota een goede basis voor verdere samenwerking. Samen met het rapport van de commissie Samen­spreking diende deze als basis voor de discussie in de achterban van beide partijen. Deze zou vóór 1 april 1999 moeten zijn afgerond. Daarna zouden de partijbesturen een definitief voorstel over politieke samenwerking aan de landelijke partijvergaderingen voorleggen.

Samenwerking GPV, RPF, SGP en CDA

In 1998 kwam verschillende malen de samenwerking van GPV, RPF en SGP met het CDA ter sprake. Tijdens de campagne voor de Tweede-Kamerverkie­zingen deed CDA-lijsttrekker De Hoop Scheffer het voorstel aan deze drie partijen om een ’pact tegen paars’ te sluiten. GPV, RPF en SGP hielden echter de boot af, omdat het CDA niet bereid bleek mee te werken aan het terug­draaien van de wettelijke regelingen ten aanzien van abortus en euthanasie, waaraan de christen-democraten als regeringspartij destijds zelf hadden meegewerkt.

Na de kamerverkiezingen kwam er wel een lichte vorm van samenwerking tot stand. Op initiatief van SGP-fractieleider B.J. van der Vlies spraken de voorzitters van de kamerfracties af vooral op het terrein van onderwijs en andere ’identiteitsgebonden’ onderwerpen zoveel mogelijk gezamenlijk op te treden tegen het tweede paarse kabinet. Binnen het CDA was niet iedereen hier blij mee. Zo sprak oud-vice-voorzitter van het CDA R.H. van de Beeten zich tegen dit voornemen uit (Trouw, 8 juli 1998).

In juni voerden de jongerenorganisaties van CDA, GPV, RPF en SGP actie tegen het tweede paarse kabinet onder het motto ’Geef paars meer kleur, teken voor beter’. Het viertal stuurde een brief met vijf actiepunten naar de formateurs van het nieuwe kabinet. De brief ging vergezeld van bijna 5.500 handtekeningen.

Het oud-Tweede-Kamerlid van het GPV A.J. Verbrugh deed in het najaar een voorstel voor de vorming van een ’assemblee van de christelijke politiek’ (Nederlands Dagblad, 3 oktober 1998). In het parlement zouden GPV, RPF en SGP als één fractie moeten optreden op basis van een ’80%-programma’. Voor het resterende deel zou een eigen inbreng van de afzonderlijke partijen mogelijk moeten blijven. In een later stadium zou ook het CDA in deze assemblee be­trokken moeten worden. De reacties van de drie betrokken partijen waren voor­zichtig positief, alhoewel zeker voor de SGP het vormen van één fractie te ver ging. Ook werd betwijfeld of het CDA aan een dergelijke constructie zou kun­nen deelnemen.

De samenwerking van GPV, RPF en SGP in 1998 betrof voornamelijk de voor­bereiding van de Europese verkiezingen. Deze komt hieronder ter sprake (zie het kopje ’Europese verkiezingen’).

Gemeenteraadsverkiezingen

Het GPV nam in veel plaatsen met gecombineerde kandidatenlijsten deel aan de gemeenteraadsverkiezingen van 4 maart. De samenwerkingspartner van het Verbond was in de meeste gevallen de RPF. In een aantal plaatsen, zoals in Bunschoten/Spakenburg, Harderwijk en Wageningen, was een gemeenschappe­lijke lijst met de SGP niet mogelijk vanwege het vrouwenstandpunt van die partij. Dit behelsde dat er alleen samengewerkt mocht worden met partijen die vrouwen op hun lijst plaatsten als deze een onverkiesbare plaats innamen en de samenwerking beslist noodzakelijk werd geacht (zie hiervoor ook Jaaroverzicht 1997, onder het kopje 'Samenwerking GPV, RPF en SGP').

Het GPV behaalde 162 raadszetels, tegenover 150 in 1994. Van de twaalf zetels winst kwamen er drie voor rekening van zelfstandige lijsten van de partij. Het zogenaamde ’witte-vlekkenbeleid’ van GPV en RPF, waarbij in een aantal gemeenten met veel potentiële kiezers ook kiesverenigingen werden opgericht, leverde het GPV vijf en de RPF vier nieuwe zetels op. De winst die de kleine christelijke partijen boekten, kwam overigens volgens het Bureau Inter/View nagenoeg geheel van het CDA. Het aantal GPV-wethouders steeg met één naar dertien.

Vijftigjarig jubileum

Het GPV vierde zijn vijftigste verjaardag op grootse wijze in Apeldoorn. De festiviteiten begonnen op 3 april met een ’megafestijn’ voor jongeren. Een dag later vierde de hele partij feest. Partijvoorzitter S.J.C. Cnossen hield een jubileumrede. Er werden twee publicaties gepresenteerd. De Werkmap GPV­interactief, waarin vier politieke thema’s waren beschreven (armoede, criminali­teit en veiligheid, vluchtelingen en asielzoekers en milieu) was een geschenk van de partij aan de verenigingen. De herdenkingsbundel Het Amersfoorts cong­res van 1948 handelde over de ontstaansgeschiedenis van het GPV. De studie was geredigeerd door G. Harinck en R. Janssens en verscheen onder auspiciën van de Groen van Prinsterer Stichting, het wetenschappelijk bureau van het GPV, en het Archief-en Documen-tatiecentrum van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Naar aanleiding van de bijdrage van medehoofdredacteur van het Nederlands Dagblad J.P. de Vries ontstond enige discussie, omdat hij op grond van historisch onderzoek tot de slotsom gekomen was dat de oprichting van het GPV prematuur was geweest.

Tweede-Kamerverkiezingen

Al in 1997 had het GPV zijn kandidatenlijst en verkiezingsprogramma vast­gesteld (zie Jaaroverzicht 1997, onder het kopje 'Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen'). De verkiezings-campagne, die het Verbond samen met de RPF voerde, werd op de jubileumbijeenkomst op 4 april in Apeldoorn ingeluid. Lijsttrekker Schutte verweet in zijn toespraak het paarse kabinet dat het een a-christelijk beleid voerde, zonder mededogen voor wat zwak en weerloos was. De nadruk lag in de campagne op het sociaal beleid en op armoedebestrijding. Andere speerpunten waren de versterking van normen en waarden op basis van de Tien Geboden, en de gezinspolitiek.

De verkiezingen verliepen voor het GPV wat teleurstellend. Men had gehoopt op een derde zetel, maar met ruim 10.000 stemmen verlies wist het Verbond uiteindelijk met moeite zijn tweede zetel te behouden. Opvallend was dat de partij niet profiteerde van het verlies van het CDA. Ook van de samenwerking met de RPF ging blijkbaar geen wervende werking uit. Het blad Reformanda, spreekbuis van verontruste vrijgemaakt-gereformeerden, noemde dit nauwere contact met de Federatie zelfs als oorzaak van het stemmenverlies.

Provinciale Statenverkiezingen 1999

De voorbereidingen van het GPV op de verkiezingen voor de Provinciale Staten hadden in belangrijke mate betrekking op de samen-werking met RPF en SGP. In september traden twee bestuurs-leden van de Provinciale Contactraad (PCR) in Groningen af uit teleurstelling over het feit dat een meerderheid van de afge­vaardigden van de kiesverenigingen in de provincie het bestuursvoorstel had verworpen om een lijstineenschuiving met de RPF aan te gaan. In Noord-Hol­land kwam er nu wel een gezamenlijke lijst tot stand: GPV, RPF en SGP besloten daar samen de verkiezingen in te gaan. Vier jaar geleden was dat niet gelukt, omdat de SGP geen vrouw op de lijst accepteerde.

Europese verkiezingen 1999

In het najaar bogen de verenigingen (de afdelingen van het GPV) zich over de door de GVR opgestelde advieskandidatenlijst voor de Europese verkiezingen van 1999. De zittende Europarlementariër J. Blokland stond op de eerste plaats. Uiterlijk 1 januari 1999 moesten de stemmingen hebben plaatsgevonden, waarna de GVR de kandidatenlijst zou vaststellen.

In dezelfde periode vonden ook gesprekken plaats tussen GPV, RPF en SGP over een gemeenschappelijke kandidatenlijst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement. Al sinds 1984 werkten de drie partijen bij deze verkie­zingen samen. In 1998 bemoeilijkten enkele factoren voortzetting van de gezamenlijke lijst. Zo hadden zowel het GPV als de RPF een vrouw op hun advies-kandidatenlijst staan. Met ’pijn en moeite’ legde de SGP zich hierbij neer, aldus partijsecretaris D. Nieuwenhuis (Reformatorisch Dagblad, 29 december 1998). Mocht de situatie zich voordoen dat een vrouwelijke kandidaat werd verkozen, dan zou de SGP zich terugtrekken. Daarnaast leefde bij de RPF de wens om als grootste partij de lijsttrekker te leveren. Op 28 december kwamen de drie partijen tot overeenstemming. Besloten werd dat het GPV de kandidaat voor de eerste positie mocht aanwijzen (Blokland), de RPF nummer twee (de zittende Europarlementariër R. van Dam) en de SGP nummer drie (B. Belder). De vierde positie viel aan de RPF toe. De volgorde van de partijnamen werd gewijzigd: in plaats van ’SGP/GPV/RPF’ werd deze nu -op basis van het stemmental bij de Tweede-Kamerverkiezingen -’RPF/SGP/GPV’.

Verwante instellingen en publicaties

Eind 1997 publiceerde de Groen van Prinsterer Stichting samen met de weten­schappelijke bureaus van RPF en SGP de bundel Pionier of pelgrim? De ont­wikkelingstaak van de overheid in de visie van GPV, RPF en SGP, onder redactie van R. Janssens, R. Kuiper en J. Mulder. Op 17 oktober 1998 organiseerde de commissie Informatie-en Communicatietechnologie van de Stichting een conferentie over ’Politiek en Nieuwe Media’. De bijdragen van P. Karssenberg, D. Noort en M. de Vries op de bijeenkomst verschenen later in een gelijknamige bundel. In het najaar verscheen Kiezen voor de benoemde burgemeester, geschreven door Th. Haasdijk; en De toekomst van christelijke politieke samenwerking, met als auteurs K. Veling en L. Bezemer. In de laatst-genoemde uitgave kwam de kwestie van samenwerking dan wel fusie tussen GPV en RPF aan de orde. In december gaf de Stichting het eerste nummer van haar Nieuwsbrief uit.

In februari hield de Vereniging van GPV-bestuurders haar voorjaars-vergadering over ’5 maart – de dag na de verkiezingen’. College-vorming en het inrichten van het fractiewerk in de gemeenteraden stonden er centraal. In het najaar begon de Vereniging met het uitgeven van een driemaandelijkse Nieuwsbrief voor raads-en statenleden. Op 7 november organiseerde de Vereniging samen met de Vereniging van RPF-bestuurders voor het eerst een gezamenlijke bij­eenkomst, over het thema ’veiligheid, welzijn en christelijke politiek’.

In maart hield het scholings-en vormingsinstituut Mandaat voor de tweede keer in samenwerking met de Stichting Kader en Vorming van de RPF een kader­cursus voor raads-en statenleden.

In februari trad onenigheid aan het licht binnen de gelederen van de Gerefor­meerde Politieke Jongeren Club (GPJC; de jongerenorganisatie van het GPV). In december 1997 was – op de hoofdredacteur na -de redactie van het jonge­renblad Jeugd en Politiek opgestapt, ten gevolge van een formeel conflict met het GPJC-bestuur. Aanleiding was een niet-geplaatste brief van twee redactie­leden, waarin ze het bestuur ter verantwoording riepen over het feit dat het een standpunt had ingenomen en naar buiten gebracht over de samenwerking tussen GPV en RPF. Eerder had het bestuur dit namelijk om verschillende redenen niet willen doen.

Personalia

Op 4 april nam L. Hordijk tijdens het jublileumfeest afscheid als tweede voorzitter van het GPV. Hij was van 1977 tot 1983 en van 1988 tot 1998 lid van de Centrale Verbondsraad.

In september werd M. van der Zee de nieuwe hoofdredacteur van Ons Burger­schap. Hij volgde Cnossen op, die de functie vanaf 1994 bekleed had.

Laatst gewijzigd:25 augustus 2023 12:43