CDA jaaroverzicht 1998
Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 1998. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1998' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1998, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1999), 14-94, aldaar 31-41.
Inleiding
Het jaar 1998 bracht het CDA een grote teleurstelling. Waren de verkiezingen voor de gemeenteraden nog betrekkelijk gunstig verlopen, de Tweede-Kamerverkiezingen resulteerden in verlies. Ook het ledental bleef achteruit lopen. Zoals verwacht stond het CDA bij de formatie van het nieuwe kabinet buitenspel.
’Confrontatie met de toekomst’
Op 31 januari belegde Confrontatie met de toekomst, een jongeren-beweging binnen het CDA die mee wilde werken aan de vernieuwing van de partij, haar derde jaarlijkse bijeenkomst in Hilversum. De ’stijl van politiek bedrijven’ vormde het thema. De circa 180 deelnemers konden hun voorkeur uitspreken voor een bepaalde regeringscoalitie. Bijna eenderde koos voor de combinatie CDA en PvdA. Voor een coalitie van deze twee met GroenLinks was ongeveer een kwart geporteerd. Ook werd een ’schaduwministersploeg’ gekozen, met onder meer oud-Tweede-Kamerfractievoorzitter Elco Brinkman als minister van Binnenlandse Zaken en het Tweede-Kamerlid Ank Bijleveld-Schouten op het nieuw te vormen departement voor Gezins-zaken. Van een verkiezing van de schaduwpremier werd bewust afgezien. Men wilde het risico niet lopen dat politiek leider Jaap de Hoop Scheffer niet als eerste uit de bus zou rollen.
Wettelijk recht op deeltijdarbeid
In december 1997 was in het CDA beroering ontstaan nadat de Eerste-Kamerfractie tegen de initiatiefwet van GroenLinks had gestemd, dat het recht op deeltijdwerk vastlegde. Het CDA-Vrouwenberaad (CDAV), het Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA) en verschillende CDA-wethouders reageerden teleurgesteld op deze afwijzing van de senatoren (zie Jaaroverzicht 1997). Hierop stelde de partij een werkgroep in onder voorzitterschap van Bijleveld, die een alternatief moest opstellen. Op 6 februari 1998 presenteerde deze werkgroep de notitie Zorg echt delen. Aanzet voor een kaderregeling Zorg en Arbeid. Hierin werd voorgesteld werkgevers en werknemers twee jaar de tijd te gunnen zelf een regeling te treffen voor deeltijdwerk. Slaagden zij hierin niet, dan zouden werknemers wettelijk het recht dienen te krijgen per week een dag minder te werken. In de regeling moesten ook het ouderschaps- en zorgverlof worden opgenomen. Dit voorstel werd door de partijraad van 6 februari aanvaard en opgenomen in het verkiezingsprogramma.
Programma Tweede-Kamerverkiezingen
Centraal agendapunt van de partijraad van 6 februari was de vaststelling van het verkiezingsprogramma, Samenleven doe je niet alleen (zie Jaaroverzicht 1997), blz. 27-28). Nogal wat ingediende wijzigingsvoorstellen betroffen het asielbeleid. Verschillende gemeentelijke afdelingen wensten hier een versoepeling van het program. Zo zouden asielzoekers na afwijzing van een verblijfsvergunning het (weer in te stellen) hoger beroep in Nederland mogen afwachten. Het CDJA was hiervan ook een fervent voorstander. Het partijbestuur ontraadde echter de aanname van dit amendement, omdat ’voorkomen moet worden dat van de hoger beroepsprocedure misbruik wordt gemaakt om het voorlopig verblijf in Nederland op te rekken’ (Appèl, 28 februari 1998). De partijraad volgde met grote meerderheid het partijbestuur: mocht er al een beperkte vorm van hoger beroep komen, dan gaf zo’n procedure ’niet automatisch’ recht op verlenging van het voorlopig verblijf in Nederland.
Ook de paragraaf over de winkelsluitingswet was onderwerp van discussie. Een aantal provinciale afdelingen wilde nadrukkelijk opgenomen zien dat het aantal koopzondagen werd teruggedrongen; het partij-bestuur meende dat het voldoende was dat het program zich uitsprak voor de zondag als ’een vrije dag’. De partijraad volgde echter de provinciale afdelingen en besloot tot een aanscherping van het program.
Nadat de partijraad het gewijzigde ontwerp had vastgesteld, bekrachtigde het partijcongres een dag later het programma. Tineke Lodders-Elfferich, voorzitter van de Program-commissie en vice-partijvoorzitter, betitelde het program tevreden als ’christelijk-sociaal’. Andere partijen hadden kritiek. VVD-leider Frits Bolkestein noemde het ’een dramatisch slecht verkiezingsprogramma’, omdat de gevolgen voor de werkgelegenheid negatief zouden zijn. PvdA-lijsttrekker Wim Kok vond de door het CDA voorgestelde bezuinigingen op de arbeidsvoorwaarden in de gezondheidszorg ’gevaarlijk’ (NRC-Handelsblad, 30 april en 1 mei 1998). Ook in eigen gelederen was er onvrede. De christelijkhistorische Mr. H.K.J. Beerninkstichting meende dat de bijbel als grondslag van de partij in het program onvoldoende tot uiting kwam. Zij riep haar geestverwanten op om op de kandidaten Aart Mosterd (nummer 28) of Jan ten Hoopen (nummer 31) te stemmen, of anders op Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) of Reformatorische Politieke Federatie (RPF).
Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen
Het partijcongres stelde verder de kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen vast. In januari waren de resultaten bekend gemaakt van de schriftelijke stemming over de in oktober 1997 gepresenteerde advies kandidatenlijst (zie Jaaroverzicht 1997). Aan deze stemming had ruim 80% van de gemeentelijke afdelingen deelgenomen. Kennelijk onderschreven de meeste afdelingen de doorgevoerde vernieuwing van de kandidatenlijst, want grote wijzigingen deden zich niet voor. Als gevolg van een lobby van vrouwelijke partijleden stegen de kandidaten Maria van der Hoeven en Nancy Dankers elk een plaats, respectievelijk naar nummer vijf en acht. De volgorde van de eerste vier kandidaten bleef ongewijzigd: De Hoop Scheffer stond op de eerste plaats, gevolgd door Bijleveld, Siem Buijs en Gerda Verburg. Het partijcongres nam de advieslijst ver-volgens ongewijzigd over. Van de eerste 35 kandidaten op de lijst was minder dan de helft uit de oude Tweede-Kamerfractie afkomstig.
Campagne gemeenteraads- en Tweede-Kamerverkiezingen
Op het partijcongres van 7 februari ging de campagne voor de verkiezingen van de gemeenteraad en Tweede Kamer officieel van start. Campagneleider was Hans Schripsema. Van het campagneteam maakten verder onder meer partijvoorzitter Hans Helgers, lijsttrekker De Hoop Scheffer en zijn rechterhand, het Tweede-Kamerlid Hans Hillen, deel uit. Met twintig grote manifestaties verdeeld over het land was aan de campagne een sterke regionale invulling gegeven. Op deze bijeenkomsten stonden de landelijke lijsttrekker en de regionale kamer-kandidaten centraal. Hoofdthema’s waren gezinsbeleid, zorg, onderwijs, veiligheid en solidariteit.
In de campagne kwam de Tweede-Kamerfractie met verschillende uitwerkingen van onderdelen van het verkiezingsprogramma. Eind maart publiceerde de fractie het plan De moeite waard. Hierin werd een gerichte lastenverlichting bepleit die ten goede moest komen aan de laagste inkomens. Veel opzien baarde het door het Tweede-Kamerlid Wim van de Camp opgestelde manifest over veiligheid, Kansen bieden, grenzen stellen geheten, dat op 1 april verscheen. Hierin stelde het CDA onder andere voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van kinderen te verlagen van twaalf naar tien jaar. Binnen het CDA was niet iedereen gelukkig met deze suggestie; het kandidaat-kamerlid Jacques de Milliano vond haar ’te kort door de bocht’ (de Volkskrant, 27 april 1998). Op 8 april kwam de Tweede-Kamerfractie met het plan Meer kansen voor bedrijvigheid, waarin maatregelen werden voorgesteld om de positie van het midden-en kleinbedrijf te versterken. Op 25 april zag een plan voor de land-en tuinbouw het licht, getiteld Vertrouwen en visie. Het was samengesteld door Jos van Gennip, de directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, en het Tweede-Kamerlid Agnes van Ardenne-Van der Hoeven.
Uitslagen gemeenteraads- en Tweede-Kamerverkiezingen
De gemeenteraadsverkiezingen betekenden een licht verlies voor de christendemocraten. Vergeleken bij de raadsverkiezingen van 1994 zakte het CDA van 21,4% naar 20,2%. De partij bleef wel de grootste. Politiek leider De Hoop Scheffer vond de uitslag bemoedigend: ’geen vreugdesalvo, wel een motivatie voor 6 mei’ (Appèl, 28 maart 1998).
De kamerverkiezingen werden door het CDA met enig vertrouwen tegemoet gezien, ook al omdat de partij zich in de de opiniepeilingen wat leek te herstellen. De partijtop hoopte op een stabilisatie van het zeteltal. De uitslag op 6 mei kwam vervolgens als een mokerslag. Van zijn 34 zetels moest het CDA er vijf inleveren.
Partijvoorzitter Helgers toonde zich zeer teleurgesteld. Hij meende dat de nederlaag niets te maken had met de door hem geleide partij-vernieuwing. Het voormalige Tweede-Kamerlid Wim Mateman, die als gevolg hiervan op de kandidatenlijst het veld had moeten ruimen (zie Jaaroverzicht 1997), had deze ’vernieuwing’ op de verkiezingsavond als oorzaak voor de nederlaag aangevoerd. Hij eiste het vertrek van onder meer De Hoop Scheffer. Deze laatste zei echter de uitslag niet als ’een persoonlijke nederlaag’ op te vatten (Trouw, 7 mei 1998). Met Helgers zag hij geen aanleiding om de koers van het CDA te verleggen. De Tweede-Kamerfractie wees lijsttrekker De Hoop Scheffer na de verkiezingen vrijwel unaniem aan tot fractievoorzitter. Hillen werd fractiesecretaris.
Evaluatie verkiezingscampagne
Op 6 juni kwam de partijraad van het CDA bijeen. De verkiezingsnederlaag was het voornaamste gespreksonderwerp. In een partijnotitie werden de goede economische vooruitzichten, de relatieve onbekendheid van lijsttrekker De Hoop Scheffer en de dominantie van de overbekende VVD-en PvdA-lijstaanvoerders als factoren voor het electorale verlies genoemd. Partijvoorzitter Helgers wilde meer aandacht voor de relatie met de media en met moderne maatschappelijke organisaties als Amnesty International. De Hoop Scheffer vroeg om meer ruimte voor de Tweede-Kamerfractie. Helgers had daar geen bezwaar tegen, nu de vernieuwingsoperatie van het CDA was afgerond.
De partijraad nam een resolutie aan, waarin de Tweede-Kamerfractie werd gevraagd haar leden ’een duidelijke regionale verantwoordelijkheid te geven’. In de verschillende regio’s in het land zouden zij zo voor de achterban aanspreekbaar moeten zijn.
Inmiddels had het partijbestuur op 8 mei de ’werkgroep logistieke en technische aspecten CDA-campagnes 1998’ ingesteld, die de verkiezingscampagnes moest evalueren. Voorzitter was Gert Groenendijk, directeur van het CDA-partijbureau. Nadrukkelijk bleven de politiek-inhoudelijke koers, de kandidatenlijst en het politiek leider-schap buiten beschouwing. De werkgroep bestudeerde de verkiezingsuitslagen en sprak met partijleden die direct bij de campagne waren betrokken. Op voorstel van de partijraad van 6 juni werden ook deskundigen van buiten de partij bij de analyse betrokken.
Op 13 juli verscheen het rapport van de werkgroep, Nieuwe wegen in aanleg . De voornaamste gebreken die zij constateerde was dat de campagnecommunicatie nogal wat haperingen had vertoond en dat de campagneregie vaak ondoorzichtig was. Op beide terreinen zou het CDA een professioneler aanpak moeten doorvoeren. In concreto wees de werkgroep onder meer op de onduidelijke verkiezingsposters en de gebrekkige timing van de fractiemanifesten, waardoor deze niet goed overkwamen.
Provinciale Statenverkiezingen 1999
Op 17 december 1997 stelde het partijbestuur een commissie in die de ’Leidraad Provincieprogram 1999-2003’ moest opstellen. Voorzitter was Annie Kamp, lid van het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht. De leidraad was als hulpmiddel bedoeld voor de provinciale afdelingen bij het opstellen van hun eigen verkiezingsprogramma. Op 24 maart stelde het dagelijks bestuur de leidraad vast. Deze verscheen vervolgens in april onder de titel Provinciaal profiel, en was mede uitgegeven door de CDA-Bestuurdersvereniging. Als coördinator van de campagne voor de Statenverkiezingen werd Cees Bremmer, oud-partijsecretaris en oud-Tweede-Kamerlid, aangewezen.
Eerste-Kamerverkiezingen 1999
In juli werd bekend dat acht van de negentien leden van de fractie van het CDA in de Eerste Kamer zich niet wilden kandideren voor de Eerste-Kamerverkiezingen in mei 1999. Tot deze groep behoorden ook fractievoorzitter Luck van Leeuwen en CDA-erevoorzitter Piet Steenkamp. Als nieuwe kandidaten werden het voormalige Tweede-Kamerlid René van der Linden en vicepartijvoorzitter Lodders genoemd.
In de zomer startte het partijbestuur de kandidaatstellingsprocedure voor de Eerste-Kamerverkiezingen. Tot 1 november konden provinciale afdelingen en Statenleden kandidaten voorstellen. Partijleden konden zich ook zelf rechtstreeks aanmelden: op 27 juni verscheen een oproep van het dagelijks bestuur aan de partijleden in het ledenblad Appèl om te solliciteren wanneer men aan de profielschets meende te voldoen. Een Sollicitatiecommissie onder voorzitterschap van Dieuwke de Graaff-Nauta beoordeelde deze aanmeldingen. Begin 1999 zou het partijbestuur de advieskandidatenlijst opstellen. Inmiddels had op 19 mei het Eerste-Kamerlid Jan Hendriks bekend gemaakt dat hij had bedankt voor Senioren 2000 en tot het CDA was toegetreden. Hij had deze stap al op 1 maart gezet, maar had de verkiezingen voor de Tweede Kamer afgewacht alvorens deze in de openbaarheid te brengen.
Europese verkiezingen 1999
Een vergelijkbare procedure hanteerde het partijbestuur voor de kandidaatstelling voor de Europese verkiezingen. De gemeentelijke afdelingen konden tot 1 oktober elk maximaal vijf kandidaten voordragen; partijleden waren ook hier in de gelegenheid zelf te solliciteren (tot 1 september). Een Sollicitatiecommissie geleid door Berend-Jan van Voorst tot Voorst, Commissaris van de Koningin in Limburg, toetste de sollicitaties aan de profielschets. In september meldde de leider van de CDA-delegatie in het Europees Parlement, Hanja Maij-Weggen, dat de zittende CDA-leden behalve Pam Cornelissen en Jan Sonneveld zich weer kandidaat wilden laten stellen. Maij was zelf weer beschikbaar voor het lijsttrekkerschap. Op de ontwerpkandidatenlijst, die het partijbestuur in november vaststelde, stond zij op de eerste plaats. De partijraad van 28 november droeg haar vervolgens als lijsttrekker voor. Het partijcongres van februari 1999 diende de definitieve lijst vast te stellen.
EVP-fractie in het Europees Parlement
Begin juni besloot de fractie van de Europese Volkspartij (EVP), die de christen-democraten in het Europees Parlement organiseert, de Europarlementariërs van het door de Italiaanse mediamagnaat Silvio Berlusconi geleide Forza Italia tot zich toe te laten. Met name Duitse en Spaanse christen-democratische parlementsleden hadden hierop aangedrongen. De CDA-delegatie was een verklaard tegenstander van de toetreding van de Italiaanse partij en stemde tegen. Belgische, Luxemburgse, Italiaanse, Griekse en Ierse vertegenwoordigers tekenden eveneens verzet aan. De verontruste Benelux-delegaties richtten vervolgens op 23 juni de actiegroep Athena op. Deze groep, die ook in het EVP-partijverband weerklank vond, wilde vasthouden aan de geest van het basis-manifest van de EVP dat in 1992 in Athene werd aangenomen. ’De EVP’s christelijke karakter moet in stand bljven’, aldus Maij (de Volkskrant, 26 juni 1998).
Opvolging partijvoorzitter Helgers
Op 27 augustus deelde partijvoorzitter Helgers aan het bestuur van de partij en van de Tweede-Kamerfractie mee dat hij in het voorjaar van 1999 af zou zien van een tweede termijn als partijvoorzitter. Helgers beschouwde zijn taak, de vernieuwing van het CDA, als voltooid. ’Ik heb mijn werk gedaan. De partij komt in een nieuwe fase en daarbij hoort een nieuw gezicht’ (NRC-Handelsblad, 27 augustus 1998). In het voorjaar had Helgers, die in 1995 als voorzitter was aangetreden, nog aangekondigd beschikbaar te zijn voor een nieuwe periode in deze functie. Hij ontkende dat de verkiezingsnederlaag bij zijn besluit had meegespeeld.
Om in de opvolging van Helgers te voorzien, stelde het partijbestuur op 21 september een zogeheten Vertrouwenscommissie in onder voorzitter-schap van Ad Havermans, oud-burgemeester van Den Haag. Op basis van een door het partijbestuur vastgestelde profielschets moest deze commissie, waarvan De Hoop Scheffer ook deel uitmaakte, een kandidaat voordragen aan het dagelijks bestuur. Volgens deze schets moest de nieuwe voorzitter, die zijn functie part-time zou uitoefenen, ’de reeds ingezette veranderingsprocessen in de partij sturen en verder vormgeven’ (CD/Actueel, 26 september 1998). Verder diende deze persoon in staat te zijn de achterban te binden, het inhoudelijke debat in de partij te organiseren, een brug te slaan naar nieuwe kiezersgroepen en contacten te leggen met (nieuwe) maatschappelijke actoren.
In de herfst droeg een meerderheid van de Vertrouwenscommissie Marnix van Rij als kandidaat-voorzitter voor. Op 16 november nam het partijbestuur dit advies over. Van Rij was protestant en voorzitter van de CDA-fractie in de gemeenteraad van Wassenaar. In een reactie na zijn voordracht zei Van Rij dat het politieke primaat in het CDA lag bij de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie, De Hoop Scheffer.
Enkele dagen later lekte uit dat De Hoop Scheffer eerder op 13 november in een vergadering van het dagelijks bestuur zijn veto had uitgesproken over de kandidatuur van Pieter van Geel, lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Babant en vice-voorzitter van de commissie die het verkiezingsprogram had opgesteld. Van Geel was door een minderheid van de Vertrouwenscommissie als kandidaat naar voren geschoven, maar hij wilde de voorzittersfunctie alleen full-time bekleden. Binnen het dagelijks bestuur zou een meerderheid zijn kandidatuur hebben gesteund, maar zijn gezwicht voor het machtswoord van De Hoop Scheffer. Deze zou bang zijn geweest dat Van Geel als full-time voorzitter teveel invloed op de politieke opstelling van het CDA zou kunnen uitoefenen (NRC-Handelsblad, 30 november 1998 en de Volkskrant, 18 december 1998). Op de partijraad van 28 november kwam partijvoorzitter Helgers in aanvaring met CDJA-voorzitter Teusjan Vlot. Deze vroeg om opheldering over de gang van zaken, maar Helgers wilde geen mededelingen doen over de vertrouwelijke benoemingsprocedure. Een aantal CDJA-ers verliet daarop demonstratief de bijeenkomst. Ondanks de kritiek op de procedure droeg de partijraad Van Rij unaniem voor als kandidaat-voorzitter. Formeel kregen de afdelingen tot 1 januari 1999 de gelegenheid tegenkandidaten voor te stellen. Het partijcongres van 27 februari 1999 zou de nieuwe voorzitter kiezen.
Op 21 december gaf Helgers tijdens een zitting van het partijbestuur het CDJA tekst en uitleg over de gang van zaken. Besloten werd na te gaan hoe een meer open procedure voor de kandidaatstelling voor het voorzitterschap kon worden vastgesteld. CDJA-voorzitter Vlot was na afloop tevreden over deze toezegging.
Interview Hillen
Eind augustus raakte fractiesecretaris Hillen in opspraak. In een interview in het feministische blad Opzij (september 1998) zei hij dat het CDA ’te onzeker’ was en ’geen spetterende boodschap’ meer had. Verder meende hij dat vrouwelijke politici ’ambitieuzer’ en ’humorlozer’ waren dan hun mannelijke collega’s; ’ze moeten altijd scoren’. Ook ergerde hij zich aan het ’vreemdgaan’, dat aan het Binnenhof ’schering en inslag’ zou zijn. ’Er zijn veel pitspoezen in Den Haag’, aldus Hillen, die meende dat de media hierover vaker zouden moeten berichten. Vrouwelijke Tweede-Kamerleden reageerden verstoord op zijn uitlatingen. Het bestuur van de CDA-fractie riep zijn secretaris op het matje. Hillen zei dat zijn kritiek op de CDA-fractie niet de huidige, maar de vorige betrof. Zijn opmerkingen over vrouwelijke politici hield hij staande. De Hoop Scheffer en Helgers distantieerden zich van deze uitlatingen, maar verbonden er verder geen gevolgen aan voor Hillens positie in de fractie.
Terugtreden De Milliano
Begin november kwam het Tweede-Kamerlid De Milliano in botsing met zijn fractie. De voormalige directeur van Artsen zonder Grenzen verzette zich tegen de opvatting van de CDA-fractie dat Bosnische vluchtelingen met een A-status moesten worden teruggestuurd. In een scherpe brief aan zijn fractiegenoten gebruikte De Milliano woorden als ’politiek opportunisme’. Voor hem werd hiermee een grens overschreden (NRC-Handelsblad, 11 november 1998). De Milliano kreeg de mogelijkheid van het fractiebestuur een minderheidsstandpunt in te nemen, maar op 10 november maakte hij op een persconferentie bekend terug te treden als lid van de Tweede-Kamerfractie van het CDA. Partijvoorzitter Helgers, die zich in 1997 sterk had gemaakt voor de kandidatuur van De Milliano, zei teleurgesteld te zijn over de stap van ’zijn’ kandidaat. Een paar dagen later gaf De Milliano ook zijn kamerzetel op. Hij werd voor het CDA opgevolgd door Mosterd. Later kritiseerde de partijraad eveneens het terugzenden naar Bosnië van vluchtelingen met een A-status.
CDA-Limburg
Op 10 december verklaarde de aankomende nieuwe voorzitter van het CDA-Limburg, Léon Frissen, in het NOS-Journaal dat zijn afdeling een meer zelfstandige positie in het landelijke CDA wilde innemen. De Limburgse invloed was volgens Frissen nu te klein. Hij dacht aan een vaste plaats voor Limburg in het partijbestuur. Ook moest de kandidaatstelling voor de Tweede en Eerste Kamer veranderd worden. Verder vond hij de sfeer in de partij ’te noordelijk’ (Trouw, 11 december 1998). Frissen kreeg bijval van Headly Binderhagel, de voorzitter van het CDA-Brabant. In een reactie zei kandidaat-partijvoorzitter Van Rij er niets op tegen te hebben wanneer binnen het CDA de regionale identiteit werd versterkt. Hij vond echter een aparte christen-democratische partij in het Zuiden, net als de CSU in Beieren, niet gewenst. Op 21 december werd de kwestie in het partijbestuur besproken. Besloten werd dat Van Rij de voorzitters van de provinciale afdelingen zou bezoeken om hun wensen op dit punt te inventariseren.
Verwante instellingen en publicaties
Begin 1998 verscheen De kunst van het leven. Aanzetten tot een vernieuwde cultuurpolitiek, over de relatie tussen politiek en cultuur in de brede zin des woords. De studie was opgesteld door een werkgroep onder leiding van Pieter van Gennip, die door het partijbestuur was ingesteld. Op 31 januari organiseerde de Tweede-Kamerfractie en de CDA-delegatie in het Europees Parlement de manifestatie ’Stemmen voor landbouw en platteland’. Op deze bijeenkomst wilde het CDA tonen dat er alternatieven waren voor de door het paarse kabinet voorgestelde herstructurering van de landbouw. In het voorjaar belegden fractie en delegatie nog enkele gezamenlijke bijeenkomsten.
In maart verscheen van de hand van oud-premier Ruud Lubbers de studie Geloof in de samenleving. Christen-democratie in drie generaties: Ruijs, Klompé en Lubbers. Rode draad in het boek was de politieke emancipatie van de rooms-katholieke bevolkingsgroep. Op 7 september presenteerde het Wetenschappelijk Instituut het rapport Respect. Een christen-democratische visie op ouderenbeleid , dat was opgesteld door een commissie onder voorzitterschap van Maria van den Muijsenbergh-Geurts. Hierin werd onder meer voorgesteld het budget voor de gezondheidszorg jaarlijks met 2,4% te verhogen en de AOW aan de loonontwikkeling te koppelen. Verder zou euthanasie in het Wetboek van Strafrecht moeten blijven.
Op 2 mei organiseerde het CDJA de jongerenmanifestatie Politiek is leuk. Met een combinatie van amusement en politiek werd getracht scholieren voor het CDA te interesseren. Op 30 mei hield het CDJA zijn algemene ledenvergadering in Utrecht. Voorzitter Vlot werd hier herkozen. Op 12 december werd een bezinningsbijeenkomst belegd over de vraag hoe de christen-democratische beweging er in de volgende eeuw uit zou zien.
Op 6 februari bekrachtigde de partijraad van het CDA de benoeming van Jet Creemers tot voorzitter van het CDAV (zie Jaaroverzicht 1997). De nieuwe voorzitter hield op 21 maart een rede op de ledendag/landelijke raad van het CDAV. Op deze bijeenkomst werd gesproken over het thema ’geweld in de samenleving’. De ledendag/landelijke raad van 17 oktober was gewijd aan het onderwerp ’Europa..., veel meer dan geld alleen’. Hierbij werkte het CDAV samen met de CDA-delegatie in het Europees Parlement. Op deze bijeenkomst werd een begin gemaakt met de behandeling van het jaarthema van het CDAV: de sociale en culturele aspecten van het toekomstige Europa. De CDA-Bestuurdersvereniging belegde op 13 februari een symposium over het thema ’School en samenleving’. De ledenraadsvergaderingen hadden plaats op 4 april en 7 november. Op 10 oktober organiseerde de vereniging haar jaarlijkse conferentie, dit keer over het thema ’Interactief bestuur’.
Begin 1998 publiceerde de Eduardo Frei Stichting (EFS), de neven-organisatie van het CDA die zich bezig houdt met internationale solidariteit, de bundel Markt, milieu en samenleving. Hierin was een verslag opgenomen van een conferentie die de EFS samen met het Wetenschappelijk Instituut op 20 september 1997 had gehouden (zie Jaaroverzicht 1997). De EFS organiseerde op 26 september een conferentie over ’Ontwikkeling en religie in internationaal perspectief’. Een van de sprekers was Kees Klop, plaatsvervangend directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Volgens hem was er sprake van een ’paars offensief’ tegen organisaties op religieuze basis (Trouw, 28 september 1998). De EFS hield op 12 december een bijeenkomst over het thema ’Ontwikkeling, religie, waarheid en verzoening in Zuid-Afrika’.
Op 14 november vierde de CDA-basisgroep Sociale Zekerheid haar twaalf-eneen-half-jarig bestaan met een symposium. De titel van de jubileumbijeenkomst was ’Sociale zekerheid. Hoezo een tocht door de woestijn’. Tijdens de bijeenkomst werd de jubileumbundel Open Forum gepresenteerd, met bijdragen van onder meer Louis Flapper, de oprichter van de basisgroep.
In september publiceerde de CDA-delegatie in het Europees Parlement de bundel Een boekje open over het Europees Parlement. Negen Europarlementariërs aan het werk. De delegatieleden hadden twee maanden lang een dagboek bijgehouden, waarin zij hun werkzaamheden beschreven.
Personalia
In 1998 overleden vier voormalige leden van de Tweede-Kamerfractie van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP): op 5 mei Piet Elfferich, lid in de jaren 1963-1966 (van 1959-1963 en 1966-1979 was hij lid van de Eerste-Kamerfractie); op 27 mei Jacqueline Rutgers, lid in de jaren 1963-1967; op 27 juni Nico Geelkerken, lid van 1963 tot 1972; en op 30 augustus overleed Garmt Kieft, lid in de periode 1958-1971. Op 11 maart overleed Koos Verdam, in 1966-1967 namens de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Cals en het kabinet-Zijlstra. Hij was van 1967 tot 1970 lid van de Eerste Kamer. In 1970 werd hij tot Commissaris der Koningin in Utrecht benoemd, een functie die hij tot 1980 bekleedde.
Op 20 april overleed Pieter Maris. Van 1986 tot 1991 was hij lid van de EersteKamer.
Op 17 oktober overleed Walter Paulis. Hij maakte deel uit van de Tweede-Kamerfractie van het CDA van 1980-1981 en 1983-1994.
Laatst gewijzigd: | 06 april 2023 15:19 |