Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Verkiezingen Verkiezingen Gemeenteraad

Campagnes en uitslagen Gemeenteraadsverkiezingen

Gemeenteraadsverkiezingen 16 maart 2022 Gemeenteraadsverkiezingen 21 maart 2018 Gemeenteraadsverkiezingen 19 maart 2014 Gemeenteraadsverkiezingen 3 maart 2010 Gemeenteraadsverkiezingen 7 maart 2006

Uit: P. Lucardie, M. Bredewold, G. Voerman en N. van de Walle,'Kroniek 2006. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2006' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 2006 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2008), 15-104, aldaar 16-19.

Gemeenteraadsverkiezingen 2006

Op dinsdag 7 maart konden burgers in 419 gemeenten een nieuwe gemeenteraad kiezen – in 39 gemeenten waren de verkiezingen op een andere datum gehouden wegens herindeling. De verkiezingen zouden normaliter op woensdag 8 maart plaatsvinden, maar die dag bleek min­der geschikt omdat hij in protestantse kring als biddag voor gewas en arbeid gevierd wordt.

De meeste partijen begonnen medio januari campagne te voeren. Hoe­wel het om lokale verkiezingen ging, kregen ze onvermijdelijk een lan­delijk karakter. Niet alleen werden vaak op nationaal niveau de ver­kie­zingsthema’s vastgesteld en de campagnes gecoördineerd, ook namen veel landelijke politici deel aan de campagne, waaronder zelfs minister-president J.P. Balkenende. Zijn partij, het CDA, had op 4 maart een bustournee voor landelijke kopstukken naar de vier grote steden geor­ganiseerd. De politieke aanvoerder van de VVD, J.J. van Aartsen, had zelfs zijn politieke lot verbonden aan de uitslag van de lokale ver­kiezin­gen, zoals later zou blijken (zie verder in deze Kroniek onder VVD). Op 2 maart gingen de voorzitters van de zes grootste Tweede-Kamerfracties in Rotterdam met elkaar in debat, hetgeen werd uitge­zonden in het tele­visieprogramma ‘Twee Vandaag’.

In 2006 kwam 58,6 procent van de kiesgerechtigden naar het stemlo­kaal, wat iets meer was dan in 2002. De PvdA werd algemeen als win­naar van deze verkiezingen beschouwd. Ze haalde ruim vijfhonderd zetels meer dan in 2002 (zie tabel). In 168 gemeenten was zij de grootste partij geworden, terwijl ze dat in 2002 slechts in 58 gemeenten was. Het CDA verloor ongeveer driehonderd zetels en vormde nog slechts in 102 gemeenten de grootste fractie – in 2002 was dat nog in 147 gemeenten het geval. De VVD ging veel minder achteruit – iets meer dan honderd zetels – maar kwam wel onder de grens van veertien procent die Van Aartsen zich gesteld had. Hij zag daarin aanleiding af te treden als ‘politiek aanvoerder’ (zie verder in deze Kroniek onder VVD). Ook de lokale partijen golden als verliezers. In 2002 waren ze in 138 gemeenten de grootste partij, nu nog in negentig. In totaal haalden ze ongeveer vierhonderd zetels minder dan vier jaar eerder. Echter lang niet alle lokale partijen leden verlies. Het waren vooral de ‘leefbaren’ die zetels in moesten leveren: Leefbaar Rotterdam verloor drie van de zeventien zetels, Leefbaar Hilversum vier van de negen en Leefbaar Utrecht zelfs elf van de veertien, terwijl Leefbaar Amsterdam zijn twee zetels kwijtraakte. Sommige nieuwe lokale partijen deden het daaren­tegen juist goed. Zo trok in Zoetermeer de Lijst Hilbrand Nawijn met vijf leden de raad in en won ook de Lijst Smolders in Tilburg vijf zetels – beide lijsttrekkers waren eerder lid geweest van de LPF. De LPF zelf won zetels in Den Haag, Duiven, Eindhoven, Spijkenisse en Westland. Afgezien van Nieuw Rechts, dat één zetel in de gemeente Ridderkerk won, slaagden andere nationalistische of extreem-rechtse groeperingen er niet in zetels te winnen. De Nieuwe Communistische Partij (NCPN) leed verlies en verloor de meerderheid in haar oude bol­werk Reiderland (waar ze van vijf naar twee zetels ging).

Succesvol waren hier en daar de partijen die de belangen van etnische en religieuze minderheden wilden behartigen, zoals de Islam Democra­ten en Solidair Nederland in Den Haag. De opkomst was onder deze minderheden hoger dan in 2002. De meeste partijen hadden meer kan­didaten uit deze groeperingen opgesteld, zodat het aantal ‘allochtone’ raadsleden toenam van ruim tweehonderd tot ruim driehonderd. Overi­gens bleek uit een peiling dat de meeste kiezers van buitenlandse af­komst op inheemse Nederlanders stemden en slechts een minderheid – ongeveer veertig procent van de uit Marokko of Turkije afkomstige kie­zers, twintig procent van de Surinaamse en slechts twee procent van de Antilliaanse kiezers – een stem uitbracht op een kandidaat uit de eigen groep.

Tabel uitslag gemeenteraadsverkiezingen 2006 (in zetels en stem­per­centages)  

2002

2006

  %

zetels

%

zetels

PvdA

16,0 1.360 23,5 2.058

CDA

20,5

2.155

16,8

1.754

VVD

15,8

1.475

13,7

1.255

CU

3,1

279

3,6

635

SGP

1,7

181

1,6

GroenLinks

6,1 410 5,9 417

SP

2,8

143

5,7

333

D66

  4,2   268   2,7   147

Overige lande­lijke partijen*)

0,5

34

0,3

2.262

Lokale confessio­nele groeperin­gen**)

1,6

135

1,2

Lokale progres­sieve groepe­rin­gen

2,8

272

***)

Onafhankelijke lokale partijen

25,0

2.368

25,0

Totaal

100,1%

9.080

100,0%

8.861

*)In 2002 rekende het CBS onder de ‘overige landelijke partijen’ de Nieuwe Communistische Partij (NCPN), de Verenigde Com­mu­nistische Partij (VCP), de Verenigde Seniorenpartij (VSP) en Nederland Mobiel. In 2006 werden door de Kiesraad hieronder slechts de NCPN, de Vooruitstrevende Integratie Partij (VIP) en de Lijst Pim Fortuyn (LPF) gerekend

**)  In 2006 berekende de Kiesraad alleen de gezamenlijke lijsten van ChristenUnie en SGP, overige combinaties werden als loka­le partijen beschouwd.

***)  In 2006 werden de meeste progressieve combinaties door de Kies­raad aan de PvdA toegeschreven en verviel de rubriek ‘lokale progressieve groeperingen’.

Bronnen:

2002: Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, 2003 (statline.cbs.nl/StatWeb)

2006: Kiesraad, Den Haag, 2007 (www.verkiezingsuitslagen.nl) (per­cen­tages)

2006: NRC Handelsblad, 8 maart 2006(zeteltallen)

N.B.: Anders dan het CBS in 2002 heeft de Kiesraad in 2006 niet de raadszetels per partij opgeteld. Dagbladen doen dit doorgaans wel, maar verschillen onderling enigszins in hun berekeningen. In de tabel zijn de cijfers van NRC Handelsblad opgenomen, die ook door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gebruikt worden. Ver­ge­­lijkingen tussen 2002 en 2006 zijn hierdoor echter niet goed mogelijk. In de tekst beperken we ons derhalve tot een globale aanduiding van de zeteltallen.

Gemeenteraadsverkiezingen 6 maart 2002

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 2002. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2002' in: Jaarboek 2002 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2004), 18-180, aldaar 19-22.

Gemeenteraadsverkiezingen 2002

In 458 gemeenten werden op 6 maart gemeenteraadsverkiezingen gehouden; in de overige 38 was dat niet nodig vanwege recente ge­meen­telijke herindelingen. Evenals in 1998 en 1994 werden de raads­verkiezingen in 2002 veelal gezien als test voor de Tweede-Kamerver­kie­zingen van mei. Verlies van de drie paarse regeringspartijen – D66, PvdA en VVD – tekende zich in maart al duidelijk af. De Democraten verloren ruim 170 zetels, de VVD ruim 300 en de PvdA bijna 500 (zie tabel 1). Ook als men rekening houdt met de vermindering van het totaal aantal zetels (van ruim 10.000 naar ruim 9.000) ten gevolge van gemeentelijke herin­delingen (waardoor de uitkomsten moeilijk te verge­lijken zijn met 1998), dan zijn dit forse verliezen. De sociaal-demo­craten gingen vooral fors achteruit in hun traditionele bolwerken in het Noorden en in Rotterdam en omgeving. De liberalen leden met name in de Rand­stad aanzienlijke verliezen. Het CDA wist zijn positie daaren­tegen te handhaven: het ver­lies van krap 250 zetels is toe te schrijven aan de vermindering van het totaal aantal zetels. Bij Groen­Links en SGP betekende het beperkte verlies aan zetels re­latief een (beschei­den) voor­uitgang. De SP echter verloor meer dan verwacht had mogen wor­den. De Chris­tenUnie boekte winst, ook in absolute zin. Daarbij dient men echter te bedenken dat sommige lokale christelijke groeperingen nu onder de vlag van de Chris­tenUnie aan de verkiezingen deelnamen en dat samenwerkingsver­banden van RPF en/of GPV met SGP uit 1998 in een aantal gevallen werden ontbonden.

Ook de overige landelijke partijen behaalden meer zetels dan in 1998 – het betreft hier vooral de Nieuwe Communistische Partij (NCPN) (acht zetels) en haar afsplitsing, de Verenigde Communistische Partij (twee zetels), de Verenigde Senioren Partij (voort­gekomen uit een fusie van drie ouderenpartijen) (zes zetels) en Nederland Mobiel (twee zetels). De Centrumdemocraten verloren hun laatste zetel; hun extremere rivalen (Nieuwe Nationale Partij en de Nederlandse Volksunie) dongen ver­geefs naar zetels in een zestal gemeenten.

De grote winnaar van deze verkiezingen waren de onafhankelijke lokale partijen, die in 142 gemeenten de grootste werden. Daarbij valt vooral de snelle opkomst van par­tijen op die zich met de naam ‘Leefbaar’ tooiden. Met name het succes van Leefbaar Utrecht en Leefbaar Hilver­sum in de jaren negentig had vele andere groeperingen geïnspireerd. In totaal presenteerden zich ruim tachtig ‘leefbaarheids’-partijen, waar­van zeventien in hun gemeente de grootste werden. Het meest opzienbarend was de zege van Leefbaar Rotterdam in de Maasstad, de door W.S.P. Fortuyn aangevoerde lijst die in één keer zeventien van de 45 zetels won en de PvdA van de eerste plaats verdrong die zij vanaf 1946 onaf­gebro­ken ingenomen had. Volgens het Rotterdamse Centrum voor Onderzoek en Statistiek hield de opkomst van de nieuwe partij geen verband met lage of hoge welstand en evenmin met het aantal allochto­nen in een buurt. Overigens pro­fiteerden niet al deze partijen van de ‘leefbaar­heidsgolf’: juist de pio­nier Leefbaar Hilversum leed verlies (van veertien naar negen zetels), hetgeen wellicht te wijten was aan de deel­name van deze partij aan het college in Hilversum en aan de rol die partijleider (en wethouder) J.G. Nagel had gespeeld binnen Leefbaar Neder­land (zie in deze Kroniek onder Leefbaar Nederland).

In Amersfoort won de door een allochtoon opgerichte Onafhankelijke Lijst Özcan een zetel. Elders deden partijen van allochtonen het minder goed, al kwam de Multi­partij in Breda met 1,3% nog wel in de buurt van een zetel. Wel kwamen in enkele grote steden allochtone leden van ge­vestigde partijen via voorkeursstemmen in de raad, zodat het totaal aan­tal allochtone raadsleden in Nederland toenam van 150 in 1998 naar 208 in 2002.

In de nacht van 6 op 7 maart organiseerde de NOS een debat tussen de lijsttrekkers bij de Tweede-Kamerverkiezingen van CDA, D66, Groen­Links, PvdA, VVD èn LPF over de uitkomsten van de raadsverkiezin­gen, dat rechtstreeks op de televisie werd uitgezonden. Fortuyn kwam binnen als stralende winnaar van de gemeenteraads­ver­kiezingen; hij won vervolgens ook nog eens het debat. De leiders van de PvdA en VVD, A.P.W. Melkert en H.F. Dijk­stal, zagen er ver­moeid en ver­sla­gen uit en konden de op dreef geraakte en zich uitdagend opstellende For­tuyn nauwe­lijks weerwerk leveren. Th.C. de Graaf (D66) kwam amper in beeld. GroenLinks-aanvoerder P. Rosenmöller bood Fortuyn relatief nog het mees­te weer­werk. CDA-leider J.P. Balkenende stelde zich be­schouwend en terughoudend op. De volgende dag werd in de media veel geschreven en gesproken over de ont­luiste­rende indruk die Melkert en Dijkstal hadden gemaakt.

Vanwege de van kracht geworden Wet dualisering gemeentebestuur konden de op 6 maart verkozen raadsleden niet langer tegelijkertijd wethouder zijn. Na de afronding van de college­vorming bleek de meerderheid van de wet­houders als raadslid gekozen te zijn, slechts 9% (139 van de in totaal 1.524) kwam van buiten de raad. De collegevorming duurde langer dan vroeger, toen zes weken als maximum gold. In som­mige gemeenten werd eerst een informateur aangetrokken om de par­tijen bij elkaar te brengen. In Rotterdam viel die taak toe aan de hoogle­raar politicologie M.P.C.M. van Schendelen. In Amster­dam en andere gemeenten trad de burgemeester als informateur op.

Het CDA leverde de meeste wethouders (437). De christen-democraten namen in de meeste grote steden deel aan het college, met als belang­rijke uitzondering Nijmegen waar een links college werd gevormd van PvdA, GroenLinks en SP.

Tabel uitslag gemeenteraadsverkiezingen 2002 (in zetels)

1998

2002

CDA

2.404

2.155

VVD

1.796 1.475

PvdA

1.817

1.360

GroenLinks

430 410

ChristenUnie

  157*) 279

D66

442

268

SGP

190

181

SP

190

143

overige landelijke partijen

  27

34

lokale confessionele groe­pe­ringen

  332

135

lokale progressieve groepe­ringen

  304

272

onafhankelijke lokale partijen

2.067

2.368

totaal

10.156

9.080

*) totaal van GPV (64 zetels) en RPF (93 zetels)

Bron:Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, 2003(www.statline.cbs.nl/StatWeb).

Gemeenteraadsverkiezingen 4 maart 1998

Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 1998. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1998' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1998, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1999), 14-94, aldaar 14-17.

Gemeenteraadsverkiezingen 1998

Op 4 maart werden in 485 gemeenten nieuwe raden gekozen; in de overige 63 gemeenten vonden de raadsverkiezingen vanwege herindelingen eerder of juist later plaats. De uitslag is daardoor moeilijk met die van 1994 te vergelijken, te meer daar het totaal aantal te verdelen zetels ten gevolge van de herindelingen kleiner was geworden (zie tabel). De opkomst was in 1998 nog iets lager dan in 1994: 59,5 % respectievelijk 65,3%. Niettemin waren verschillende pogingen ondernomen om de kiezers naar de stembus te lokken: het ministerie van Binnenlandse Zaken riep via uitzendingen op commerciële radio- en televisiestations jongeren op ’vergeet niet te stemmen’; de gemeente Wijk bij Duurstede was zelfs bereid een weekend in Brussel te verloten onder de opgekomen kiezers. Vooral onder allochtone kiezers bleek uit onderzoek de opkomst beduidend lager dan vier jaar geleden, hoewel het aantal allochtone raadsleden praktisch verdubbelde.

Aan de andere kant waren waarschijnlijk ook veel xenofobe kiezers thuis gebleven, gezien de opvallende verliezen van de Centrumdemocraten (CD) en CP’86. Laatstgenoemde partij verdween uit alle raden, terwijl de CD slechts in Schiedam een zetel behield; het Nederlands Blok wist zijn zetel in Utrecht te handhaven. CD-voorzitter J.H.G. Janmaat sprak van stembusfraude; anderen wezen op de twijfelachtige reputatie van veel raadsleden uit CD en CP’86 en de toegenomen versplintering van de extreem-rechtse partijen. Naast CD en CP’86 namen immers ook nog de daarvan afgesplitste partijen Nederlands Blok respectievelijk Volksnationalisten Nederland (VNN) aan de verkiezingen deel, terwijl de voormalige leider van de verboden Nederlandse Volksunie, J. Glimmerveen, in Arnhem en Den Haag een Lijst-Glimmerveen had ingediend.

Een tweede grote verliezer was D66, die zich zowel op landelijk als op plaatselijk niveau wellicht te weinig had kunnen profileren. Het CDA leed licht verlies ten opzichte van 1994, maar bleef wel de grootste partij op lokaal niveau. De christen-democraten noemden zich dan ook met trots in tv-uitzendingen ’de grootste lokale partij van Nederland’, tot verontwaardiging van de onafhankelijke lokale partijen. De Vereniging van Plaatselijke Politieke Groeperingen (VPPG) diende een klacht in tegen het CDA bij de Reclame Code Commissie, maar deze achtte de zinsnede niet misleidend. De onafhankelijke lokale partijen boekten overigens zelf opnieuw enige winst, zij het over het algemeen minder spectaculair dan in 1994. Het meest opvallend waren wellicht de doorbraak van Leefbaar Utrecht en de groei van de Politiek Logisch Oprechte Partij (PLOP) in Assen. Laatstgenoemde groepering werd in 1994 door andere partijen vaak nog als dubieuze grap beschouwd en ondanks de entree in de gemeenteraad met vijf zetels niet als serieuze partij behandeld bij de collegevorming. In 1998 won PLOP echter acht van de 31 zetels - evenveel als de PvdA - en mocht haar oprichter, W. Homan, een wethouderspost gaan bekleden. Leefbaar Utrecht, opgericht door zanger en caféhouder H. Westbroek, won in Utrecht negen van de 45 zetels – evenveel als GroenLinks en PvdA - maar kwam niet in het college. Naast de lokale partijen slaagden ook de protestants-christelijke partijen, GroenLinks, de SP, de Fryske Nasjonale Party (FNP) en de ouderenpartijen erin hun zeteltal uit te breiden. PvdA en VVD wonnen eveneens stemmen, maar die winst vertaalde zich niet in absolute zetelwinst vanwege het kleinere totaal aan zetels vergeleken met 1994.

De Nieuwe Communistische Partij (NCPN) verloor haar absolute meerderheidin de raad van Reiderland, maar won er een zetel bij in Scheemda en handhaafdezich in Lemsterland. De Natuurwetpartij behield haar ene zetel in Lelystad, terwijl De Groenen hun zeteltal praktisch wisten te verdubbelen vanvier naar acht – zij het soms in samenwerking met andere groeperingen, zoalsin Amsterdam met de lijst Amsterdam Anders/De Groenen. De door de vroegere vakbondsleider (en PvdA-lid) J. van de Scheur opgerichte partij Solidair ’93 verloor haar zetels in Rotterdam, Haarlem en Vlaardingen. Nieuw in 1998 was Nederland Mobiel, opgericht vanuit de Stichting Pro Auto om de belangen van automobilisten en andere verkeersdeelnemers te behartigen, die vier zetels in verschillende gemeenten won.

De campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen stond evenals in 1994 grotendeels in het teken van de in mei te houden verkiezingen voor de Tweede Kamer. Landelijke politici hielden zich weliswaar aan het begin van de campagne enigszins op de achtergrond, maar gingen de laatste paar weken toch weer een vooraanstaande rol spelen. Zelfs de regionale radio- en televisieomroepen, die in 1998 van meer belang bleken dan vier jaar eerder, schonken veel aandacht aan het optreden van de landelijke partijleiders. Voor het eerst konden partijen nu reclame maken in een STER-spot op radio of televisie, maar alleen de SP maakte gebruik van die mogelijkheid. Een andere vernieuwing ten opzichte van 1994 was het toegenomen gewicht van voorkeurstemmen: in gemeenten met meer dan 20.000 inwoners was nu een kandidaat met ten minste een kwart van de kiesdeler aan voorkeurstemmen zeker van een zetel, terwijl men voordien de helft van de kiesdeler moest halen. Bij de collegevorming slaagden niet alle winnaars erin, hun zetelwinst te vertalen in wethoudersposten. PvdA en VVD kregen er wel wethouders bij, de protestants-christelijke partijen ook enkele, maar GroenLinks en de lokale partijen niet. De verliezers D66 en CDA moesten wethoudersposten inleveren. De SP, die ook fors had gewonnen, ging in drie Brabantse gemeenten deel nemen aan het college. In de meeste grote steden werden brede colleges samengesteld waaraan niet alleen PvdA, CDA of D66 en VVD, maar vaak ook GroenLinks deelnamen.

Tabel uitslag gemeenteraadsverkiezingen 1998 (in zetels)

Partij

1994a

1998b

CDA

2751

2404

PvdA

1770

1817

VVD

1724

1796

D66

982

442

GroenLinks

380

430

SGP

186

190

SP

126

190

RPF

79

93

GPV

65 64

CD

78

1

CP’86

9

0

Overige landelijke partijen

32

26

Lokale christelijke groeperingen

333

332

Lokale progressieve groeperingen

272

304

Onafhankelijke lokale partijen

2330

2067

Totaal

11117

10156

a) Deze cijfers wijken enigszins af van de gegevens die het CBS in 1994 publiceerde.

b) Inclusief tussentijdse verkiezingen 1994-1997, exclusief zestien gemeenten waar verkiezingen werden uitgesteld in verband met gemeentelijke herindelingen op 1 januari 1999.

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek der verkiezingen 1998: gemeenteraden (Voorburg/Heerlen 1999).

Gemeenteraadsverkiezingen 2 maart 1994

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 1994. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1994' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1994 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1995), 14-91, aldaar 16-19.

Gemeenteraadsverkiezingen 1994

Op 2 maart werden 622 gemeenteraden opnieuw gekozen. In veer­tien gemeenten vonden wegens herindeling de verkiezingen op een andere dag plaats. De opkomst lag met 65,3% iets hoger dan in 1990, ondanks sombere voorspellingen van opiniepeilers. De Leidse hoogleraren politicologie R. Andeweg en G. Irwin ver­klaar­den de iets hogere opkomst uit de grotere deelname van ex­treem-rechtse partijen, die in 1990 slechts in negen maar nu in 52 gemeenten kandidaten stelden (de Volkskrant, 9 maart 1994). Daardoor konden die par­tijen in 1990 thuisgebleven aanhangers naar de stembus lokken, maar stimuleerden ze wel­licht onbedoeld ook de opkomst van hun tegenstanders. Meer dan in 1990 namen allochtonen deel aan de verkiezin­gen. Marokkanen werden daarbij deze keer door hun koning aangemoedigd te gaan stemmen, die hen bij vorige gele­genheden juist ontmoedigd had.

Een andere oorzaak voor de hogere opkomst zou kunnen liggen in de Tweede-Kamerverkiezingen van mei, die als het ware hun schaduw vooruit wierpen en de algemene politieke belangstel­ling bevorderden. Voor sommige politici begon de verkiezings­campagne in januari en eindigde die pas met de Europese ver­kiezin­gen in juni. De al lang bestaande tendens, raadsverkie­zingen te zien als een opiniepeiling voor de landelijke poli­tiek, werd hier­door nog versterkt. Daartegen ontstond echter ook een reactie, die juist meer aandacht voor de lokale poli­tiek vroeg. In tal van grote en kleine steden waren lokale 'stads­partijen' opgericht, die opvallend veel succes behaal­den. In het verleden kwamen lokale partijen voornamelijk in dorpen en platte­landsgemeenten voor - en dan vooral in Brabant en Limburg - maar nu drongen ze door in de gemeenteraden van Arnhem, Assen, Enschede en Rotterdam. Soms werden ze geleid door (oud-)leden van landelijke partijen; zo kwamen bijvoor­beeld de lijsttrekkers van de Stadspartij Heerlen, Leef­baar Hilversum en de Stadspartij Rotterdam uit de PvdA. In andere gemeen­ten trokken lokale partijen aandacht door bekende perso­nen buiten de politiek op hun lijst te plaatsen; in Assen bijvoorbeeld won de Politiek Logisch Oprechte Partij (PLOP) vijf zetels mede dank zij haar 'lijstduwer', de oud-wereld­kampioen schaatsen Hilbert van der Duim.

De meeste lokale partijen richtten zich op het belang van stad of gemeente - de Fryske Nasjonale Party (FNP) op het belang van Friesland en de Friese taal - maar sommige beperkten zich tot bepaalde doelgroepen in de gemeen­te. Zo wonnen in Delft en Groningen studentenpartijen een zetel in de raad, terwijl in Tilburg, Maastricht, Hengelo en Eindhoven ouderenpartijen met succes deelnamen. In de laatste twee gevallen wierpen echter opnieuw de Tweede-Kamerverkiezingen hun schaduw vooruit en waren de gemeente­raadsverkiezingen ook bedoeld als test-case of de partijen in kwestie - het Algemeen Ouderen Verbond (AOV) en de Politieke Unie 55+ (PU55+) - de sprong naar de landelij­ke politiek zouden wagen. Datzelfde gold eigenlijk ook voor enkele andere nieuwe partijen, zoals het door oud-vakbondslei­der J. van de Scheur opgerichte Solidair'93, de op transcen­dente meditatie gerichte Natuurwetpartij en in mindere mate voor de Nieuwe Communisti­sche Partij Nederland (NCPN) en De Groenen. Genoemde vier partijen slaagden er wel in zetels te winnen in één of meer gemeenteraden - de NCPN won zelfs de meerderheid in de Groningse gemeente Reiderland - maar zouden uiteindelijk toch niet de Tweede Kamer bereiken (zie tabel).

De successen van de lokale partijen kostten de landelijke partijen natuurlijk zetels. De grootste verliezers waren CDA en PvdA, die daarmee ongetwij­feld de prijs betaalden voor hun vaak impopulaire regeringsbeleid. De oppositiepartijen VVD, D66 en GroenLinks behaalden winst, zij het niet overal. Zo verloor D66 een zetel in Amsterdam en GroenLinks in Gronin­gen en zelfs twee zetels in Amersfoort, terwijl de VVD twee zetels verloor in Oegstgeest. In Utrecht werd D66 de grootste partij, onmiddellijk gevolgd door Groen­Links en op enige afstand door de PvdA. In Amersfoort vormde D66 de grootste fractie in de raad, in Den Haag de VVD. De Democraten hadden nu in 405 gemeenten lijsten ingediend, bijna tweemaal zoveel als in 1990.

De protestants-christelijke partijen boekten over het algemeen ook winst, al dan niet in combina­tie. De RPF groeide het meest, terwijl de SGP soms zetels moest inleveren. De grootste winnaars waren echter de Socialistische Partij (SP), die haar zeteltal bijna verdubbelde (zie over de SP ook de bijdrage van P. van der Steen elders in dit Jaarboek); en vooral de Cen­trumdemocraten (CD), die hun zeteltal verzeven­voudigden. De andere extreem-rechtse groeperingen, Centrumpartij'86 (CP'86) en het Nederlands Blok - dat als een afsplitsing van de CD beschouwd kan wor­den - boekten een iets bescheidener winst.

Sommige gekozen Centrumdemocraten en CP'86-leden zouden echter hun zetel niet innemen of zouden hun partij verlaten omdat die niet aan hun verwachtingen beantwoordde; hierbij speelde sociale druk wellicht ook een rol.

Vergeleken bij 1990 steeg het aantal vrouwelijke raadsleden licht van 2387 (21,6%) naar 2475 (22,4%). Het aantal allochto­nen nam relatief iets meer toe, van 47 (0,4%) naar 65 (0,6%) .

In enkele gemeenten werden onregelmatigheden geconstateerd, zoals het ronselen van volmacht­stemmen. In de Limburgse ge­meenten Thorn en Voerendaal werden lokale politici hiervoor beboet. In Geldrop moest een wethouder aftreden toen bleek dat hij het gemeentelijk adressenbe­stand had gebruikt om jonge kiezers te werven voor zijn lokale partij.

Bij de onderhandelingen over de colleges van burgemeester en wethouders werden raadszetels niet altijd vertaald in wethou­dersposten. Zo bleven ook in 1994 CDA en PvdA overtegenwoor­digd in de colleges, zij het minder dan in 1990; van de in totaal 1813 wethouders behoorden 541 tot het CDA en 353 tot de PvdA. De VVD werd eveneens goed bedeeld - anders dan in 1990 - met 319 wethouders. D66 en GroenLinks bleven met 123 respec­tievelijk 25 wethouders ondervertegen­woordigd, evenals de onafhankelijke lokale partijen (ook al kregen deze toch 346 wethouders). De protes­tants-christelij­ke partijen konden redelijk tevreden zijn met hun 71 wethouders.

Wegens gemeentelijke herindelingen (in feite fusies) vonden tussentijdse raadsverkiezingen plaats in Noord-Beveland en Tholen op 9 november en in Sluis op 30 november. In Noord-Beveland werd het CDA de grootste partij, in Tholen de SGP. Het AOV en D66 behaalden in Tholen voor het eerst elk een zetel. In Sluis werd de VVD de grootste partij, terwijl CDA en PvdA verlies leden.

Tabel uitslag gemeenteraadsverkiezingen 1994 (in zetels)

  1990

  1994

CDA

  3515

  2741

PvdA

  2281

  1761

VVD

  1485

  1720

D66

  663

  981

GroenLinks

  300

  380

SGP

  197

  179

SP

  70   126

RPF

  48   79

CD

  11   78

GPV

   61

  65

FNP

  27

  39

NCPN (in 1990: VCN)

    1    10

CP'86

    4

    9

Groenen

    3

    4

AOV

    -

    5

PU55+

    -

    5

Solidair'93

    -

    3

Natuurwet­par­tij

    -

    1

lokale christelijke lijsten

  264

  332

lokale progressieve lijsten

  262

  272

onafhankelijke lokale partijen

  1869

  2282

overige in 1990

  10

  -

totaal

11071

11072

Bron: Verkiezingsstatistiek gemeentera­den 2 maart 1994; Cen­traal Bureau voor de Statis­tiek.

N.B.: De FNP en het AOV worden in de CBS-publikatie tot de onafhanke­lijke lokale partijen gerekend, maar zijn hier afzon­derlijk vermeld. Het aantal raadszetels is in de periode 1990-1994 met één toegenomen.

Gemeenteraadsverkiezingen 21 maart 1990

Uit: P. Lucardie, M. Nieboer en I. Noomen, ‘Kroniek 1990. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1990’ in: G. Voerman (red.), Jaarboek 1990 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1991), 14-57, aldaar 14-16.

Gemeenteraadsverkiezingen 1990

Op 21 maart 1990 werden verkiezingen gehouden voor de gemeenteraden. Het meest opvallende resultaat was de lage opkomst: 61%, lager dan ooit bij raadsverkiezingen. Volgens een enquête van het bureau Inter/View Nederland bleef maar een klein deel van de kiezers thuis uit onvrede met het gemeentelijk beleid of de Nederlandse politiek in het algemeen; de meeste niet-stemmers gaven tijdgebrek of 'omstandigheden' als redenen op. Een deel kwam wellicht niet op omdat de raadsverkiezingen in 1990 niet (zoals in 1986) sterk in het teken van de landelijke politiek stonden.

De lage opkomst schaadde waarschijnlijk vooral de grote partijen, in het bijzonder de PvdA. Het CDA boekte winst vergeleken met de raadsverkiezingen van 1986, maar verloor vergeleken met de Tweede Kamerverkiezingen van 1989. De PvdA verloor ruim 500 raadszetels ofwel 4,5% van de stemmen; ten opzichte van de Kamerverkiezingen van 1989 een verlies van ruim 4%. De klap kwam het hardst aan in de grote steden, waar de partij meer dan 10% verloor - in Almere zelfs bijna 20%. Volgens sommige waarnemers werd de PvdA hiermee gestraft voor haar 'zelfvoldane bestuurscultuur' en haar grootschalige aanpak in tal van steden ('Manhattan-plannen'). Voor zover haar ontevreden kiezers niet thuis bleven, stemden ze veelal op D66 of Groen Links, maar ook (vooral in het Zuiden) op het CDA. D66 boekte met name in de steden veel winst en wist haar zeteltal bijna te verdrievoudigen. Groen Links ging eveneens vooruit, maar minder fors. De VVD verloor ruim 200 zetels (4%), maar bleef stabiel ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezingen.

Tabel uitslag gemeenteraadsverkiezingen 1990 (in zetels)

1986

1990

CDA

3242

3317

PvdA

2775

2238

VVD

1681

1423

D66

229

651

GPV/RPF/SGP

462

545

GroenLinks

254

385

SP

41

71

FNP

21

27

CD

0

11

CP’86

4

4

Groenen

1

3

VCN

1

1

Gemeentebelangen/overige

1644

1779

Totaal

10355

10455

Bron: de Volkskrant, 23 maart 1990

Een aantal kleine links- en rechtsextreme partijen behaalde winst: zo kreeg de Socialistiese Partij (SP) er een dertigtal zetels bij en sleepten de Centrumdemocraten 11 zetels in de wacht, terwijl de Centrumpartij'86 4 zetels wist te behouden. Ook lokale partijen (gemeentebelangen) gingen vaak iets vooruit, evenals de Fryske Nasjonale Party. Het totale aantal zetels was overigens uitgebreid van 10355 tot 10455 (zie tabel). Het aandeel van vrouwelijke raadsleden nam toe van 19% (in 1986) tot 22%.

De electorate verschuivingen leidden over het algemeen niet tot grote veranderingen bij de collegevorming. In Amsterdam ontstond een college van PvdA, Groen Links, D66 en VVD; in andere grote steden bleef doorgaans het CDA binnen en Groen Links buiten het college van B en W.

In enkele gemeenten werden na maart raadsverkiezingen gehouden. In Egmond was in maart de lijstverbinding van PvdA en Groen Links niet op het stembiljet vermeld en vonden daarom nieuwe verkiezingen plaats op 23 mei. Groen Links moest daarbij een zetel inleveren, de VVD won er één bij.

In drie gemeenten ten noorden van Amsterdam werden wegens gemeentelijke herindeling nieuwe raden verkozen op 7 november. Omdat een aantal oproepkaarten een verkeerd adres van het stembureau vermeldden, moest een deel van deze kiezers in januari 1991 opnieuw het stembureau in kwestie opzoeken. Op 28 november werden eveneens wegens herindeling in enkele Limburgse en Zuid-Hollandse gemeenten raadsverkiezingen gehouden. Evenals in Noord-Holland bleef hier de opkomst laag. De resultaten vertoonden grotendeels hetzelfde patroon als de verkiezingen in maart: het CDA handhaafde zich of ging iets vooruit (met name in Limburg); de PvdA verloor, vooral in de grotere gemeenten; de VVD verloor (in Zuid-Holland) of bleef gelijk (Limburg); D66 drong in enkele gemeenten voor het eerst in de raad door; Groen Links won in Roermond twee zetels van de PvdA. Plaatselijke partijen deden het in Noord- en Zuid-Holland goed, terwijl ze zich in Limburg wisten te handhaven.

Gemeenteraadsverkiezingen 19 maart 1986

Uit: L. Koeneman, P. Lucardie en I. Noomen, 'Kroniek 1986. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1986' in: R.A. Koole (red.), Jaarboek 1986 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1987), 15-61, aldaar 15-17.

Gemeenteraadsverkiezingen 1986  

Op 19 maart vonden de vierjaarlijkse gemeenteraadsverkiezingen plaats. Hoewel plaatselijke omstandigheden natuurlijk een belangrijke rol speelden, werden deze verkiezingen veelal opgevat als een voorronde voor de Tweede Kamerverkiezingen van mei. Partijen speelden daar in hun campagne vaak op in. Het verst gingen wellicht het CDA met affiches waarop het portret van minister‑president Lubbers prijkte, en D66 met de leuze 'Straks Van Mierlo, nu...' (volgde de naam van de plaatselijke lijsttrekker). Wellicht droeg deze campagne bij tot een rela­tief hoge opkomst: 72.7%; in 1982 slechts 67.8%.    

Het electoraat verschilde enigszins van het kiezerscorps voor de Tweede Kamer, aangezien nu voor het eerst buitenlanders, mits tenminste vijf jaar in Nederland woonachtig, aan de gemeenteraadsverkiezingen deel mochten nemen; in het buiten­land woonachtige Nederlanders konden aan de verkiezingen van de Tweede Kamer wèl maar aan die van de gemeenteraden niet meedoen. Volgens een onderzoek van de Vakgroep Collectief Politiek Gedrag aan de Universiteit van Amsterdam bracht bijna de helft van de migranten in Amsterdam op 19 maart zijn of haar stem uit. Opvallend laag was de opkomst onder Marokkanen (28%), waarschijnlijk als een gevolg van de afkeuring die koning Hassan over Marokkaanse deelname aan buitenlandse verkiezingen had uitgesproken. De stemmen van de buitenlanders kwamen ‑ althans in de Amsterdamse onderzoeksgroep ‑ voorname­lijk ten goede aan de Partij van de Arbeid, in veel mindere mate aan het Christen Democratisch Appl en de kleine linkse partijen. Overigens konden buitenlandse ingezetenen zich ook kandidaat stellen voor gemeenteraden. Een twintigtal deed dat met succes. Afzonderlijke lijsten voor buitenlanders trokken echter weinig stemmen; slechts in Oss won een Lijst‑Akay een zetel.

Niet alleen onder allochtone maar ook onder autochtone kiezers deed de PvdA het goed bij deze verkiezingen. Zij bleef de grootste partij in de vier grote steden en in een aantal kleinere in het Westen en Noorden des lands, terwijl zij in zuidelijke steden als Breda, 's Hertogenbosch, Nijmegen, Maastricht en Kerkrade het CDA van de eerste plaats verdrong. Haar winst ging niet alleen ten koste van het CDA, maar ook van de kleine linkse partijen. Met name de Communistische Partij van Nederland (CPN) leed gevoelige verliezen en raakte bijvoorbeeld in haar noordelijke bolwerk Finsterwolde de meerderheid in de raad kwijt. De van de CPN afgesplitste marxisten‑leninisten die in 1985 het Verbond van Communisten in Nederland hadden opgericht, profiteerden weinig van de CPN‑verliezen. Slechts één kandidaat van het Verbond, R. Visser, wist in de Friese gemeente Lemsterland een zetel te winnen. Nog minder geluk had de linkse afsplitsing van de Pacifistisch Socialistische Partij, die als Partij voor Socia­lisme en Ontwapening in enkele gemeenten kandidaten had ge­steld maar nergens een zetel verwierf. Veel beter ging het de Socialistiese Partij, die haar zeteltal van 1982 nagenoeg verdubbelde ‑ van 21 naar 41 zetels. Hoewel nog steeds het sterkst in het Zuiden behaalde de partij nu ook zetels in steden elders, bijvoorbeeld Groningen, Utrecht en Zoetermeer. (Zie over de SP voorts de bijdrage van G. Voerman in dit Jaarboek.)

Aan de rechterkant van het partijenspectrum verging het de kleine partijen niet veel beter dan aan de linkerkant. De protestants‑christelijke partijen, die in een aantal gemeenten samenwerkten, wisten zich over het algemeen wel te handhaven. De Centrumpartij behaalde in 5 gemeenten één zetel; vergeleken met de Europese Verkiezingen van 1984 had ze ook in die ge­meenten stemmen verloren. De van haar afgesplitste Centrum‑De­mocraten behaalden geen enkele zetel. Dat gold ook voor de extremere Nederlandse Volksunie en Neerlands Herstel, die na een beroepsprocedure via de Raad van State in Den Haag respec­tievelijk Arnhem een lijst mochten indienen maar daarmee slechts 0,2% respectievelijk 0,5% van de stemmen verwierven. Bij de groep Neerlands Herstel was overigens ook de weduwe van het NSB‑Kamerlid Rost van Tonningen betrokken, die later in het jaar in opspraak zou komen door het pensioen dat zij van de overheid ontving. Bij de gemeenteraadsverkiezingen verloor het CDA, zoals reeds vermeld, stemmen aan de PvdA, met name in het Zuiden. Door de bank genomen verloor het CDA echter wei­nig, ten opzichte van 1982. Waarschijnlijk trokken de Chris­ten‑Democraten stemmen van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), die wèl ernstige verliezen leed. De Democra­ten 66 wisten zich ongeveer op het peil van 1982 te handhaven.    

Enkele gemeenten hielden hun raadsverkiezingen op een latere datum: Nieuwegein vanwege technische fouten; zeventien gemeen­ten in de Bommelerwaard en Midden‑Betuwe vanwege een gemeente­lijke herindeling.

Laatst gewijzigd:07 augustus 2023 15:49