CDA jaaroverzicht 1997
Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 1997. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1997' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 1997, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1998), 13-90, aldaar 24-34.
Inleiding
De vernieuwing van de partij waarmee het CDA al enige tijd bezig was, werd in 1997 voortgezet. De partijtop deed allerlei voorstellen om de organisatie te verbeteren en aantrekkelijker te maken. Deze inspanningen konden echter geen halt toeroepen aan het ledenverlies: het ledental van het CDA bleef dalen. De vernieuwing werd ook zichtbaar op de kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 1998. Een aantal oudgedienden keerde hierop niet meer terug. Ook politiek leider Enneüs Heerma trad in 1997 terug. Hij werd opgevolgd door Jaap de Hoop Scheffer.
Politiek leiderschap
In november 1996 had partijvoorzitter Hans Helgers aangekondigd dat hij samen met de vice-voorzitter van de partij, Tineke Lodders-Elfferich, en met Luck van Leeuwen en Heerma, respectievelijk voorzitter van de Eerste- en van de Tweede-Kamerfractie, een voordracht zou doen voor de eerste plaats op de kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 1998. Dit zou in september 1997 moeten geschieden, in dezelfde tijd dat het ontwerpverkiezingsprogram bekend zou worden. De kans dat Heerma zelf deze positie zou gaan bezetten werd niet al te groot geacht, vanwege de aanhoudende kritiek op zijn wijze van oppositievoeren (zie Jaaroverzicht 1996). Lodders gaf in een vroeg stadium openlijk te kennen dat zij het lijsttrekkerschap niet ambieerde. Zij was de favoriet van de partijtop, zo werd later door Van Leeuwen onthuld in een interview (het Parool, 5 juli 1997). Hij vertelde ook dat het viertal eveneens had gesproken met Eurocommissaris Hans van den Broek en Rabo-topman Herman Wijffels. Beiden waren echter niet beschikbaar.
Tijdens de zoektocht van de commissie naar de eerste kandidaat nam binnen de partij de kritiek toe op het feit dat het viertal zoveel tijd nodig had. Aan het begin van het jaar pleitte Barend Biesheuvel, oud-premier en oud-leider van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), één van de partijen die in 1980 in het CDA opgingen, ervoor om op korte termijn de lijsttrekker aan te wijzen. Hij kreeg bijval van Norbert Schmelzer, de gewezen leider van de Katholieke Volkspartij (KVP), een andere partij die het CDA constitueerde. Wat later volgden andere prominenten, zoals oud-premier Jelle Zijlstra en oud-minister Til Gardeniers-Berendsen. Zij meenden allen dat het CDA snel een lijstaanvoerder moest aanwijzen. Heerma en Helgers wilden aanvankelijk aan de gekozen procedure vasthouden, maar besloten onder druk van slechte opiniepeilingen deze toch te versnellen. Begin maart kondigde Heerma aan dat binnen enkele weken, 'uiterlijk voor de zomer' de voordracht van de nieuwe lijsttrekker zou komen (Trouw, 5 maart 1997).
Inmiddels had De Hoop Scheffer, als vice-voorzitter van de Tweede-Kamerfractie de tweede man achter Heerma, zich op 23 februari publiekelijk kandidaat gesteld. Tegenstanders binnen het CDA vonden hem tezeer een exponent van de rechtervleugel. Hij kreeg de steun van Dries van Agt, een andere oud-premier van CDA-huize en oud-KVP-lid die zich begin maart in het opvolgingsdebat mengde en die daarbij zware kritiek uitoefende op het functioneren van Heerma als oppositieleider.
Op 25 maart hakte het partijbestuur van het CDA de knoop door. Tijdens een spoedvergadering werd De Hoop Scheffer voorgedragen als enige kandidaat voor het lijsttrekkerschap. Heerma trad een dag later terug als voorzitter en lid van de Tweede-Kamerfractie. Hij werd in oktober voorzitter van de Branche Organisatie Arbodiensten. Heerma was ook in de race voor het burgemeesterschap van Hilversum, als opvolger van zijn partijgenote Jeltien Kraayeveld-Wouters. In november trok hij zich vanwege ernstige gezondheidsproblemen echter terug als kandidaat.
De Tweede-Kamerfractie wees De Hoop Scheffer op 27 maart als haar nieuwe voorzitter aan. Snel na zijn verkiezing keerde De Hoop Scheffer zich publiekelijk tegen de verlaging van het minimumloon, een in het CDA gevoelig punt (zie Jaaroverzicht 1996). Hij zei geen andere politieke lijn te willen volgen dan zijn voorganger Heerma: 'onze koers is niet links en niet rechts, onze koers is christen-democratisch' (NRC-Handelsblad, 15 april 1997). In de daaropvolgende maanden bepleitte De Hoop Scheffer onder meer de invoering van een inkomensafhankelijke studiebeurs. Ook hekelde hij de naar zijn mening te ver doorgeschoten privatisering in de sociale zekerheid. Het leverde hem een compliment op van het Christelijk Sociaal Platform, een beweging binnen het CDA die hechtte aan het sociale geluid van de partij en die eerder de verkiezing van De Hoop Scheffer met enige argwaan had bejegend (Trouw, 12 juli 1997).
De partijraad van 24 mei droeg De Hoop Scheffer op overtuigende wijze voor als kandidaat-lijsttrekker. Van de 152 afgevaardigden stemden er drie tegen (met verder een blanco en een ongeldige stem). Tot 17 september hadden de gemeentelijke afdelingen statutair de mogelijkheid om tegenkandidaten te stellen, maar daar werd geen gebruik van gemaakt. Het partijcongres bekrachtigde vervolgens op 27 september vrijwel unaniem de benoeming: 346 stemmen waren voor, één blanco en eveneens één ongeldig.
Na De Hoop Scheffers promotie tot het voorzitterschap wierp het kamerlid Wim Mateman zich op als kandidaat voor het vice-voorzitterschap. Naar zijn mening kwam de groep van oud-leden van de Christelijk-Historische Unie (CHU), de derde partij die bij de oprichting van het CDA betrokken was, teveel in het gedrang na het vertrek van Wim Deetman als Tweede-Kamervoorzitter eind 1996 en van W. Scholten als vice-voorzitter van de Raad van State op 1 juli 1997. De voorzitter van de senaatsfractie, de oud-CHU-er Van Leeuwen, wees de actie van Mateman af. Uiteindelijk werd eind april de protestantse Ali Doelman-Pel als vice-voorzitter gekozen.
Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen
In december 1996 had het partijbestuur een zogenaamde 'Vertrouwenscommissie' geïnstalleerd onder leiding van Ton Rombouts, die de kandidaatstelling voor de Tweede-Kamerverkiezingen moest voorbereiden (zie Jaaroverzicht 1996). De commissie moest de kandidaten voor de lijst toetsen aan een door het partijbestuur opgestelde profielschets. Zo dienden zij onder meer op 'herkenbare' wijze christen-democratisch te zijn, en ook 'gezaghebbend, aandachttrekkend, overtuigend en bevlogen'. Verder moesten zij 'kiezers weten te trekken' (CDActueel, 15 februari 1997).
De gemeentelijke afdelingen van het CDA hadden alle de gelegenheid hooguit vijf namen van kandidaten voor te dragen. Daarnaast konden personen die voor een CDA-kandidatuur in aanmerking wensten te komen, reageren op een oproep in CDActueel (15 februari 1997). Op basis van deze sollicitaties en de aanmeldingen van de afdelingen maakte de commissie een alfabetische groslijst met 347 namen op, die op 12 mei bekend werd.
Aan de hand van deze lijst stelde het partijbestuur op 29 september de advies-kandidatenlijst vast, waarbij het zich mede baseerde op de gesprekken die de Vertrouwenscommissie met de kandidaten had gevoerd. Op 13 oktober boog het 'versterkte' partijbestuur zich er nog eens over. Lijsttrekker was De Hoop Scheffer, met op de tweede plaats het Kamerlid Ank Bijleveld-Schouten. De beoogde vernieuwing van de fractie had ertoe geleid dat de helft van het aantal verkiesbare plaatsen door nieuwelingen werd ingenomen. De derde plaats was ingeruimd voor de huisarts Siem Buijs, voorzitter van de CDA-fractie in de Provinciale Staten in Zeeland. Op de achtste plaats stond Jacques de Milliano, voorzitter van Artsen zonder Grenzen. Deze laatste zei enkele dagen later in een interview dat hij het op een aantal essentiële punten niet met De Hoop Scheffer eens was (zie NRC-Handelsblad, 4 oktober 1997). Na een gesprek met de fractievoorzitter liet De Milliano weten zich voorlopig van verdere uitspraken te zullen onthouden.
Van de zittende kamerleden kreeg slechts de helft een verkiesbare plaats op de advieslijst. Een aantal niet-uitverkorenen had in het voorjaar van partijvoorzitter Helgers reeds vernomen dat voor hen geen verkiesbare plaats was weggelegd. Als criterium gold dat men niet langer dan drie zittingstermijnen (dat wil zeggen maximaal twaalf jaar) deel kon uitmaken van de Kamer. Tot deze groep behoorden Ad Lansink en René van der Linden (die beiden vanaf 1977 in de Tweede Kamer zaten; in het geval van Van der Linden met een onderbreking van 1986 tot 1988, toen hij staatssecretaris van Buitenlandse Zaken was) en Mateman (die in 1979 in de Kamer kwam). Met name Mateman en Lansink maakten regelmatig openlijk hun ongenoegen over deze gang van zaken kenbaar. Hiermee riepen zij de toorn over zich heen van de redactie van het partijblad CDActueel (26 april 1997). Zonder namen te noemen sprak deze in een commentaar over een 'gênante vertoning'. Ook Tweede-Kamervoorzitter Piet Bukman kreeg van Helgers het advies zich niet opnieuw verkiesbaar te stellen. Op 23 september liet Bukman officieel weten dat hij niet als kandidaat beschikbaar was.
Binnen de Tweede-Kamerfractie werd door sommigen kritisch gereageerd op de lijst. De door de partijvoorzitter gepropageerde vernieuwing zou te ver doorschieten. Ook de christelijk-historische Mr. H.K.J. Beerninkstichting was verontrust; haar voorzitter Leo de Snaijer meende dat er te weinig hervormde kandidaten hoog op de lijst stonden.
Daarna was het woord aan de partij: tot 16 november konden de partijleden binnen de gemeentelijke afdelingen zich over de lijst uitspreken. De uitslag van deze stemming zou op het partijcongres van 7 februari 1998 bekend worden gemaakt.
Ontwerpprogramma Tweede-Kamerverkiezingen
Op 1 juni 1996 was de Programcommissie ingesteld, die werd geleid door Lodders (zie Jaaroverzicht 1996). Bij de opstelling van het verkiezingsprogramma legde de partijtop het oor te luisteren bij de achterban. In hoorzittingen in het voorjaar en de zomer peilde men de mening van de leden. Ook vertegenwoordigers van kerkelijke en maatschappelijke organisaties konden hun opvattingen kenbaar maken. Verder werden er discussiebijeenkomsten georganiseerd waar deskundigen op bepaalde terreinen hun visie konden ontvouwen.
In een interview in Trouw (30 augustus 1997) stelde de vice-voorzitter van de Programcommissie, Pieter van Geel, dat het CDA in het verkiezingsprogram op het punt van het milieu 'een betekenisvolle stap' moest zetten en het perspectief op een 'duurzame economie' moest openen. Van Geel, die in de commissie verantwoordelijk was voor de milieuparagraaf, meende onder meer dat de lasten voor de automobilisten moesten worden verzwaard. De Hoop Scheffer zei later op het partijcongres van 27 september dat het CDA onder zijn leiding geen partij zou worden 'van het autootje pesten of de boeren aanpakken' (Trouw, 29 september 1997).
Op 14 oktober presenteerde het CDA zijn conceptverkiezingsprogram, Samen leven doe je niet alleen . Het gezin en de gemeenschap stonden hierin centraal. In het kader van het gezinsbeleid wilde het CDA in de komende kabinetsperiode meer geld besteden aan verlenging van het ouderschapsverlof en hogere kinderbijslag voor het eerste kind. Volgens De Hoop Scheffer stelde het CDA in dit program 'de persoon' in het middelpunt: 'niet als individu, maar als iemand die tot zijn recht komt in relatie met anderen' (NRC-Handelsblad, 14 oktober 1997).
De VVD reageerde afwijzend op het CDA-program. De liberale partijleider Frits Bolkestein noemde in een artikel in de Telegraaf (8 november 1997) het CDA een 'linkse' partij die op het gebied van de sociale zekerheid en de overheidsuitgaven verder ging dan de PvdA. Ook de werkgeversorganisatie VNO/NCW uitte kritiek op het program, vooral wat betreft het ontbreken van algemene lastenverlichting. Minister Ad Melkert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (PvdA) had daarentegen meer waardering voor de CDA-voorstellen. Ook de rooms-katholieke bisschoppen waren positief over het christen-democratische program: met name de gezinspolitiek werd gewaardeerd.
Het Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA) uitte zich gematigd positief over het conceptprogram. De jongerenorganisatie pleitte onder andere voor het opnemen van de instelling van een aparte minister voor 'duurzaamheid'. Deze zou de duurzame ontwikkeling binnen het kabinetsbeleid moeten bewaken en een integraal milieubeleid ontwikkelen.
Tot 10 november waren de gemeentelijke afdelingen in de gelegenheid om hun op- en aanmerkingen op het stuk door te geven aan de provinciale afdelingen. Deze gremia konden tot 8 december bij het partijsecretariaat hun reacties indienen. Het verkiezingsprogramma zou uiteindelijk worden vastgesteld op de partijraad en het partijcongres van 6 respectievelijk 7 februari 1998.
Gemeenteraadsverkiezingen
Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 1998 was door het partijbestuur in september 1996 een commissie ingesteld die een leidraad moest opstellen voor het lokale verkiezingsprogram. De commissie, die werd voorgezeten door Kees Jan de Vet, publiceerde op 10 maart de brochure Lokaal Appèl. Leidraad gemeenteraadprogram 1998-2002. Er was bewust van afgezien om een model-programma te maken om zo de verantwoordelijkheid te benadrukken die de gemeentelijke afdelingen hadden voor de invulling van hun verkiezingsprogram.
Bij de voorbereidingen van de gemeenteraadsverkiezingen in Arnhem trachtte een aantal Turken een Turkse kandidaat op een verkiesbare plaats te krijgen. In enkele maanden voorafgaande aan de kandidaatstelling waren zo'n vijftig Turken lid geworden van de Arnhemse afdeling. De kandidaat die zij naar voren schoven was echter nog niet een jaar lid van het CDA, hetgeen voorwaarde is voor een kandidatuur. De voorzitter van de afdeling zei toe het landelijk partijbestuur om een ontheffing te vragen. Een maand later trok de bewuste kandidaat zich echter terug vanwege geruchten dat hij connecties zou hebben met de extreem-rechtse Turkse organisatie Grijze Wolven.
Campagne gemeenteraads- en Tweede-Kamerverkiezingen
Met ingang van 1 maart benoemde het partijbestuur Hans Schripsema tot campagneleider voor de gemeenteraads- en Tweede-Kamerverkiezingen van 1998. De kosten van de campagne werden begroot op 2,5 miljoen gulden. Hiervan was reeds 1,5 miljoen beschikbaar. Om het resterende miljoen bijeen te brengen, startte het CDA na de voorjaarspartijraad van 24 mei een inzamelactie. In december was het bedrag binnengehaald.
Op 10 oktober belegde de werkgroep Grote Steden in Utrecht een bijeenkomst met als thema 'CDA, grote steden en de gemeenteraadscampagne van 1998'. Gespreksonderwerp was onder meer de vraag welke mogelijkheden lokale kabelkranten in de campagne boden.
Partijvernieuwing
In maart 1996 was door het partijbestuur de werkgroep Politieke partij nieuwe stijl ingesteld (zie Jaaroverzicht 1996). Deze werkgroep had als opdracht ideeën te leveren om het aantal leden van het CDA te vergroten en hun participatie in de partij te bevorderen. Uit de suggesties van de werkgroep selecteerde het partijbestuur er negen die in de praktijk zouden worden getest. Zo zou er geëxperimenteerd gaan worden met onder meer een differentiatie in het partijlidmaatschap, het verstrekken van premies bij ledenwerving, de invoering van ledenpeilingen en -raadplegingen en van het 'clubvoordeel' voor partijleden. Zestig afdelingen meldden zich voor één of meer van deze proefprojecten. De eerste van deze 'pilots' gingen in februari 1997 van start. In april publiceerde de werkgroep het 'ideenboek' Werk aan de winkel. Hierin waren adviezen opgenomen om lokale partijbijeenkomsten aantrekkelijker te maken.
Eveneens in maart 1996 was de commissie Participatie en Integratie van vrouwen in het CDA in het leven geroepen (zie Jaaroverzicht 1996). De commissie, die onder leiding stond van Gerda Verburg, moest praktische voorstellen doen om meer posities in het CDA te laten bezetten door vrouwen en om te voorkomen dat in vertegenwoordigende lichamen bij zetelverlies vooral vrouwen het veld zouden ruimen. In maart 1997 aanvaardde het partijbestuur het door de commissie geschreven 'deltaplan', dat in april onder de titel Meer partij met vrouwen werd gepresenteerd. Onder andere werd gepleit voor het opzetten van een databank en het geven van 'gendertraining' aan personen op sleutelposities in de partijorganisatie, zodat deze 'zich bewust worden van onbewuste uitsluiting van vrouwen'. Ook werd voorgesteld dat bij de verkiezingen voor de gemeenteraden en de Tweede Kamer in 1998 ten minste 40% van de gekozenen op CDA-lijsten vrouw zou moeten zijn. Commissievoorzitter Verburg werd aangesteld als projectcoördinator om de uitvoering van de plannen op de rails te zetten.
Het CDA-Vrouwenberaad (CDAV) gaf in maart samen met het CDA de brochure Alle hens aan dek uit, waarin een aantal adviezen werd gegeven om het aandeel van vrouwen in de politiek te vergroten.
'Confrontatie met de toekomst'
Ook een aantal jongeren binnen het CDA wilde een bijdrage leveren aan de partijvernieuwing. In februari 1996 was daartoe een eerste bijeenkomst belegd onder de naam 'Confrontatie met de toekomst' (zie Jaaroverzicht 1996). Een 'initiatiefgroep' organiseerde een tweede landelijke bijeenkomst op 1 februari 1997 in Amsterdam met als motto: 'wie niet kiest, verliest'. De ongeveer driehonderd aanwezige jonge CDA-leden brachten een stem uit voor een alternatieve kandidatenlijst voor de Tweede Kamer. Als eerste kwam het zittende kamerlid Bijleveld uit de bus, met 34 jaar het jongste lid van de CDA-fractie. Oud-CDJA-voorzitter Ad Koppejan bezette de tweede plaats. Verder werd er in deelsessies gediscussieerd over thema's als partijvernieuwing, milieu, zorg en het gezin. De standpunten werden verwerkt tot een pamflet, bestemd voor de commissie die het verkiezingsprogramma moest opstellen. Eerder al had de initiatiefgroep een kettingbrief met meer dan honderd ideeën voor het nieuwe verkiezingsprogram bij deze Programcommissie bezorgd.
Gezinsbeleid
In 1997 gaf het CDA verder gestalte aan het 'modern gezinsbeleid' (zie Jaaroverzicht 1996). Op 16 januari publiceerde het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA het rapport De verzwegen keuze van Nederland. Naar een christen-democratisch familie- en gezinsbeleid. Een commissie onder voorzitterschap van M. Kastelein pleitte hierin voor een gelijke behandeling door de overheid van 'duurzame zorgrelaties'. Het 'moderne gezinsbeleid' kreeg onder meer vorm door voorstellen voor meer kinderopvang, de invoering van het wettelijk recht op deeltijdwerk en voor een 'zorgloon' en 'opvoedgeld' voor de verzorgende ouders. Onder auspiciën van de stuurgroep Familie- en gezinsbeleid stond het rapport ter discussie tijdens een aantal regionale 'gezinsconferenties' die het CDA in het voorjaar hield. De resultaten van de conferenties vormden de bouwstenen voor een advies van het partijbestuur aan de partijraad. Het uiteindelijke standpunt moest vervolgens zijn weg vinden naar het verkiezingsprogramma.
In december ontstond in het CDA beroering toen de Eerste-Kamerfractie tegen het wetsontwerp stemde dat het recht op deeltijdarbeid regelde (een initiatief van GroenLinks-leider Paul Rosenmöller). Fractiewoordvoerder H. Hofstede meende dat dit een zaak was voor werkgevers en werknemers. Het CDAV reageerde ontzet: het had vantevoren de CDA-senatoren opgeroepen om vóór het ontwerp te stemmen. Het Vrouwenberaad kreeg bijval van het CDJA en de CDA-wethouders van alle grote gemeenten. Ook Kees Klop, verbonden aan het Wetenschappelijk Instituut deed zo'n appèl: als de wet zou worden verworpen, 'hoeft het CDA in de nu gestarte verkiezingscampagne niet meer over het moderne gezinsbeleid te beginnen, vrees ik' (Trouw, 9 december 1997).
Ouderenbeleid
Door de werkgroep Zorg werd de notitie Thuiszorg voor ouderen opgesteld, discussienota voor de gemeentelijke afdelingen. De bedoeling was dat deze hierover zouden discussiëren en de uitkomsten hiervan naar het partijbureau zouden sturen. Deze reacties zouden worden betrokken bij de opstelling van het verkiezingsprogram.
Het Seniorenberaad, dat op de partijraad van 23 november 1996 was ingesteld, veranderde in het najaar zijn naam in Ouderenplatform. De opzet van dit platform was om oudere partijleden meer bij de partijorganisatie te betrekken.
Partijraden en partijcongres
Op 24 mei werd in Utrecht de voorjaarspartijraad gehouden. Naast huishoudelijke zaken en de verkiezing van De Hoop Scheffer als kandidaatlijsttrekker kwam een aantal inhoudelijke thema's aan de orde die voor het CDA van belang waren met het oog op de Tweede-Kamerverkiezingen: plattelandsontwikkeling, zorg, gezin en veiligheid.
Op 27 september, voorafgaand aan het partijcongres, kwam de najaarspartijraad bijeen. De afgevaardigden herkozen Jan van Laarhoven tot vice-voorzitter van het CDA. 's Middags werd het partijcongres gehouden, dat zoals reeds vermeld De Hoop Scheffer als lijsttrekker aanwees. In zijn rede verweet de nieuwe politiek leider van het CDA het paarse kabinet geen keuzen te maken. Verder sprak de Luxemburgse minister-president Jean-Claude Juncker de aanwezigen toe.
Partijbijeenkomsten
Het Inter Cultureel Beraad (ICB) van het CDA hield op 15 maart een bijeenkomst over de vraag op welke wijze het CDA 'integratie met behoud van eigen identiteit' zou moeten invullen. Tot de sprekers behoorde de hoogleraar sociologie Anton Zijderveld. De CDA-initiatiefgroep Vluchtelingenbeleid kwam op 22 maart bijeen, onder andere om te spreken over het onderdeel vluchtelingen-, asiel- en minderhedenbeleid van het komende verkiezingsprogramma.
Verwante instellingen en publicaties
In februari publiceerde de werkgroep Veiligheid en Defensie van de commissie Buitenland de notitie Veiligheid kent geen grenzen. Het discussiestuk beoogde een lange termijn-visie te geven op het veiligheids- en defensiebeleid. Op 25 april organiseerde de Commissie Buitenland in Den Haag een conferentie over de nota. Op 28 november hield de commissie samen met de CDA-delegatie in het Europees Parlement een bijeenkomst over 'Internationaal ondernemen: investeren in markt, maatschappij en mensenrechten'.
Het CDA gaf in mei de brochure Van gulden naar euro uit. De partij wilde hiermee haar achterban informeren over de invoering van de Europese munt. Op 30 mei werd in de voormalige vergaderzaal van de Tweede Kamer in Den Haag een conferentie gehouden over de gevolgen van de toetreding tot de EMU. Tot de sprekers behoorde Wijffels. Op 21 juni hield de delegatie van het CDA in het Europees Parlement samen met het CDA-Limburg een conferentie over de uitkomsten van de Europese top in Amsterdam eerder die maand. Over het Verdrag van Amsterdam belegde de Tweede-Kamerfractie van het CDA samen met de Konrad Adenauer Stiftung van de CDU op 20 en 21 november een Europese conferentie in Den Haag. Het Wetenschappelijk Instituut publiceerde in samenwerking met de in Luxemburg gevestigde Stiftung zur Zusammenarbeit Christlicher Demokraten Europas de door Theo Brinkel en Judith Compagner geredigeerde bundel Verhalen voor Europa. Nederlandse christen-democraten over Europese integratie. Hierin waren uitspraken en teksten opgenomen van Nederlandse christen-democratische politici over de Europese eenwording uit de periode na de Tweede Wereldoorlog.
Het CDJA hield zijn algemene ledenvergadering op 31 mei. De bijeenkomst was gewijd aan Europa. Eurocommissaris Hans van den Broek hield de openingsrede. Op 4 oktober organiseerde het CDJA een studieconferentie over het jongerenbeleid. Een delegatie van het CDJA was in het weekeinde van 31 januari - 2 februari in Brussel aanwezig bij de oprichting van de Youth of the European People's Party (YEPP). De CDJA-er Jan Kees de Jager werd verkozen tot adjunct-secretaris-generaal van deze Europese jongerenorganisatie van de Europese Volkspartij (EVP).
De ledendag/landelijke raad van het CDAV had plaats op 26 april. Op deze bijeenkomst werd de discussie over het thema 'gedeelde zorg, gedeelde vreugd' afgesloten. In het middagprogram stond het internet centraal, in het kader van het nieuwe jaarthema van het CDAV, 'kennissamenleving'. In het najaar verscheen een brochure met dezelfde titel. Op deze bijeenkomst legde Marry Visser-Van Doorn het voorzitterschap van het CDAV neer. Zij was op 15 april Heerma opgevolgd als lid van de Tweede-Kamerfractie. Hanske Evenhuis-Van Essen en Ans Willemse-Van der Ploeg namen gezamenlijk het voorzitterschap waar. Aan het eind van het jaar werd J. Creemers als voorzitter aangewezen. De partijraad van 6 februari 1998 moest dit officieel bekrachtigen.
Op 14 juni kwam de ledenraad van de CDA-Bestuurdersvereniging bijeen. Er werd onder meer gesproken over de relatie van de vereniging met het CDA. De jaarlijkse conferentie van de vereniging werd gehouden op 4 oktober. Het thema was drugsbeleid. Op de najaarsvergadering van de ledenraad op 8 november werd burgemeester Deetman van Den Haag tot voorzitter benoemd. Hij was de opvolger van Jan Pastoor.
De Eduardo Freistichting, een organisatie van het CDA die zich bezig houdt met internationale solidariteit, belegde op 20 september samen met het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA een conferentie over 'markt, milieu en samenleving'. Op de bijeenkomst stond de vraag centraal hoe er een evenwicht kon worden gevonden tussen economie en ecologie en de belangen van de West-Europese landen enerzijds en die van de landen in Afrika en Midden- en Oost-Europa anderzijds. Dagvoorzitter was Schmelzer.
Personalia
Op 6 februari werd oud-minister Peter Kooijmans rechter bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. In het CDA was hij voorzitter van de commissie Buitenland. In deze functie werd hij opgevolgd door Berend-Jan van Voorst tot Voorst, gouverneur van de provincie Limburg.
Op 29 maart overleed Wilhelm de Gaay Fortman. Hij was in 1934 lid geworden van de ARP. Voor deze partij zat hij van 1960 tot 1973 in de Eerste Kamer. Vervolgens werd hij minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na de val van dit kabinet in 1977 werd hij weer lid van de Eerste Kamer. Hij zou tot 1981 senator blijven.
Op 3 juni overleed Bert Haars. Zij was in de jaren 1950-1977 voor de CHU lid van de Provinciale Staten van Utrecht (in de periode 1972-1974 maakte ze deel uit van het college van Gedeputeerde Staten). Van 1967 tot 1972 maakte Haars deel uit van de Tweede Kamer. In de jaren 1977-1981 was zij staatssecretaris van Justitie in het eerste kabinet-Van Agt.
Op 1 juli legde Willem Scholten zijn functie neer als vice-president van de Raad van State. Hij bekleedde deze positie sinds 1980. Zijn opvolger werd Herman Tjeenk Willink (PvdA). Scholten werd benoemd tot minister van Staat.
Op 1 juli volgde het CDA-lid Nout Wellink de PvdA-er Wim Duisenberg op als directeur van De Nederlandsche Bank. Wellink was sinds 1982 directeur bij deze instelling.
Op 1 september verliet oud-staatssecretaris Yvonne van Rooy de Tweede Kamer. Zij werd voorzitter van het College van Bestuur van de Katholieke Universiteit Brabant. Eerder was zij genoemd als kandidaat voor het burgemeesterschap van Tilburg als opvolger van de CDA-er Gerrit Brokx, maar deze functie ging naar de PvdA-er Johan Stekelenburg (zie in deze Kroniek onder PvdA). Van Rooy werd als Tweede-Kamerlid opgevolgd door Bob Heeringa.
Op 10 september overleed Theo Thurlings. Van 1956 tot 1983 was hij lid van de Eerste Kamer, eerst voor de KVP en later voor het CDA. In de jaren 1973-1983 was hij voorzitter van de senaat.
Op 13 november overleed Maarten Schakel. Hij had van 1964 tot 1981 zitting gehad in de Tweede Kamer, eerst voor de ARP en vanaf 1977 voor het CDA. Van 1946 tot 1986 was hij burgemeester van Noordeloos, Hoornaar en Hoogblokland.
Op 31 december legde Pieter Beelaerts van Blokland zijn functie als Commissaris der Koningin van de provincie Utrecht neer.
Laatst gewijzigd: | 10 mei 2023 09:50 |