Rudolf Agricola leerstoel voor prof. dr. K. van Berkel (2008)
Op 16 februari 2009 aanvaarde prof. dr. Klaas van Berkel, hoogleraar in de geschiedenis, de Rudolf Agricola leerstoel met een toespraak getiteld 'Academisch leven' [Academic Life]. In deze toespraak gaf hij genodigden een kijk op de manier waarop hij zijn nieuwe taak zou benaderen; het schrijven van een geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen sinds haar oprichting in 1614.
Nieuw onderzoek
De benoeming van Van Berkel tot onderzoekshoogleraar houdt verband met de wens van het College van Bestuur om in 2014, als de Groningse universiteit vierhonderd jaar bestaat, over een volwaardige geschiedenis van de instelling te beschikken. Over de geschiedenis van de universiteit is al veel geschreven. Jonckbloet vatte in 1864 de eerste 250 jaar samen, Huizinga gaf een briljante schets van de negentiende eeuw en bij de lustrumvieringen van 1964 en 1989 verschenen weer andere boeken. Van Berkel wil van deze boeken niet alleen een synthese geven, maar ook door nieuw onderzoek bepaalde aspecten beter uitdiepen (en laten uitdiepen) en natuurlijk ook het verhaal tot het begin van de eenentwintigste eeuw voortzetten.
Universiteitsgeschiedenis
Maar waar gaat universiteitsgeschiedenis over? Universiteitsgeschiedenis is niet een optelsom van de geschiedenis van onderwijs, onderzoek en bestuur en beheer; niet het naast elkaar plaatsen van het studentenleven, het doen en laten van de hoogleraren en andere docenten en tenslotte het minder zichtbare, maar niet minder belangrijke werk van de bestuurders en de politici die de wetten maakten waar de universiteit door gereguleerd werd. Het eigenlijke onderwerp van de universiteitsgeschiedenis, zo betoogt Van Berkel, is het academisch leven, die bijzondere vorm van samenleven van studenten, docenten, beambten, bestuurders en zelfs mensen die buiten het strikte domein van de universiteit stonden, de vrouw van de hoogleraar net zo goed als de koetsier op de studentenkoets, ja zelfs de Akademiekat. De wisselende vormen die deze uitgebreide academische gemeenschap in de loop der geschiedenis aannam, vormt het eigenlijke onderwerp van de geschiedenis van een universiteit.
Om zo’n geschiedenis te kunnen schrijven, kan de historicus niet volstaan met de gebruikelijke vormen van institutionele, intellectuele en sociale geschiedenis. Een essentiële aanvullende methode ontleent Van Berkel aan de antropologie: door een nauwgezette beschrijving van soms juist de alledaagse gebruiken en gewoonten zal hij erachter proberen te komen waarom de leden van de academische gemeenschap zich gedragen zoals zij zich gedragen. Hij doet daarbij regelmatig een beroep op de pétite histoire van de universiteit, de kleine anecdotes en de sterke verhalen, maar door het contrast met het ‘officiële’ verhaal kan hij zicht krijgen op hoe een academische gemeenschap werkelijk in elkaar zit. Bepaalde inwijdingsrituelen in een laboratorium zeggen iets over voor de universiteit kenmerkende diffuse grens tussen tussen het werk en het privédomein, wat weer iets onthult over hoe de hoogleraren werkelijk over hun positie dachten en op welke manier de verhouding tussen de seksen echt in het reilen en zeilen van de universiteit doorwerkte.
Van Berkel
Klaas van Berkel (1953) studeerde geschiedenis en filosofie in Groningen, promoveerde in 1983 in Utrecht op een onderwerp uit de vroegmoderne wetenschapsgeschiedenis en werkte daarna als docent en hoogleraar aan de Open universiteit en (sinds 1988) in Groningen. Hij schreef over de geschiedenis van de natuurwetenschap in Nederland sinds 1580, over de wetenschapshistoricus E.J. Dijksterhuis, over de Groningse universiteit tijdens de Duitse bezetting en over de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (waarvan hij sedert 1997 lid is). Naast zijn benoeming als onderzoekshoogleraar is Van Berkel door de Faculteit der Letteren benoemd op een naar de Groningse humanist Rudolf Agricola vernoemde speciale leerstoel.
Laatst gewijzigd: | 20 augustus 2021 12:04 |