Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) Geschiedenis

VVD jaaroverzicht 1993

Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman.'Kroniek 1993. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1993' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1993 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1994), 14-74, aldaar 65-74.

Inleiding

1993 begon voor de VVD feestelijk met de viering van haar 45-jarig bestaan. Later in het jaar braken voor de partij onrus­tige tijden aan, als gevolg van de mogelijke terugkeer van oud-par­tijleider Hans Wie­gel in de landelijke politiek.

WAO-crisis

Het jubileumfeest van de VVD op 23 januari werd overschaduwd door de afloop van de drei­gende kabi­netscrisis over de WAO. Hans Dijkstal en Robin Linschoten van de VVD-Tweede-Kamer­fractie waren na dagen van onder­handelin­gen tot over­eenstem­ming gekomen met verte­gen­woordigers van de CDA-fractie. Het principe-akkoord kreeg het jawoord van politiek leider Frits Bol­kestein. CDA-frac­tie­voorzitter Elco Brink­man wees het uiteindelijk laat op de avond van de hand (zie hierboven onder CDA), waarna de VVD met lege handen stond.

Minderheden

Ook in 1993 bracht Bolkestein de problematiek van de min­derheden ter sprake. Begin maart bepleitte hij de in­stelling door Nederland van quota voor de toelating van migranten. Het aantal toe te laten personen zou per land moeten worden beke­ken. Neder­land was een immigratie­land geworden, aldus Bol­ke­stein, en diende derhalve aan de vestiging van buitenlan­ders limie­ten te stel­len. Zonder zo'n regeling zouden huisvesting en werkgele­gen­heid in Nederland niet op peil blijven. Minister Hedy d'Ancona (PvdA) van WVC meende dat Bol­kestein zich schuldig maakte aan 'stemmingmakerij' met zijn pleidooi om de immi­gra­tie te beperken.

Begin november brak Bolkestein op een spreekbeurt een lans voor een strenger asielbeleid. Vluchtelingen uit 'veilige' landen zou de toegang tot Nederland moeten worden geweigerd. Hij meende dat Nederland op dit terrein het voorbeeld van Duitsland moest volgen.

D66 en de paarse coalitie

In maart hield Bolkestein een lezing op de Rijksuniversiteit Leiden, waarin hij D66 op de korrel nam. Volgens hem had deze partij zich de afgelopen jaren steeds meer ontwikkeld tot een traditionele sociaal-democratische partij. Hierdoor zou D66 zelf het groot­ste obstakel zijn voor de door haar gepropageer­de paarse coalitie.

Door Wiegel werd de kans op een paarse coalitie evenmin hoog in­geschat. De oud-leider van de oppositie ten tijde van het kabinet-Den Uyl ging op de 1 mei-viering van de PvdA in debat met Ed van Thijn, destijds voorzitter van de Tweede-Kamerfrac­tie van de regeringspartij PvdA (zie in deze Kroniek bij de PvdA). Wiegel stelde dat als het er op aan kwam, zowel de PvdA als de VVD voor samenwerking met het CDA zou opteren.

In oktober nodigde PvdA-voorzitter Felix Rotten­berg D66 en de VVD uit om te praten over een mogelijke paarse coalitie. Bolke­stein had hier weinig mee op en deed specu­laties over zo'n kabinet zonder CDA als 'ge­zeur' af. Regeren zonder CDA was niet zaligmakend, zo meende hij, het moest over de inhoud gaan.

Algemene vergadering

Op 14 en 15 mei hield de VVD haar jaarlijkse algemene vergade­ring. Op de agenda stonden vooral huishoudelijke zaken. In een forumdis­cussie werd gesproken over criminaliteit en onveilig­heid. De algemene vergadering nam afscheid van internationaal secre­taris Jan Dirk Blaauw (die werd opgevolgd door Hans van Baalen), ondervoorzitter Ivo Opstelten (afgelost door Jan Gme­lich Meij­ling) en penning­meester Pieter Resse­naar. Omdat de kandi­daat voor het penningmeesterschap zich had terugge­trokken, werd de aftre­dende pen­ningmeester Ressenaar ver­zocht zijn func­tie voor­lopig waar te nemen (zie over de algemene vergade­ring verder onder 'partijvoor­zitter Dian van Leeuwen-Schut').

Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen en Europese verkie­zingen

Bij de kandidaatstelling voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement werden voor het eerst de nieuwe reglementen toegepast (zie Jaaroverzicht 1991). Beide procedures ver­schilden niet wezenlijk van elkaar.  De afdelingen gaven namen van moge­lijke kandida­ten door aan het hoofdbe­stuur. Op basis van deze twee gros­lijsten - waaraan de namen van de zittende parlementariërs waren toegevoegd - stelde het hoofdbe­stuur de ontwerp-kandidaten­lijsten op. Hier­bij liet het zich adviseren door de 'Commissie Europees Parle­ment' (onder leiding van oud-europarle­mentariër Hans Nord), dan wel de 'Commissie Tweede Kamer' (onder voorzitter­schap van oud-minis­ter Gijs van Aardenne). Deze commis­sies hadden met alle kandidaten solli­cita­tiegespre­kken gevoerd. Ook de voor­zitters van de ka­mercen­trales konden nog (op 2 oktober) hun oordeel geven. Daarop stelde het hoofdbe­stuur de ontwerp-kandidaten­lijsten op 11 oktober vast. De afde­lingen en kamer­centrales konden ver­vol­gens wijzigings­voor­stellen indie­nen. Uiteindelijk zou een bui­tengewone alge­mene vergadering in fe­bruari 1994 de lijsten definitief vast­stel­len.

In oktober werd de samenstel­ling van de ontwerp-kandidaten­lijsten bekend. Bij de kamerverkiezingen was de fractie­voor­zit­ter in de Twee­de Kamer, Bolkestein, lijstaanvoer­der. Hij werd gevolgd door het kamerlid Erica Terpstra. Nieuw­komers waren onder anderen Anne Lize van der Stoel, voor­zitter van de VVD-gemeen­te­raads­fractie in Amster­dam, en Sam Cherribi. Deze kandi­daat van Marok­kaanse af­komst had op aanbeve­ling van Bol­kestein een ver­kiesbare plaats gekregen. Op de lijst ont­brak de naam van de makelaar Harry Mens. Deze had zich kandi­daat gesteld na - volgens zijn zeggen - daartoe te zijn ge­vraagd door partij­voorzitter Van Leeu­wen-Schut. In de par­tijtop was men niet zo in­ge­nomen met zijn kandi­da­tuur. Toen Mens niet op de kandida­ten­lijst voor­kwam, overwoog hij zelf een partij op te richten, de Libera­le Partij Neder­land. Uit­eindelijk zag hij van dit voor­nemen af en wilde hij steun zoeken bij de partij­afdelingen om een plaats op de kan­didaten­lijst te be­machtigen.

Lijsttrekker bij de Europese verkiezingen werd evenals in 1989 Gijs de Vries. Tweede kandidaat was het Tweede-Kamerlid Jan Kees Wieben­ga.

Partijvoorzitter Van Leeuwen-Schut

De kritiek op de stijl van leiding geven van partijvoor­zitter Van Leeuwen-Schut, de eerste be­taalde (part-time) voor­zit­ter in de geschie­denis van de VVD, hield ook in 1993 aan (zie Jaar­overzicht 1992).

Begin mei, vlak voor de algemene vergadering van 14 en 15 mei, bood het hoofd­bestuur zijn excuses aan interna­ti­o­naal se­cre­taris en Tweede-Kamerlid Blaauw aan. Blaauw was er door partij­voor­zitter Van Leeuwen-Schut van beticht oneigenlijk ge­bruik te heb­ben gemaakt van partijgelden. Zij had in dit verband tegen­over Blaauw van 'fraude' gesproken (NRC-Handels­blad, 13 mei 1993). De kascommissie stelde echter vast dat er niets on­rechtma­tigs was gedaan door de D.W. Dett­meijerstich­ting, een aan de VVD ge­lieer­de organisatie die Midden- en Oost­euro­pese zus­terpartij­en ondersteunt. Van Leeu­wen-Schut onder­schreef op de algemene vergade­ring dat er geen laak­ba­re hande­lingen waren gepleegd en erken­de dat er 'te harde ter­men' waren gevallen (de Volkskrant, 15 mei 1993).

Op 11 mei, aan de vooravond van de algemene vergadering, legde R.E. de Wit zijn functie als interim-directeur van het partij­secre­tariaat neer. In een brief aan het hoofdbe­stuur gaf hij te kennen dat zijn beslissing veel te maken had met de moeiza­me samenwerking met Van Leeuwen-Schut.

De weerstand tegen het soms eigenzinnige optreden van de par­tijvoor­zitter leefde ook aan de basis. Op de algeme­ne vergade­ring was door de kamer­centrale Drenthe een motie inge­diend, dat het lidmaat­schap van het hoofd­bestuur onver­enigbaar stelde met dat van de Staten-Generaal of het Euro­pees Parle­ment. Het voorstel leek te zijn gericht tegen Van Leeu­wen-Schut, die deel uit­maakte van de Eerste Kamer. De kamercen­trale trok op de algeme­ne vergadering de motie in. Wel werd een motie van de afdeling Maassluis aangenomen, waarin werd ge­vraagd dat de meningsverschillen in de partijtop snel zouden worden bijge­legd en niet in de media zouden worden uitgevochten.

Vanwege de deining was de avond vóór de algemene vergade­ring het hoofdbe­stuur in een extra 'Periodiek Overleg' met de voor­zitters van de kamercentrales bijeengeko­men. Onder andere werd gesproken over het voornemen van Van Leeuwen-Schut om het da­gelijks bestuur van de partij te concentreren in een presi­dium van twee à drie perso­nen. Dit plan had mede bijgedragen tot de onrust. Bij het overleg was ook politiek leider Bolkest­ein aan­wezig, die aandrong op rust in de partij.

Kandidatuur van Wiegel

Op 28 april bezochten de voorzitters van de kamercentrales Drenthe, Gelderland en Overijssel (namens tien kamercentrale­voorzitters) de Com­missaris van de Koningin Wiegel met de vraag of hij eventu­eel een plaats op de kandida­tenlijst voor de Tweede-Ka­merver­kie­zingen wilde innemen. In de opiniepeilin­gen bleek de oud-partijleider nog altijd een zeer populair po­liticus. Wie­gel hield de boot af, zonder dat hij overi­gens de deur geheel sloot: in het najaar moest men maar eens terug­ko­men.

Achter de schermen werd echter doorgepraat over een mogelijke come-back van Wiegel. Begin juni vroeg Van Aardenne, de voor­zitter van de Commis­sie Tweede Kamer, aan par­tijvoorzitter Van Leeuwen-Schut om met Wiegel een ge­sprek te hebben over zijn mo­ge­lijke be­schik­baar­heid. Van Leeuwen-Schut gaf aan dit ver­zoek geen gehoor. De kwestie kwam ook ter sprake op een bij­eenkomst van het hoofd­bestuur, de voorzitter van de VVD-Eer­ste-Kamer­frac­tie David Luteijn en de voorzit­ters van de kamer­cen­trales, op 19 juni in Garde­ren. In afwezigheid van Bolkestein werd toen op insti­ga­tie van Luteijn en Van Leeuwen-Schut beslo­ten om Wiegel niet als kandi­daat toe te voegen aan de groslijst voor de kamer­ver­kie­zingen (de Volkskrant, 19 augus­tus 1993). Begin juli meldde Van Leeuwen-Schut dit aan Wiegel. Volgens haar was het hoofdbestuur bij zijn besluit ervan uitgegaan dat Wiegel geen Tweede-Kamerlid­maat­schap ambieerde. In zijn reactie vroeg Wiegel zich af waarom het hoofdbestuur voor zijn besluit geen 'vertrouwvol gesprek' met hem had gehad (de Volkskrant, 19 au­gustus 1993). Van Leeuwen-Schut liet daar­op weten dat zoiets zou kun­nen worden uitgelegd als een gebrek aan vertrouwen van het hoofdbestuur in de beoogde lijsttrek­ker Bolkestein. Ze vroeg Wiegel wel of hij beschik­baar was voor een eventuele minis­ters­post in een volgend kabinet.

De roep in de VVD om Wiegel was daarmee niet verstomd. Het Eerste-Kamerlid en oud-partij­voorzitter Leendert Ginjaar liet in een inter­view in Elsevier (7 augustus 1993) weten dat Wiegel terug moest keren in de Nederlandse politiek. Voor Wiegel hoefde het echter allemaal niet meer. De hoofdrol­spe­ler liet weten dat het lijsttrekker­schap voor hem 'een gepasseerd station' was. 'Allerlei mensen zouden een enorm gezichtsver­lies lijden als ik mij beschik­baar zou stel­len. Daar is de partij mij te dier­baar voor', aldus Wiegel in Elsevier (21 augustus 1993). Toen elf van de achttien kamer­centralevoorzit­ters een op­roep deden aan het hoofdbe­stuur om Wiegel alsnog te vragen zich kandidaat te stel­len, liet hij op 23 augustus weten niet terug te zullen keren naar Den Haag. Hij riep op de rijen te sluiten achter de beoogde lijst­trekker Bol­kestein. Na een gesprek die avond met Bol­ke­stein gaf Wiegel te kennen geen rol te zullen spelen in de ver­kiezingscam­pagne.

Door haar handelwijze bij de mogelijke kandidatuur van Wiegel raakte de positie van partijvoorzitter Van Leeuwen-Schut in het ge­ding. Op 28 augustus moest zij op een speciale bijeen­komst van het hoofd­bestuur, de Tweede-Ka­merfractie en de ka­mer­centrale­voorzitters in Garderen ver­ant­woording afleggen. Van Leeuwen-Schut ver­weerde zich tegen de kritiek door mee te delen dat zij ver­schillende keren tever­geefs had geprobeerd om een afspraak met Wiegel te maken. Bol­kestein hield de aanwezi­gen voor dat het afgelopen moest zijn met 'het getoeter' van pro­minente VVD-ers in de media; hij wilde rust in de partij. Wat later werd bekend dat de kamer­centralevoor­zitters Van Leeuwen-Schut de wacht hadden aange­zegd en dat zij in mei 1994, wanneer haar termijn als partij­voor­zitter afliep, niet voor her­­verkiezing in aanmerking zou komen. Na een rondtocht langs een tiental kamercentrale­voor­zitters liet Van Leeuwen-Schut op 6 september aan het hoofdbe­stuur weten in mei 1994 af te zullen treden en zich dus niet her­kiesbaar te stellen.

Enkele maanden nadat hij had bekend gemaakt niet in de lan­de­lijke politiek te zullen terugkeren, kwam Wiegel in het open­baar op de zaak terug. In november gaf hij bij de presentatie van het boek Hans Wiegel en het spel om de macht ronduit toe, graag te zijn teruggekeerd in de lande­lijke poli­tiek. Bolke­stein was voor Wiegel degene die dat had geblokkeerd; Van Leeu­wen-Schut was slechts de boodschapper geweest. Hij zei te­leurge­steld te zijn in het hoofdbestuur, wiens handelwijze hij 'niet zo dapper' noemde (NRC-Handels­blad, 4 november 1993).

Half november bood Wiegel zijn ontslag aan als Commissaris van de Koningin in Friesland. Hij had deze functie sinds 1982 ver­vuld. Met ingang van 1 februari 1994 werd hij voorzitter van het Kontaktorgaan Landelijke Organisaties van Ziektekos­tenver­zekeraars (KLOZ).

Opvolging Van Leeuwen-Schut

Nadat Van Leeuwen-Schut had aangekondigd zich in mei 1994 niet verkies­baar te stellen voor het partijvoorzitterschap, werd een commis­sie ingesteld onder leiding van Henk Koning (voor­zitter van de Alge­mene Rekenkamer). Deze commissie moest het hoofdbestuur adviseren bij de voor­dracht van kandidaten voor het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap (de funge­rende ondervoorzitter Gmelich Meij­ling stelde namelijk met Van Leeu­wen-Schut zijn functie in mei 1994 ter beschikking). De commissie stelde oud-staatssecre­taris van Defensie Willem Hoek­zema (momenteel burgemees­ter van Hui­zen) voor als kandidaat voor de functie, die als deel­tijd­baan vervuld zou moeten wor­den. Rolf Haafkens werd voorgedragen voor de vacature van onder­voorzit­ter.

Verkiezingsprogramma Tweede-Kamerverkiezingen

In september verscheen het ontwerp-verkiezingsprogramma Neder­land moet weer aan de slag, opge­steld door een commissie onder voorzitter­schap van Luteijn, de voorzitter van de VVD-senaats­fractie. Het ontwerp bestond uit een negental korte paragra­fen, met daarop een uitgebreide toelichting. Voorgesteld werd zeven­tien miljard gulden extra te bezui­nigingen, onder andere door te korten op de uitke­ringen. Het minimumloon zou afge­schaft dienen te worden. Extra geld moest worden uitgetrok­ken voor onder meer de misdaadbestrij­ding en voor verlaging van het financie­rings­te­kort. Door middel van 'inbur­gerings­contrac­ten' wilde de VVD minderheden integreren. Het idee van Bol­ke­stein om voor­keur­stemmen een zwaar­der gewicht te geven (zie hierna onder 'voorkeurstemmen'), was eveneens in het pro­gram opgenomen. Ook werd de invoering van een correc­tief re­ferendum bepleit.

PvdA en D66 namen scherp stelling tegen het VVD-program. De werk­geversorganisaties VNO en NCW toonden zich ingenomen; de werkne­mersorganisaties FNV en CNV reageerden uitgesproken ne­gatief. In de pers werd van een 'ruk naar rechts' van de VVD gespro­ken. Op de partij­raad van 25 september werd besloten om aan het negen punten tellen­de program een tiende toe te voe­gen. Op voorstel van de Tweede-Kamer­fractie besloot de partij­raad een half miljard gulden extra te reserveren voor de zorgsector. Volgens het kamerlid Terpstra was dat gebeurd om zo een sterker 'sociaal gezicht' te laten zien (NRC-Han­dels­blad, 27 september 1993). Voor het overige ging de partij­raad akkoord met het ontwerp, zij het dat het correc­tie­ve referen­dum bij een meer­derheid niet goed viel.

Later besloot de pro­gramcommissie onder druk van de achterban het punt van de afschaffing van het minimumloon te laten va­ren. In plaats daarvan werd verlaging van het minimumloon voorgesteld. De algeme­ne ledenver­gadering van januari 1994 zou het laatste woord spreken over het program.

Verkiezingsprogramma Europese verkiezingen

Op 9 oktober boog de partijraad zich over het ontwerp-program voor de Europese verkiezingen. Eerder al was dit door de par­tijcommissies bespro­ken. Het congres van de Euro­pese Libe­ralen en Democra­ten (ELDR) stelde op 10 decem­ber in Engeland het verkiezings­pror­gamma van de Euro­pese liberalen uiteinde­lijk vast. De VVD was tevreden over haar inbreng: een aantal van haar amen­demen­ten over het vei­lig­heids- en monetai­re beleid werden aangeno­men. Ook een reso­lutie over onder andere de po­sitie van het Nederlands als of­ficiële taal in de Europe­se Unie werd aan­vaard.

Voorkeurstemmen

In juni onthulde Bolkestein in het gebouw van de Tweede Kamer een borstbeeld van Thorbecke, een geschenk van de VVD-fractie aan het parlement. Bij die gelegenheid lanceerde Bolkestein een voorstel om de kiezer bij de verkie­zingen meer invloed te ge­ven, door de partijen geen rangschikking meer op de kandida­ten­lijsten te laten aanbrengen. De volgor­de zou door loting of op alfabet kunnen plaatsvinden. Door het uitbrengen van voor­keur­stemmen zouden de kiezers kunnen laten merken wie ze het meest geschikt von­den om hen te vertegen­woordi­gen. 'Kandidaten kunnen dan niet meer op de slippen van hun lijsttrek­ker de Kamer betreden, maar dienen zich een eigen achterban te ver­werven', aldus Bolkestein (de Volks­krant, 2 juni 1993). De partijen zouden nog wel de lijst­trek­ker moeten aanwij­zen.

Het idee van Bolkestein kwam overeen met een suggestie van het oud-Kamerlid voor de CPN Marius Ernsting (GroenLinks). Deze had het inge­bracht in de commis­sie-De Koning over staatkundige vernieu­wing, waar­van hij deel uitmaakte. De commissie wilde er niet aan, omdat zij vreesde dat de verkiezingscampagne te persoonlijk zou worden.

Partijbijeenkomsten

Op 3 april kwam de partijraad bijeen met als thema het oude­renbeleid. De discussie vond plaats aan de hand van het rap­port Ouderen in beweging, opgesteld door de werkgroep-Ouderen­beleid onder voorzitter­schap van de burgemeester van Zwolle, Loek Hermans. De partijraad sprak de wens uit dat het hoofdbe­stuur in de toekomst meer aandacht aan de ouderenproblematiek zou besteden. Daartoe werd enige tijd later een adviesgroep geformeerd.

Op 16 april werd door het hoofdbestuur een 'klankbordconferen­tie' belegd, in samen­werking met de Vereniging van Staten- en Raadsleden. Op deze bijeenkomst stond de discussie­nota Land­bouw, natuur en milieu, platteland centraal. Dit rapport was opge­steld door een werk­groep onder leiding van Johan Remkes, ge­depu­teerde van de Staten van Gronin­gen. In aanvulling hierop volgde op 17 april de themadag Land­bouw.

Op 24 april werd een 'flitscongres' gehouden, georganiseerd door een viertal kamercentrales. Op deze wijze werd partij­leden gelegenheid geboden om de VVD-Tweede-Kamerfrac­tie aan te spreken over de Prioriteitennota, nog voor de parlementaire behandeling.

Sociale zekerheid en basisinkomen stonden centraal op de the­madag die op 5 juni werd gehouden. De economen D.J. Wolfson (PvdA) en K. Groen­veld, directeur van de Prof.mr. B.M. Tel­dersstichting, kruisten over deze onderwerpen de degens.

Op 30 oktober vond een themadag plaats over de ontwikkelingen in Mid­den- en Oost-Europa. Aansluitend op deze bijeenkomst was een studiereis georga­niseerd door dit gebied.

Op 4 september vond een studiedag over het basisonderwijs plaats, georga­niseerd door de partijcommissie-Onderwijs

Partijfinanciën

In november werd bekend dat de afdeling-Maastricht van de VVD giften van het bedrijfsleven had ontvangen voor de plaatselij­ke verkie­zingskas. Hiertoe was de stichting 'Vox Li­be­ra' in het leven geroepen. De voorzitter van de kamercentra­le Limburg keurde deze handelwijze af. De VVD kende overigens geen lande­lijke richtlijnen inzake giften, maar zou wel van de afde­lingen een 'grote terughoudendheid' verlangen (Trouw, 3 novem­ber 1993).

Een maand later lekte uit dat de landelijke VVD in december 1991 het bedrijfsleven om financiële steun had gevraagd. Na een bijeenkomst met vertegenwoordigers van een aantal grote bedrijven ont­vingen deze een brief ondertekend door partij­voorzitter Van Leeuwen-Schut, waarin deze om geld voor de VVD vroeg teneinde de belangen van het be­drijfsleven goed te kun­nen beharti­gen. De bedelbrief zou niets hebben opgeleverd.

FPÖ

Na zich jarenlang verzet te hebben tegen het lidmaat­schap van de Oosten­rijkse FPÖ van de Liberale Internationale (zie het Jaaroverzicht 1991) kreeg de VVD in 1993 haar zin. Het presidium van de Internatio­nale besloot de FPÖ van de om­streden politicus Jörg Haider te royeren vanwege 'het aanwak­ke­ren van vreemdelingenhaat'. Hieraan was een onder­zoek voor­af­gegaan van de secretaris-generaal van de Liberale Inter­na­tio­nale, de Nederlander Jules Maaten. Deze had in maart in Oos­ten­rijk gesprek­ken met Haider en met zijn opposanten gevoerd. Het besluit diende nog bekrachtigd te worden door het komende con­gres van de Liberale Inter­nationale. De FPÖ hield echter de eer aan zichzelf en zei voor die tijd haar lidmaatschap op.

Internationale contacten

In de zomer organiseerde de VVD een verkiezingsseminar voor liberale partijen uit de Baltische staten. Daarbij was een samenwerkingsovereen­komst gesloten met de Friedrich Naumann-Stiftung van de Duitse Freie Demokratische Partei (FDP). De FNS stelde haar bureaus in deze landen ter beschikking van de VVD, die in ruil voor deze medewerking haar projecten open­stelde voor deelname van de Duitse liberalen. In het nieuwe Oost-Europa-programma van de VVD werden ook de liberale par­tijen uit Polen, Tsjechië, Hongarije en Slovenië betrokken.

Verwante organisaties en publikaties

Op 22 januari organiseerde de Prof.mr. B.M. Teldersstichting - het weten­schappelijk bureau van de VVD - samen met het DNPP een symposium over de geschiedenis van het liberalisme met als titel 'Van Thorbecke tot Telders'. Spre­kers waren de histori­cus E.H. Kossmann en de politicoloog J.Th.J. van den Berg. In maart verscheen de notitie Rondom de nationale ombudsman, op­gesteld door Jim Polak, Erik van Heijningen en Wie­ben­ga en uitgegeven door de Telders­stichting. Tien jaar na de in­voering van dat instituut werd de balans opgemaakt. Aanbevo­len werd om in elke provincie een ombudsman aan te stellen. Een verslag van het symposium dat de Teldersstichting in juni 1992 had gehouden over het allochtonenbe­leid verscheen een jaar later als Menin­gen over migranten.

Op 19 en 20 februari hield de Organisatie Vrouwen in de VVD haar jaarlijkse congres over individualisering. Partijvoorzit­ter Van Leeuwen-Schut toonde zich weinig ongeluk­kig over een eventuele opheffing van de Emanci­patie­raad, wanneer het kabi­net er tenminste in zou slagen het aandeel vrouwen in andere adviesraden te vergro­ten. Deze opmerking van Van Leeu­wen-Schut, die zelf voorzitter van de raad was geweest, werd haar niet in dank afgenomen door de huidige voorzitter, haar par­tijgenote Greetje den Ouden. Zij vond dat haar voor­gangster te hard van stapel liep.

In februari verscheen de discussienota Toekomst van de provin­cie, gepubli­ceerd door een werkgroep van de Vereniging van Staten- en Raadsleden. De Vereniging belegde in het voorjaar een bijeenkomst met gemeentese­cretarissen van VVD-huize. Be­slo­ten werd een platform voor hen in het leven te roepen, waarvan de Vereniging en de partij zelf gebruik van zouden kunen maken. Op 5 en 6 november hield de Vereniging van Sta­ten- en Raadsleden haar jaarlijkse congres, dat geheel in het teken van de verkiezingen van 1994 stond.

De JOVD kwam in 1993 verschillende keren bijeen. Op het con­gres van 20 en 21 maart bepleit­te voorzitter Petersen de vorming van een nieuwe partij die 'alle liberaal denkenden' binnen VVD, D66, PvdA en GroenLinks zou moeten verenigen (Driemaster, apr./mei 1993). Het congres van 13 en 14 november stelde het politieke program van de jongerenorga­nisatie vast.

Aan het einde van het jaar verscheen de notitie Liberaal be­lastingbeleid, opgesteld door de partijcommissie-Belastin­gen.

Personalia

Op 5 januari overleed Klaas Wiersma, staatssecretaris van Justi­tie in de jaren 1970-1971 tijdens het kabinet-De Jong. Van 1974 tot 1981 was hij raads­heer bij de Hoge Raad en van 1977 tot 1987 lid van de Raad van State in buitengewone dienst.

Op 15 januari was Huub Jacobse overleden. Hij was van 1977 tot 1986 lid van de Tweede Kamer. Hij begon zijn politieke loop­baan in de JOVD, waarvan hij in 1956-1959 voorzitter was. Hij behoorde tot de oprichters van het Des-Indesberaad, waar door leden van de VVD, PvdA en D66 gediscus­sieerd werd over een paarse coali­tie.

In februari kwam het Tweede-Kamerlid Sari van Heemskerck Pillis-Duvekot in opspraak, toen bekend werd dat zij in 1988 en 1989 als be­stuurslid van Veronica betrokken was bij de op­rich­ting van RTL-Véronique. Van Heemskerck had eerder ont­kend dat zij wist van de financiële betrok­kenheid tussen de twee om­roeporganisaties. Uit de notulen van bestuursver­gade­ringen die de Volkskrant (10 februari 1993) publiceerde, bleek dat zij een 'actieve rol' speelde, aldus het dagblad. Volgens Van Heem­skerck Pillis-Duvekot konden haar persoonlijk 'geen serieuze verwijten' worden gemaakt.

Jan Voûte, lid van de Eerste Kamer van de VVD van 1976 tot 1980, overleed op 1 maart. Hij was jarenlang lid van de Pro­vinciale Staten van Noord-Holland geweest.

Op 9 april overleed Jan Bruggeman, Tweede-Kamerlid van 1985-1986.

Op 13 april overleed Max Tripels. Hij maakte deel uit van de Tweede-Kamerfractie van de VVD in de periode 1978-1986.

Op 18 juni overleed Ym van der Werff. Hij was lid van de Eerste Kamer vanaf 1969.

Op 23 oktober nam W.J.A. van den Berg afscheid van het partij­secre­tariaat. Na een korte periode waarin hij honorair alge­meen secre­taris was (1975-1977), vervulde hij deze functie tot 1993 bezoldigd.

In het najaar verliet Nel Gin­jaar-Maas de Tweede Ka­mer. Zij was lid in de jaren 1973-1982 en vanaf 1989. In de periode 1982-1989 was zij staatssecretaris van Onderwijs en Weten­schappen. Zij werd adviseur van PvdA-staatsecretaris Job Cohen van Onderwijs en Weten­schap­pen. Ginjaar-Maas werd als kamerlid opgevolgd door Remkes, oud-voorzitter van de JOVD en van de Vereniging van Staten- en Raadsleden en gedepu­teerde in de Groninger Provinciale Staten.

Eind november raakte waarnemend penningmeester P. Resse­naar in op­spraak, als gevolg van vermeen­de financiële onrecht­matig­he­den bij een onroerend goedfonds waarvan hij commissa­ris was. In een tv-programma van de NOS werd hij beschuldigd van belan­gen­ver­strenge­ling. Ressenaar nam dit niet en eiste in een kort geding rectifica­tie. De rechter stelde de NOS echter in het gelijk.

Op 23 december overleed Jeanne Fortanier-De Wit. Zij had zitting in de Tweede Kamer van 1946 tot 1958. De eerste twee jaar van haar kamer­lidmaatschap had zij zitting voor de Partij van de Vrijheid, de voorloper van de VVD.

Laatst gewijzigd:12 april 2023 09:47