Campagne Tweede Kamerverkiezingen 1994 - Om de stembus
Uit: D.J. Elzinga en G. Voerman, Om de stembus. Verkiezingsaffiches 1918-1998 (Amsterdam/Antwerpen 2002), 198-205.
Een ware electorale aardverschuiving. Zo kunnen de verkiezingen van 1994 worden getypeerd. CDA en PvdA, die samen het derde kabinet-Lubbers vormden, verloren respectievelijk twintig en twaalf zetels. Zo’n dreun was ongehoord in de Nederlandse parlementaire geschiedenis. Ook het feit dat de opiniepeilingen lange tijd een nek-aan-nekrace beloofden tussen de vier grootste partijen was in Nederland nog nooit eerder vertoond. Even opzienbarend als de verkiezingsuitslag was de uitkomst van de kabinetsformatie. Voor het eerst sinds 1918 kwam er een regering tot stand zonder deelname van de confessionele partijen: de zogeheten 'paarse coalitie'.
Een van de factoren die bijdroegen aan het dramatische verlies van het CDA, was de mislukte opvolging van partijleider Lubbers. Twee jaar voor de Kamerverkiezingen van 3 mei 1994 maakte de premier bekend dat hij als lijsttrekker plaats zou maken voor Brinkman, de voorzitter van de christen-democratische Tweede-Kamerfractie. Om wat uit de schaduw van Lubbers te treden, stelde 'kroonprins' Brinkman zich scherper op tegenover het kabinet. Het gevolg was dat het CDA verdeeld overkwam. Tevergeefs poogde men de indruk te wekken dat alles pais en vree was tussen de gaande en komende partijleider. In een verkiezingsfilmpje wandelden Brinkman en Lubbers zij aan zij langs de Hofvijver, terwijl als achtergrondsmuziek het nummer ‘One by one, two by two’ van Neil Young klonk. Vlak voor de verkiezingen maakte Lubbers echter bekend dat hij niet op lijsttrekker Brinkman ging stemmen, maar op inhoudelijke gronden kandidaat nummer drie, Hirsch Ballin. Deze uitlating versterkte het idee dat Lubbers zijn opvolger had laten vallen.
Naast de mislukte machtswisseling viel ook de campagne van Brinkman niet zo goed bij de achterban. De nieuwe leider werd gesouffleerd door pr-medewerker Wester. Hij adviseerde Brinkman niet meer vanachter het spreekgestoelte een zaal toe te spreken, maar al lopend over het podium, met een draadloze microfoon. Deze 'Brinkman-shuffle' werd in eigen gelederen opgevat als mannetjesmakerij die ten koste zou gaan van de 'inhoud'. Tot overmaat van ramp voor het CDA ging het ook op dit punt helemaal mis. Tijdens een persconferentie waarop het verkiezingsprogram werd gepresenteerd, deelde partijvoorzitter Van Velzen samen met een lid van de programcommissie mee dat de AOW bevroren zou worden. Een storm van verontwaardiging stak er vervolgens op. De protestantse en katholiek ouderenbonden, die van oudsher welwillend stonden ten aanzien van het CDA, spraken hun schande uit over de voorstellen. Enkele aan de verkiezingen deelnemende ouderenpartijen, het Algemeen Ouderen Verbond (AOV) en de Politieke Unie 55+, profiteerden van de onrust die er onder de oudere kiezers leefde. Het AOV behaalde zes zetels, de Unie één. Het CDA verloor zoals vermeld twintig zetels. De partij hield er slechts 34 over. De winst die de partij in de jaren tachtig onder Lubbers had geboekt, was in rook opgegaan.
Van de neergang van het CDA werden de drie orthodox-christelijke partijen bij elkaar genomen weinig wijzer. Het GPV bleef op twee zetels steken. De SGP verloor zelfs een zetel. Deze teruggang werd geweten aan haar omstreden besluit geen vrouwen als lid tot de partij toe te laten. Van het reformatorische drietal ging alleen de RPF vooruit. Partijleider Leerling had plaats gemaakt voor de meer mediagenieke Van Dijke.
Had de AOW-kwestie het CDA mede de das omgedaan, de PvdA ging gebukt onder de kabinetsvoorstellen om de uitkeringsduur van de WAO te beperken. In de zomer van 1991 stemde minister van Financiën en partijleider Kok met deze plannen in. Dit leidde tot een lawine van kritiek van binnen en buiten de PvdA: de opponenten vonden dat de PvdA hiermee haar sociale gezicht verloor. Ook de vakbeweging roerde zich. Onder deze druk stelde Kok de zaak binnen het kabinet opnieuw aan de orde, met als resultaat een minder vergaande herziening. De troebelen kostten de PvdA duizenden leden. In de opiniepeilingen kelderde de partij naar 21 zetels – meer dan een halvering. Het vertrekpunt voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 1994 was zodoende uiterst ongunstig. In de campagne liet de PvdA zich inspireren door verkiezing van de Amerikaanse president Clinton. Als eerste partij in Nederland voerde zij op grote schaal in eigen beheer kiezersonderzoek uit (met wekelijkse telefonische enquêtes en focusgroepen). De partijleiding meende dat de persoon van lijsttrekker Kok, ondanks alle ophef rond de WAO, beter lag dan de PvdA zelf. ‘Kies Kok’ werd daarom de leus van de partij. Bij lokale en regionale zendgemachtigden kocht zij zendtijd voor een video over haar deelname aan de regering. Electoraal viel de PvdA sterk terug, maar de partij bleef wel de grootste. Kok sprak dan ook van ‘een uitslag met twee gezichten’.
De crisis waarin de PvdA verkeerde, speelde de Socialistische Partij (SP) in de kaart. Na vijf keer tevergeefs aan de landelijke verkiezingen te heben deelgenomen, slaagde de partij er dit keer in tot het parlement door te dringen. Haar campagne ‘Stem tegen. Stem SP’ richtte zich tegen alle partijen, maar in het bijzonder tegen de sociaal-democraten. Symbool van de protestopstelling was de rode tomaat, die de verkiezingsaffiches domineerde.
Grote winnaars van de verkiezingen waren de VVD en D66. Door toedoen van het CDA waren de democraten in 1989 buiten het kabinet gebleven. Het beleid van het derde kabinet-Lubbers kwam echter in grote mate overeen met de opvattingen van D66. Van Mierlo sprak dan ook van ‘oppositie voeren voor het kabinet’. Deze positie bleek zeer lucratief. Lange tijd stond D66 in de opinipeilingen op 20%. De optimistische stemming waarin de partij verkeerde probeerde zij op de kiezers over te brengen met de woorden ‘U wint’. Als centrale slogan in de campagne was gekozen voor de leus ‘Dit is het moment’ - het moment van de doorbraak van D66, en het moment van staatkundige vernieuwing. Met op de achtergrond de compositie ‘Changing opinions’ van de componist Glass, sprak Van Mierlo in de verkiezingsspot over de mogelijkheid van een paarse coalitie. Het budget van D66 was met amper driekwart miljoen gulden gering, vergeleken met de grote partijen. Niettemin kochten de democraten voor het eerst zendtijd op de lokale en regionale radio. In de laatste dagen voor de verkiezingen liep D66 in de peilingen terug, maar met de winst van twaalf zetels – een verdubbeling van het zeteltal – was de partij zeer content.
Ook de VVD was zeer tevreden met de negen zetels extra die zij in de wacht sleepte. De liberalen werden aangevoerd door Bolkestein. Hij was in het voorjaar van 1990 voorzitter van de Tweede-Kamerfractie geworden, nadat Voorhoeve na aanhoudende kritiek deze functie had neergelegd. Bolkestein trok in de campagne de aandacht door ervoor te pleiten dat asielzoekers meer in hun eigen regio opgevangen moeten worden. De leider werd in de campagne bijgestaan door het ‘VVD-team’, een groep van hooggeplaatste liberale Kamerkandidaten. De partij organiseerde in samenwerking met het amusements-productiebedrijf Van de Ende zaalbijeenkomsten in het land, die op minder traditionele leest geschoeid waren. In plaats van een toespraak van de lijsttrekker met na de pauze gelegenheid voor vragen, werd een talkshow gehouden waarin Bolkestein of andere Kamerleden werden geïnterviewd door enkele 'neutrale' journalisten. Inclusief muzikale omlijsting moesten de regio’s van de partij hiervoor zesduizend gulden opbrengen. Een aantal van hen vond dit te duur en zag af van een invitatie aan Bolkestein.
Tot de winnaars van de verkiezingen behoorde ook de CD. De partij voerde campagne onder de leus ‘vol = vol’ – uiteraard een toespeling op het vreemdelingenbeleid in Nederland. De CD won twee zetels en kwam op drie uit, minder dan verwacht. Deze tegenvaller had wellicht te maken met enkele omstreden uitlatingen van lijsttrekker Janmaat. In een interview had hij gezegd dat mensen met een joodse achtergrond niet in aanmerking zouden mogen komen voor openbare functies.
Voor GroenLinks verliep het electorale debuut als zelfstandige partij teleurstellend. Het samenwerkingsverband van CPN, EVP, PPR en PSP dat aan de verkiezingen van 1989 had deelgenomen was een jaar later omgezet in een volwaardige politieke formatie, waarna de deelnemende partijen zich hadden opgeheven. Deze fusie werd door de kiezers niet beloond, integendeel: de partij moest één van haar zes zetels inleveren. Als belangrijkste verklaring voor de nederlaag wees de partijleiding achteraf het zogeheten ‘duo-lijsttrekkerschap’ aan. GroenLinks was de verkiezingen ingegaan met twee lijsttrekkers, ex-CPN-leider Brouwer en de ‘onafhankelijke’ (dat wil zeggen: niet uit een van de constituerende partijen afkomstige) Rabbae. Kennelijk was dit experiment niet bij de kiezers aangeslagen. Ook was er kritiek op de campagne. Met name de door GroenLinks georganiseerde house-party moest het ontgelden, vanwege de op dit soort bijeenkomsten niet ongebruikelijke verkoop van XTC-pillen. Het feest bleek bovendien een kostbare investering met weinig rendement: GroenLinks trok uiteindelijk veel minder jonge kiezers dan gehoopt.
Niet alleen de uitslag was uniek, de samenstelling van het nieuwe kabinet was dat ook. Binnen vier maanden kwam de ‘paarse’ coalitie van PvdA, VVD en D66 tot stand, onder leiding van Kok. Een droom van D66 kwam hiermee uit. Voor het CDA eindigden de verkiezingen in een complete nachtmerrie. De partij moest zich opmaken voor de oppositie, een metier waarmee zij als bestuurderspartij bij uitstek geen enkele ervaring had.
Laatst gewijzigd: | 06 februari 2023 14:58 |