Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) Geschiedenis

SGP jaaroverzicht 2001

Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 2001. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 2001' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2001 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2003), 15-95, aldaar 80-87.

Inleiding

Het oplaaien van de discussie rond het vrouwenlidmaatschap zorgde in 2001 voor de nodige onrust in de SGP. Dat dit geen gevolgen had voor de groei van de partij, bleek uit het feit dat voor het eerst in haar geschiedenis het ledental ruim boven de 25.000 uitkwam. Ook de SGP-jongerenorganisatie schreef vele nieuwe leden in. Verder voer­den de staatkundig-gereformeerden wederom scherp oppositie tegen het paarse beleid van het kabinet-Kok, hetgeen in april zelfs resulteerde in een motie van wantrouwen tegen een minister – een unicum in de geschie­denis van de partij. De relatie met de ChristenUnie, waarin het GPV en de RPF – de traditionele samenwerkingspartners van de SGP – samen­werkten verliep soms stroef, met name bij de voorbereidingen van de gemeenteraads­verkiezingen van maart 2002 (zie hierna onder ‘gemeen­te­raads­verkiezingen’; zie voor de verhouding tussen de ChristenUnie en de SGP in het alge­meen in deze kroniek onder ChristenUnie; zie verder ook Jaaroverzicht 2000).

Vrouwenlidmaatschap

In januari stak de kwestie rond de positie van vrouwen binnen de SGP weer de kop op (zie ook de Jaaroverzichten 1993-1997, 1999-2000). Het SGP-lid mevr. R. Gra­bijn-Van Putten had in december 2000 een klacht ingediend tegen haar partij bij de Commissie Gelijke Behande­ling (CGB) wegens discriminatie van vrouwen. Ze was van mening dat de SGP in 1997 niet had mogen besluiten tot een wijziging van de statuten in die zin dat een gewoon lidmaatschap voor vrouwen (dat daarvoor formeel niet uitgesloten was) onmogelijk was geworden. Slechts een buitengewoon lidmaat­schap, waarbij vrouwen deel mochten nemen aan debatten maar geen stemrecht hadden of bestuurlijke en vertegenwoordigende func­ties konden vervullen, stond sindsdien nog voor hen open. Bovendien signaleerde Grabijn rechtsongelijkheid tussen ‘vol­waardige’ vrouwelijke leden (waartoe ze zelf behoorde, omdat ze al vanaf 1984 lid was) en de nieuwe ‘buitengewone’ leden, die na de statutenwijziging in 1997 lid waren geworden. Directe aanleiding voor haar klacht was het feit dat het hoofd­bestuur een poging van de secreta­ris van haar eigen kiesvereniging om haar te rehabi­literen, in oktober 2000 afgewezen zou hebben.

Op 6 november behandelde de CGB Grabijns aanklacht. Namens de SGP waren de hoofdbestuursleden P.J. den Boef en algemeen voorzitter W. Kolijn aanwezig. Eind december sprak de Commissie zich als volgt uit: aangezien volksvertegenwoor­di­gen­de functies niet onder de Alge­mene wet gelijke behandeling vallen en ook Europees of ander in­terna­tionaal recht haar in dezen geen bevoegdheid gaf, achtte zij zichzelf niet bevoegd een uitspraak te doen in deze kwestie en verklaarde zij de klacht van Gra­bijn niet ont­vankelijk.

Inmiddels had de kwestie internationale vormen aangenomen. Eind september riep het Comité ter Be­strijding van Discriminatie van Vrou­wen (CEDAW) van de Verenigde Naties (VN) de Nederlandse regering tot de orde vanwege het feit dat vrouwen geen gewoon lid van de SGP konden worden. Op grond van het in 1989 ook door Neder­land gerati­ficeerde Vrouwenverdrag van de VN droeg het Comité de regering op om zo snel moge­lijk een wetswijziging door te voeren teneinde aan de uitsluiting van vrouwen door de SGP een einde te maken. D66-staatsse­cretaris mevr. A.E. Ver­stand-Bogaert van Emancipatiezaken liet in een reactie weten dat ze niets voelde voor een wijziging van de wet, aange­zien dit al snel zou neerkomen op een verbod van de SGP. De SGP toonde zich blij met haar reactie, omdat hiermee de grondwettelijke vrijheden van gods­dienst en ver­eniging gewaarborgd werden. In de pers ontbrandde vervolgens een dis­cussie over de wenselijkheid van het wel dan niet aanpakken van de SGP. Half november bleek uit een represen­tatieve opiniepeiling van het onderzoeksbureau NIPO dat 88% van de ondervraagden het vrouwenstandpunt van de SGP afkeurde en dat 67% het verbod op discriminatie prioriteit gaf boven de vrijheid van gods­dienst. Eind november stuurde het Politiek Vrouwenoverleg (bestaande uit vrouwelijke politici van PvdA, VVD, CDA, D66 en GroenLinks) een open brief aan het kabinet, waarin gevraagd werd om wettelijke maatregelen tegen de SGP, zoals bijvoorbeeld het in­trekken van de subsi­dies aan de partij. Staatssecretaris Verstand stelde zich echter tijdens het debat met de Tweede Kamer over haar beleidsbrief Emanci­patiebeleid 2000 – waar de SGP-vrou­wenkwestie ook aan de orde kwam – andermaal terug­houdend op, omdat er in dit geval sprake was van een spanningsveld tussen twee grondrechten.

Op lokaal niveau speelde de vrouwenkwestie ook. In januari klaagde het PvdA-ge­meenteraadslid P. Kwakkenbos uit Woerden zijn staatkundig-gereformeerde collega-raadslid C. van Tuijl aan bij de CGB, omdat deze zich op principiële gronden onthield van stemming bij de verkiezing van een nieuwe vrouwelijke wethouder. De Com­mis­sie nam deze klacht om dezelfde reden als hierboven genoemd niet in behandeling. Ko­lijn liet in een reactie weten dat “SGP-raadsleden… alleen dan een vrouwelijke wethouderskandidaat kunnen steunen als daardoor kwadere ontwikke­lingen aantoon­baar kunnen worden gestuit” (Reformatorisch Dagblad, 6 februari 2001). Hij doelde hiermee op kandidaten die er in de ogen van de SGP verwerpelijke principiële uit­gangspunten op nahielden. Een landelijke richtlijn op dit gebied vond Kolijn niet wenselijk. In septem­ber liet senator G. Holdijk tijdens een bijeenkomst van het Leidse dispuut Panoplia van de reformatorische studentenvereniging CSFR weten dat hij geen bezwaar had tegen vrouwelijke SGP-wethouders. Hij vond de positie van vrou­wen in de kerk niet te vergelijken met die van vrouwen in de politiek en was van mening dat de partij een ‘te grote kwestie’ had gemaakt van haar vrouwenstandpunt (Nederlands Dag­blad, 22 september 2001).

Gemeenteraadsverkiezingen

Het vrouwenstandpunt van de SGP had voor de samenwerking met de ChristenUnie bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 de nodige consequenties.Het aantal gemeenten waarin de SGP met een gemeen­schappelijke lijst met de ChristenUnie zou uitkomen, was vergeleken met de samenwerkingsverbanden met GPV en/of RPF in 1998 behoor­lijk teruggelopen (zie Jaaroverzicht 1998). SGP-voor­zitter Kolijn weet deze achteruitgang (behalve aan herindelingen) aan de Chris­tenUnie, die zich ten kos­te van de SGP zou willen profileren. ChristenUnievoorzitter Th. van Daalen meen­de echter dat de leiding van de SGP de lokale samenwerkings­overeen­komsten van de twee partijen nu minder cou­lant beoor­deelde dan vier jaar geleden.

Eind september publiceerde Voorlichting en Vorming SGP: lokaal en prin­ci­pi­eel. Raamwerk verkiezingsprogramma 2002-2006, gemeente­raads­verkie­zingen 6 maart 2002.

Jaarvergadering

Op 24 februari hield de SGP haar jaarvergadering in Utrecht. ‘s Och­tends vergaderde men over huishoudelijke zaken: zo vonden er verkie­zingen voor het hoofdbestuur plaats. Twee­de-Kamerfractievoorzitter B.J. van der Vlies hield een rede onder de titel Snode ont­werpen gesmeed. Protest tegen ‘paars’. Hij sprak hierin zijn tevredenheid uit over het gemeenschappelijk verzet dat de SGP, ChristenUnie en CDA hadden gepleegd tegen het tot stand komen van de paarse wetsvoorstel­len op het gebied van de eutha­nasie. ‘s Middags namen de aanwezigen afscheid van P.H.D. van Ree, die sinds 1971 deel had uitgemaakt van het hoofdbestuur. Verder was er een forumdiscussie over het onderwerp ‘verantwoordelijkheid van kerk en politiek voor de jeugd’, dat deel uit­maakte van het jaarthema ‘de hechte samenleving’.

Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen

Op de jaarvergadering werd Van der Vlies unaniem als lijsttrekker voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 2002 aangewezen, voor de vijfde achtereenvolgende keer. In juni maakte het zittende kamerlid J.T. van den Berg bekend dat hij zich niet opnieuw verkiesbaar zou stellen. Hij was van mening dat de bij de vorige verkiezingen door de partij inge­zette verjonging gecon­tinueerd moest worden en hij gaf tevens aan dat hij ruimte wilde scheppen voor iemand met een financieel-economische achtergrond. Toen het hoofdbestuur op 12 oktober de top-acht van de voorlopige kandidatenlijst voor de kamerverkiezingen naar de kiesvere­nigingen stuurde, bleek de verjonging inderdaad haar beslag te hebben gekregen. Het jonge zittende kamerlid C.G. van der Staaij schoof door van de derde naar de tweede plaats (vrijgekomen door het vertrek van Van den Berg); op nummer drie kwam E. Dijkgraaf, financieel-eco­noom en voorzitter van de SGP-jongeren en op nummer zes de dertigja­rige fractiemedewerker D.J.H. van Dijk. Nadat de kiesverenigingen hun voorstellen voor de kandidatenlijst hadden gedaan en de Raad van Advies was geconsulteerd, stelde het hoofdbestuur op 6 december de definitieve lijst vast.

Programma Tweede-Kamerverkiezingen

Op 12 mei sloot de SGP het jaarthema ‘de hechte samenleving’ af met een congres in Amersfoort. Alle partijgeledingen hadden zich het afge­lopen jaar in het kader van dit onderwerp beziggehouden met vraag­stukken rond jeugdbeleid, de multiculturele samen­leving en sociale cohesie. Op het congres werd bekeken wat de discussie had opgeleverd en welke resultaten in het verkiezingsprogramma verwerkt konden worden.

Het verkiezingsprogramma kwam – om de betrokkenheid van de leden te vergroten – volgens een nieuwe opzet tot stand. De achterban kon ideeën en voorstellen naar voren brengen tijdens een aantal bijeenkom­sten, waarvoor ook deskundigen uitge­nodigd werden. Het was eveneens mogelijk om per brief, fax of e-mail te reageren. De programcommissie, die in februari was inge­steld en onder voorzitterschap van Kolijn stond, stelde vervolgens aan de hand van de resultaten van de discussiebijeen­komsten en na een onafhankelijke ‘lees­com­mis­sie’ geraadpleegd te hebben, het ontwerpverkiezingsprogramma ‘Tot Uw dienst’ op. De tekst was geschreven door de commissieleden D.D. Both en E. Dijkgraaf. Tijdens de presentatie van het ontwerp op 6 november verklaarde par­tijleider Van der Vlies dat de ethische ‘dijkdoorbraak’ die het paarse kabinet had bewerkstelligd, gedicht moest worden (Trouw,21 november 2001). In het program werd dan ook gepleit voor het herinvoeren van een verbod op euthanasie, abortus, homohuwelijk en bordelen. Ver­der wilde de partij dat de protestants-christelijke traditie – ondanks het feit dat de sa­menleving steeds multicultureler werd – in Nederland domi­nant zou blijven. Het pro­gramma pleitte ervoor om aan nieuwkomers de belangrijke rol duidelijk te maken die het protestantisme zou hebben gespeeld in de vaderlandse ge­schiedenis. Na enige tekstuele wijzigingen zou het definitieve programma in februari 2002 beschikbaar komen

Oppositie tegen paars

De SGP zette haar in 1999 ingeslagen koers van scherpe oppositie tegen het tweede kabinet-Kok in 2001 voort (zie Jaaroverzicht 1999 en Jaaroverzicht 2000). Samen met de Christen­Unie en het CDA voerde de partij aan het begin van het jaar tevergeefs actie om te verhinderen dat de euthanasiewet door de Eerste Kamer aangenomen zou worden (zie in deze kroniek onder CDA). Nadat de senaat in april de wet had goedgekeurd, toonde D66-minister Borst van Volks­ge­zond­heid, Welzijn en Sport in een interview met NRC Handels­blad haar vol­doening hier­over met de bewoordingen ‘het is volbracht’. Deze uitspraak schoot SGP en Chris­tenUnie in het verkeerde keelgat, omdat volgens de Bijbel deze woorden door Jezus aan het kruis waren uitgesproken. Met Borsts uitlating dat zij niet tegen de zelfdo­dings­pil van Drion was, vormde dit voor de SGP aanleiding om samen met de Chris­tenUnie een motie van wantrouwen tegen de minister in te dienen, die het overigens niet haalde (zie ook in deze kroniek onder D66). D66-minister van Landbouw, Na­tuurbeheer en Visserij L.J. Brinkhorst vond in het voorjaar tijdens de mond- en klauwzeercrisis ook de SGP tegen­over zich. Senator Holdijk, die in een door MKZ getroffen gebied woonde, sprak van een plicht tot verzet om het ruimen van gezond vee te voorkomen. Hij meldde zich af voor de kerkelijke inzegening van het huwelijk van prins Constantijn en Laurentien Brinkhorst – de dochter van de minister – op 19 mei, om te voorkomen dat hij haar vader de hand moest schudden. Toen Van der Vlies in de Tweede Kamer door het D66-kamerlid P. ter Veer ter verantwoording werd geroepen voor de uitlatingen van Holdijk, steunde Van der Vlies zijn partij­genoot en toonde de SGP-leider tevens begrip voor de boeren die in opstand kwamen tegen de ‘ruimingsacties’ van de overheid.

Directeur J. Mulder van de Guido de Brèsstichting – het wetenschappe­lijk bureau van de SGP – pleitte in een interview in het oktobernummer van Zicht,het kwartaalblad van het bureau, voor een nog hardere oppo­sitie van de SGP tegen het paarse beleid. Hij vond dat dit de partij uit haar marginale positie zou halen, omdat dan duidelijker werd waar de SGP voor stond. Fractievoorlichter M. de Bruyne meende echter in een reactie dat de partij zichzelf niet moest overschreeuwen: “We willen niet de positie innemen van een muis die voortdurend zit te brullen” (Nederlands Dagblad, 24 oktober 2001).

Partijorganisatie

Begin juni rondde de Commissie Herstructurering Kerstenhuis (CHK), die vanwege overbelasting van het personeel op het partijsecretariaat en een te weinig transparante structuur van de lan­delijke partijorganisatie was ingesteld, haar werkzaamheden onder voorzitterschap van E. Klein af en bracht zij haar eindverslag uit. Ook tussentijds had de commissie aanbeve­lin­gen gedaan, waar­van één – het scheiden van de dubbelfunctie van algemeen secre­taris van de partij en hoofd partijbureau (het Ker­stenhuis geheten) – al in 2000 zijn beslag had gekregen (zie ook Jaar­overzicht 2000). Een andere aanbeveling betrof het vormen van een overlegorgaan, de Commissie Interne Organisatie (CIO), met daarin de alge­meen voorzitter van de partij en de voorzitters van de nevenorganisaties, die als een soort dagelijks bestuur van het Kersten­huis zou moeten gaan fungeren. Ook dit advies werd door de partij opgevolgd.

Algemeen secretaris

Op 27 december werd D. Nieuwenhuis, algemeen secretaris en voorma­lig hoofd van het partijbureau, door de rechtbank in Haarlem wegens gebrek aan een overtuigend bewijs vrijgesproken van seksueel misbruik van zijn dochter. Tegen hem was twee jaar cel geëist. Nieuwenhuis was in april 2000 in afwachting van zijn berechting door de partij op non-actief gesteld (zie ook Jaar­overzicht 2000). In januari 2002 zou in overleg met het hoofdbestuur bekeken worden of hij zijn werk als algemeen secretaris kon hervatten.

Herdenking Groen van Prinsterer

Omdat de SGP G. Groen van Prinsterer beschouwt als een van haar erflaters, besteed­de de partij in 2001 veel aandacht aan het feit dat de antirevolutionaire staatsman twee­honderd jaar geleden was geboren. Zo organiseerde de SGP op 30 mei met steun van ChristenUnie en CDA een herdenkingsbijeenkomst in de Tweede Ka­mer, waarbij Tweede-Kamervoorzitter mevr. J. van Nieu­wen­hoven een borstbeeld van Groen van Prinsterer onthulde, dat op initiatief van de SGP tot stand was gekomen. Zij nam ook het eerste exemplaar in ontvangst van de herden­kingsbundel Vonken van heilig vuur. Groen van Prinsterer tweehonderd jaar. Deze was in samenwerking met de SGP-fractie uitgegeven en stond onder redactie van Van Dijk en Van der Staaij. Op 30 augustus organiseerde de SGP-fractie een excursie langs locaties die aan Groen van Prinsterers leven verbonden waren geweest. Ook het partijblad De Banier besteedde in elke aflevering aandacht aan de Groen-herdenking. De artikelen werden aan het einde van het jaar gebundeld in een publi­catie getiteld Groen van Prinsterer 1801-2001.

Verwante instellingen en publicaties

Het wetenschappelijk bureau van de SGP, de Guido de Brèsstichting, publiceerde in augustus in de reeks Commentaar Getuigen in de poli­tiek, geschreven door E.J. Brou­wer en samengesteld door een werk­groep bestaande uit enkele raads- en Statenleden. Een conceptversie hiervan was op 19 januari tijdens een congres in Gouda met kader­leden besproken. In oktober verscheen het Commentaar Met het oog op de Traditie. Conser­vatief denken in staatkundig-gereformeerd perspectief, van de hand van W.M.J. de Wildt. Hierin werden raakvlakken tussen de SGP en de conservatieve Edmund Burke Stich­ting onderzocht. Op 5 april organiseerde het wetenschappelijk bureau in Den Haag een debat tussen voor- en tegenstanders van euthanasie. Op 27 september beleg­den de Guido de Brèsstichting en de Kamerfracties in Gouda een bezin­ningsconferentie over het thema ‘gehoorzaamheid en verzet’, waar onder anderen Holdijk het woord voerde. Op 29 november hield de De Brèsstichting samen met de organisatie Christenen voor Israël een conferentie over de vraag ‘Wat is de plaats van Israël en Jeruzalem in de wereldpolitiek?’ Tot de sprekers behoorde de Israëlische rabbijn D. Brodman. Op 15 december organiseerde het wetenschappelijk bureau samen met de Nederlandse Patiëntenvereniging een conferentie over ‘de kerkelijke ambtsdrager als ziekentrooster’, waar deze groep geïnfor­meerd werd hoe te handelen in het licht van de aangepaste euthanasie­wet.

Voorlichting en Vorming organiseerde op 29 juni in Gouda een congres voor SGP-bestuurders en belangstellenden over de ruimtelijke inrichting van Nederland. Aan­leiding vormde het verschijnen van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruim­telijke Ordening en Milieu.

De SGP-jongeren organiseerden op 9 maart een bijeenkomst in Gorin­chem met als thema ‘Europa: ook mijn overheid?’, waar B. Belder en A.M. Oostlander (respec­tievelijk Europarlementariër voor de SGP/GPV/RPF en het CDA) en het PvdA-Tweede-Kamerlid F. Tim­mermans inleidingen verzorgden. Naar aanleiding van de beschuldigin­gen uit met name de hoek van D66 en VVD dat de SGP onverdraag­zaam zou zijn geweest in de recente debatten over euthanasie en het homohuwelijk, belegden de jongeren twee thema-avonden over toleran­tie: op 14 juni in Amersfoort, waar onder anderen Van der Vlies en het Tweede-Kamerlid van GroenLinks A. Harrewijn het woord voerden; en op 8 oktober in Rotterdam, waar D66-leider T. de Graaf en Van der Vlies de degens kruisten. Op 28 en 29 september hield de jongerenorga­nisatie een congres in Apeldoorn over ‘De derde revolutie: de invloed van ICT op de samen­leving’. De SGP-jongeren gaven twee Infoschetsen uit. In april verscheen Europa blijft boeien. Kanttekeningen bij de Europese eenwording, geschreven door H.J. Hoog­lander en H.J.A. Ruissen, waarin de ‘Euro-sceptische’ houding van velen in de eigen achterban betreurd werd en gepleit werd voor een actieve opstelling in het integratieproces. In oktober publiceerden de jongeren Zinloos geweld. Een pleidooi voor een fundamentele benadering en een geïnte­greerde aanpak,van de hand van A.J.C. van Bemmel en M.M. van der Slikke.

De Werkgroep Oost-Europa van de SGP belegde samen met de Hon­gaarse Vere­ni­ging Gereformeerden in de Samenleving op 25 augustus een conferentie in de Hon­gaarse stad Nyíregyháza over problemen rond het rivierbeheer. Van 22 tot 29 sep­tember bezocht een delegatie van SGP-jongeren een drietal jongerenconferenties over het milieu in de Hongaarse steden Pápa, Hódmezövásá en Debrecen, een initiatief van de Werkgroep en de Hongaarse Vereniging. Op 12 en 13 oktober hiel­den beide orga­nisaties een conferentie over globalisering en milieu in Kecskemétre.

In november organiseerde de Eurofractie van SGP, GPV en RPF twee bijeenkomsten; één over menselijke genetica en één over de toekomst van de Europese Unie (zie hier­voor in deze kroniek onder Christen­Unie).

Personalia

Eind augustus overleed H. Fokker, die van 1959 tot 1960 lid was geweest van de Eerste Kamer. Van 1978 tot 1990 had hij deel uitge­maakt van de gemeenteraad van Rhenen.

Laatst gewijzigd:09 mei 2023 11:49