ChristenUnie jaaroverzicht 2001
Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 2001. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2001' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2001 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2003), 15-95, aldaar 36-44.
Inleiding
In 2001 kreeg de samenwerking tussen het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) verder gestalte. Om die reden worden de lotgevallen van deze partijen in deze paragraaf niet langer afzonderlijk weergegeven. In maart gaven de leden GPV en RPF groen licht om hun Tweede-Kamerfracties onder de naam ChristenUnie ineen te schuiven. Eind juni betrokken beide partijen een gezamenlijk kantoorpand in Amersfoort. Overal in het land werden plaatselijke afdelingen gevormd en een ‘witte vlekken’-plan moest inventariseren waar genoeg steun te vinden was voor het opzetten van nieuwe afdelingen. De jonge partijformatie kreeg er in 2001 bijna 2.000 nieuwe leden bij.
Samen met SGP en CDA voerde de ChristenUnie in 2001 oppositie tegen het euthanasiebeleid van het paarse kabinet (zie hiervoor ook onder CDA en SGP in deze kroniek).
Rechtstreeks lidmaatschap ChristenUnie en ledenwerving
Op 22 januari 2000 nam de Federatieraad van de RPF een motie aan, waarin het bestuur van de ChristenUnie werd opgeroepen binnen een jaar tijd een direct lidmaatschap van de Unie op plaatselijk niveau mogelijk te maken (zie hiervoor ook Jaaroverzicht 2000). Tot dusver kon men slechts lid worden van RPF of GPV, of zich aanmelden als ‘sympathisant’ van de ChristenUnie. Op het Uniecongres op 24 maart 2001 werd een notitie van het bestuur met de titel Lidmaatschap lokale ChristenUnie aanvaard, waarin het directe lidmaatschap op plaatselijk niveau geregeld werd. De lokale Unieleden kregen spreek- en stemrecht op congressen, maar mochten zich over organisatorische zaken – zoals het toelatingsbeleid en de kandidaatstelling voor verkiezingen – niet uitspreken: dit zou voorbehouden blijven aan GPV- en RPF-leden. Het congres besloot eveneens – nu een lokaal lidmaatschap geregeld was – de status van ‘sympathisant’ op te heffen en te vervangen door verschillende vormen van donateurschap. De aanwezigen steunden verder een motie van de jongerenorganisatie PerspectieF, waarin werd uitgesproken dat een volledige fusie tussen RPF en GPV ‘niet langer dan volstrekt noodzakelijk’ uitgesteld moest worden. Doel van deze motie was de directe leden van de ChristenUnie zo snel mogelijk dezelfde rechten te geven als de leden van de Uniepartners, zoals bijvoorbeeld het bekleden van bestuurlijke posten.
Met deze besluiten was het voor de ChristenUnie nu mogelijk geworden om zelf leden te gaan werven en dat gebeurde dan ook: op het congres op 17 november presenteerde R. van Eijle, de directeur van het landelijk partijbureau, de telefonische ledenwervingsactie ‘Laat uw stem horen’. Doel van de bel-campagne was om bij de komende Tweede-Kamerverkiezingen in mei 2002 een ledental van 30.000 te bereiken (eind december had de partij ruim 27.000 leden).
Afscheid Schutte
Op 1 februari kondigde G.J. Schutte, de alom gerespecteerde fractievoorzitter van het GPV, op een persconferentie aan dat hij zou vertrekken uit de politiek. Hij was in 1981 tot de Tweede Kamer toegetreden. Op 13 februari verliet hij de Kamer officieel. RPF-fractievoorzitter L.C. van Dijke werd tot de Tweede-Kamerverkiezingen in 2002 de eerste politiek leider van de ChristenUnie. In het parlement werd Schutte opgevolgd door het Zwolse GPV-gemeenteraadslid A. Slob. Op het congres in maart namen de aanwezigen afscheid van Schutte. Hij werd bij deze gelegenheid tot erelid van de Verbondsraad van het GPV benoemd, een eer die tot nu toe alleen de oud-parlementariërs J. van der Jagt en A.J. Verbrugh ten deel was gevallen.
Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen
Op 17 januari presenteerde het bestuur van de Unie de kandidatenlijst, die door een commissie onder voorzitterschap van de Utrechtse rechter D.A.C. Slump was voorbereid (zie ook Jaaroverzicht 2000). Bovenaan stond senator, wiskundige en filosoof K. Veling, afkomstig uit het GPV. Unievoorzitter Th. van Daalen zei tijdens de presentatie van de lijst dat men als lijsttrekker niet iemand van buiten had gezocht, maar wel iemand waarmee men ‘zou loskomen van een typische RPF- of GPV-uitstraling’ (Reformatorisch Dagblad, 18 januari 2001). Volgens commentaren in de pers was de keuze voor Veling ook ingegeven door de wens om de GPV-achterban, die deels sceptisch tegenover de fusie met de RPF stond, tegemoet te komen. RPF-fractieleider Van Dijke vond het ‘best even slikken’ dat hij geen lijsttrekker werd (Nederlands Dagblad, 18 januari 2001). Niettemin zei hij zich door privé-omstandigheden goed te kunnen verenigen met een tweede plaats op de kandidatenlijst, ook al omdat hij de garantie kreeg dat de keuze voor Veling niet een verandering van de door hem voorgestane christelijk-sociale koers zou betekenen. Tot de verkiezingen zou Van Dijke de honneurs als partijleider waarnemen.
De zittende kamerleden A. Rouvoet (RPF), E. van Middelkoop (GPV) en D.J. Stellingwerf (RPF) namen respectievelijk de derde tot en met de vijfde plaats in. Op nummer zes kwam Slob, direct gevolgd door de eerste vrouwelijke kandidaat, het Heerenveense RPF-gemeenteraadslid mevr. J.C. Huizinga-Heringa, op een waarschijnlijk onverkiesbare zevende plaats. In een interview met het Nederlands Dagblad (18 januari 2001) zei ze het – los van haar eigen persoon – een goede zaak te vinden wanneer ook een vrouw de ChristenUnie in het parlement zou vertegenwoordigen, al was het maar om aan te tonen dat de partij geen principiële bezwaren heeft tegen vrouwen in de politiek. Ook de jongerenorganisatie PerspectieF was van mening dat de partijtop ‘een beetje meer lef’ had mogen tonen door een vrouw te kandideren bij de eerste vijf (Nederlands Dagblad, 20 januari 2001). Eind januari trad een actiegroep binnen de ChristenUnie – genaamd TransFusie – naar buiten, die zich in de eerste plaats tot doel had gesteld een vrouw op een verkiesbare plaats te krijgen en meer in het algemeen verjonging en vernieuwing van de lijst nastreefde. Initiatiefnemer M. Rasch opende hiervoor de website ‘www.gelijkheid.nl’, waar men kon stemmen over de wenselijkheid van een vrouw op een verkiesbare plaats. TransFusie uitte op de site ook kritiek op ‘de weinig democratische procedure’ rond de kandidaatstelling, die niet altijd met de reglementen overeen zou komen (Nederlands Dagblad, 22 maart 2001). Zo kon het congres bijvoorbeeld geen namen meer toevoegen aan de reeds gepresenteerde veertig op de lijst. In een reactie noemde Unievoorzitter Van Daalen de kritiek ‘inhoudelijk onjuist’, maar hij zei wel toe de gevolgde procedure te zullen evalueren (Nederlands Dagblad, 22 maart 2001).
Dat de voorkeur van PerspectieF voor een vrouw bij de eerste vijf kandidaten niet breed gesteund werd door de achterban, bleek tijdens het congres in maart. Een motie van de kiesvereniging Utrecht, die Huizinga op de vijfde plaats wilde zetten, behaalde slechts zo’n twintig stemmen vóór. Ook een voorstel van PerspectieF om hun voorzitter mevr. A. van Kalkeren als tweede vrouw op de lijst van nummer elf te verplaatsen naar een plek binnen de eerste tien, kreeg onvoldoende steun.
Het congres verkoos Veling met een ovatie tot lijsttrekker. Een voorstel van de RPF-kiesvereniging Reeuwijk-Driebruggen om Van Dijke lijstaanvoerder te maken in plaats van Veling, haalde het niet. Al met al werd de advieskandidatenlijst door het congres ongewijzigd overgenomen. Op het congres in november werd het onderste gedeelte van de lijst echter weer gewijzigd. De reden hiervan was dat er meer personen op de lijst stonden (veertig) dan volgens de Kieswet voor een nieuwe partij als de ChristenUnie was toegestaan (dertig). Nu de laatste tien kandidaten kwamen te vervallen, wilde het bestuur de nummers 21 tot en met dertig alsnog herzien.
Ontwerpprogramma Tweede-Kamerverkiezingen
In 2000 was de ChristenUnie begonnen met een discussie over de identiteit en het politieke profiel van de nieuwe partijformatie. Het startschot werd gegeven met de publicatie van een zogeheten ‘Groen Document’. De resultaten van het interne debat werden neergelegd in het ‘Blauw Document’ (zie Jaaroverzicht 2000). Opnieuw sprak de partij zich hierover uit. In april 2001 verscheen vervolgens het ‘Wit Document’, dat de basis voor het ontwerpprogramma voor de Tweede-Kamerverkiezingen van mei 2002 vormde.
Op 10 september presenteerde de ChristenUnie het conceptprogram onder de titel Durf te kiezen voor normen . De Tien Geboden uit de Bijbel en de daaruit afgeleide normen voor de samenleving stonden erin centraal. Opvallende punten uit het programma waren: verbod op echtscheiding voor ouders met kinderen jonger dan twaalf jaar; beperking van de hypotheekrenteaftrek; alleen passief en actief kiesrecht voor personen met de Nederlandse nationaliteit; overheveling van het asielbeleid van Justitie naar Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking; en een kwaliteitskeurmerk voor ‘fatsoenlijke’ media. De ChristenUnie wilde dat de overheid voor de komende kabinetsperiode een extra bedrag van 16,5 miljard euro zou uittrekken voor gezondheidszorg, veiligheid, onderwijs, milieu en ontwikkelingssamenwerking.
De besluitvorming rond het programma was voorbereid in de lokale verenigingen en tijdens een werkconferentie op 27 oktober, waarna het program op het Uniecongres in november praktisch ongewijzigd werd vastgesteld.
Gemeenteraadsverkiezingen
Ten behoeve van de gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002 stelde het Uniecongres in maart ook het Model gemeenteprogramma 2002-2006 vast. De tekst was opgesteld door een werkgroep waarin een aantal gemeenteraadsleden van GPV en RPF zitting hadden. Verder verscheen in juni het Draaiboek gemeenteraadsverkiezingen 2002-2006.
In de afdelingen werd in 2001 begonnen met de voorbereiding van de kandidatenlijsten. In een aantal gemeenten hadden GPV en/of RPF bij de vorige raadsverkiezingen in 1998 gezamenlijke lijsten met de SGP ingediend. Het aantal van deze samenwerkingslijsten nam dit keer behoorlijk af (zie in deze kroniek onder SGP).
Verkiezingscampagne
De ChristenUnie begon haar verkiezingscampagne voor de raads- en Kamerverkiezingen van 2002 al op 8 september, in Ede. De campagne werd gevoerd met de slogan ‘Duidelijk, eerlijk, echt – ChristenUnie dus’. Belangrijke doelgroepen waren de evangelische christenen, de leden van de Nederlandse Hervormde Kerk behorend tot de Gereformeerde Bond of tot de confessioneel-hervormde richting, de gereformeerden (synodaal), maar ook jongeren en de groep zwevende kiezers die alleen lokaal op de ChristenUnie stemden. Wanneer de partij de steun van deze groepen wist te verwerven, moest volgens campagneleider J. Voordewind een winst van twee Kamerzetels (van vijf naar zeven) mogelijk zijn. Behalve op het verkiezingsprogramma wilde de ChristenUnie zich in de campagne op drie inhoudelijke thema’s concentreren, te weten ‘zorg voor het leven’, ‘zorg voor de Schepping’ en ‘zorg voor elkaar’.
Relatie ChristenUnie-SGP
In februari ontstond er wrevel binnen de SGP over uitspraken die Van Dijke gedaan had in een interview met het Reformatorisch Dagblad (2 februari 2001). Hij zei daarin dat “de ChristenUnie dé politieke representant moet worden van... de bijbelgetrouwe, orthodoxe christenen in Nederland”. Voor de SGP zag hij ‘geen grote groeipotentie’ meer in het verschiet en hij zei te hopen dat deze partij zich uiteindelijk ‘binnen de structuur van de Unie’ zou voegen. Algemeen voorzitter van de SGP W. Kolijn reageerde getergd en noemde de uitspraken van Van Dijke ‘hautain’ (Nederlands Dagblad, 24 februari 2001). Tegelijk sprak Kolijn zijn vertrouwen in Veling uit. Hij noemde de nieuwe lijsttrekker van de ChristenUnie een scherpzinnig en samenbindend figuur, iets wat zijns inziens de relatie tussen beide partijen ten goede zou komen. Op de jaarvergadering van de SGP op 24 februari toonde partijleider B.J. van der Vlies zich bezorgd over de zijns inziens weinig heldere christelijk-sociale koers die de ChristenUnie wilde gaan varen. Hij vroeg zich af of er in deze nieuwe formatie nog wel plaats zou zijn voor de nationaal-gereformeerde accenten van het voormalige GPV. Veling betreurde deze uitspraken van Van der Vlies: “We hebben geen water bij de wijn gedaan, we hebben een scherp profiel en een glasheldere positie” (Nederlands Dagblad, 28 februari 2001).
Begin september kregen de Tweede-Kamerfracties van ChristenUnie en SGP het met elkaar aan de stok rond het initiatiefwetsvoorstel betreffende de zondagsarbeid, dat de ChristenUnie samen met de PvdA had ingediend. De staatkundig-gereformeerden wilden door middel van een amendement ook vastgelegd zien wat noodzakelijke zondagsarbeid was en wat niet, iets wat Van Dijke riskant vond. Eind september ontstond er opnieuw irritatie, toen de ChristenUnie – opnieuw samen met de PvdA – tot woede van de SGP (maar ook van het CDA) het kabinet in een motie om meer geld voor palliatieve zorg verzocht. Beide christelijke partijen vonden het volstrekt incorrect dat de ChristenUnie hen niet bij de voorbereidingen had betrokken. Zij meenden dat Van Dijke zo het christelijk bondgenootschap in de strijd tegen de euthanasie had doorbroken. Het CDA was zelfs zo boos dat het tegen de motie stemde, waardoor die geen meerderheid kreeg. Op initiatief van de SGP vond er een verzoenend gesprek tussen de betrokken christelijke partijen plaats. Dit leidde ertoe dat men samen met de PvdA zou bekijken hoe de motie alsnog opnieuw ingediend zou kunnen worden.
Uniecongressen
Op 24 maart hield de ChristenUnie een congres in Apeldoorn. Tijdens deze dag werden ook de voorjaarsledenvergaderingen van GPV en RPF gehouden met een beperkte huishoudelijke agenda. Het congres stelde onder andere de kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen vast (zie hierboven). De nieuwverkozen lijsttrekker Veling hekelde in zijn maidenspeech de verwaarlozing van de publieke sector, die hij op conto schreef van de twee paarse kabinetten. Een actuele politieke motie, waarin de regering werd opgeroepen om te stoppen met de massavernietiging van dieren die (nog) geen verschijnselen van mond- en klauwzeer vertoonden, werd door de aanwezigen omarmd.
Op 17 november was er opnieuw een Uniecongres in Zwolle. Naast de vaststelling van het ontwerpverkiezingsprogramma en de herziening van een gedeelte van de kandidatenlijst (zie hierboven) stond een viertal moties van PerspectieF op het programma. Een ervan, de motie ‘internationalisering’ waarin gepleit werd voor een intensivering van samenwerking met geestverwanten in het buitenland, werd door het congres aangenomen.
Lijsttrekker Veling bekritiseerde in zijn congresrede het CDA, omdat de christen-democraten in hun verkiezingsprogramma niet hadden vastgelegd dat ze de legalisering van euthanasie ongedaan wilden maken. Over een eventuele regeringsdeelname van de ChristenUnie zei hij principes belangrijker te vinden ‘dan pluche’, maar mocht het toch zover komen, dan had een coalitie samen met PvdA en CDA zijn voorkeur (Reformatorisch Dagblad, 19 november 2001).
Europese partijvorming
Op 23 november organiseerde de Eurofractie van SGP, GPV en RPF in Rotterdam het congres ‘eenheid in diversiteit’, waar gesproken werd over de toekomst van de Europese Unie (EU). R. Kuiper, directeur van het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie, pleitte voor het aangaan van allianties met gelijkgezinden binnen de EU en de toetredingslanden, ook met het oog op toekomstige grensoverschrijdende lijsten bij de Europese verkiezingen. De huidige samenwerking binnen het Europa van Democratieën in Diversiteit (EDD), die louter berustte op pragmatische gronden, noemde Eurofractievoorzitter J. Blokland in dit verband ‘een gelegenheids- en verlegenheidscoalitie’ (Reformatorisch Dagblad, 24 november 2001; zie ook Jaaroverzicht 1999 GPV). Begin december liet Kuiper in reactie op berichten in de pers weten dat de Eurofractie het beste tot de Europese verkiezingen van 2004 bij de EDD kon blijven. Daarna konden nieuwe afwegingen gemaakt worden.
Vrijspraak Van Dijke
In een interview met het blad Nieuwe Revue had Van Dijke in 1996 homoseksualiteit met diefstal vergeleken, waarvoor hij in oktober 1998 was veroordeeld, maar in juni 1999 in hoger beroep was vrijgesproken (zie ook de Jaaroverzichten RPF 1996, 1998-1999). Tegen deze uitspraak had de procureur-generaal vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Op 9 januari 2001 sprak deze Van Dijke definitief vrij: zijn uitspraken waren naar de mening van de Raad gedaan in een bepaalde context en vanuit een bepaalde godsdienstige overtuiging.
Verwante instellingen en publicaties
Op 7 april organiseerde de ChristenUnie samen met het Landelijk Platform van Pinkster- en Volle Evangeliegemeenten een besloten symposium in Amersfoort, waarin de banden tussen de partij en de evangelische christenen werden aangehaald.
Op initiatief van de ChristenUnie verscheen in het voorjaar Hart en handen. Bijbelstudies rond politiek en samenleving onder eindredactie van M. Hamelink, dat een bijdrage moest leveren aan een hernieuwde bezinning op de rol van christenen in politiek en samenleving.
Het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie, de mr. G. Groen van Prinsterer stichting, startte op 26 januari officieel met een symposium in Amersfoort over ‘dynamiek en samenhang’. Tijdens de bijeenkomst werd het essay ‘De dienst van de samenleving’dat geschreven was door R. Kuiper, de directeur van de Groen van Prinsterer stichting, gepresenteerd en bediscussieerd. De publicatie diende als aanzet tot het ontwikkelen van een christelijke visie op de samenleving. Op grond van de uitkomsten van de discussie verscheen op 31 oktober een aangepaste versie met de titel Dienstbare samenleving. Basiswaarde van de christelijke politiek. Hierin werd als reactie op de voortschrijdende individualisering het belang van een samenbindende rechtsorde en van duurzame sociale verbanden benadrukt. Samen met een nog te verschijnen studie over een christelijke visie op de overheid zou deze publicatie het fundamentele gedachtegoed van de ChristenUnie verwoorden. De Groen van Prinsterer stichting organiseerde op 8 december in Amersfoort een congres om deze studie over de overheid alvast voor te bereiden.
In februari publiceerde de Groen van Prinsterer stichting Goede raad voor het gemeentebestuur. Een reactie op de voorgenomen dualisering van het gemeentebestuur en een aanzet tot een visie op de lagere overheden, geschreven door R. M. Freeke e.a. In maart verscheen het eerste nummer van Denkwijzer, het studieblad van de Groen van Prinsterer stichting. Op 20 april hield het wetenschappelijk instituut in Putten een congres over de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. De bijdragen aan de bijeenkomst werden door C.M. Visser geredigeerd tot het Kort Commentaar Kiezen voor karakter. Een reactie op de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Op 14 november werd tijdens een symposium in Amersfoort het Kort Commentaar Eten en genen, een bredere toetsing van de hand van H. van de Pol en C. Visser gepresenteerd, dat voortborduurde op het in 1999 verschenen Toetsen en begrenzen. Een ethische en politieke beoordeling van de moderne biotechnologie onder redactie van H. Jochemsen. In december verscheen als speciale uitgave voor donateurs van de Groen van Prinsterer stichting het boekje Mijn partij. Tien persoonlijke visies op de cultuur van de ChristenUnie onder redactie van R. Kuiper en E. van Dijk. Eerstgenoemde schreef in het kader van de herdenking van de anti-revolutionaire staatsman Groen van Prinsterer de biografie ‘Tot een voorbeeld zult gij blijven’. Mr. G. Groen van Prinsterer 1801-1876.
Op 24 februari organiseerde PerspectieF een congres in Utrecht met als thema ‘De agrariër in de 21e eeuw’, waaraan minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij L.J. Brinkhorst (D66) zijn medewerking verleende. Op 17 maart hield de jongerenorganisatie haar eerste Denktankdag in Utrecht. Taken van de Denktank waren het opstellen van het politiek program Houvast.NL (waarvan een eerste versie werd voorgelegd aan de algemene vergadering in oktober) en het voeren van politiek-inhoudelijke discussies om zodoende de ChristenUnie op haar beleid aan te kunnen spreken. PerspectieF hield twee algemene vergaderingen: behalve een voornamelijk huishoudelijke op 28 april was er op 20 oktober één in Amersfoort, waar het thema ‘veiligheid’ centraal stond. Op de laatste bijeenkomst werd afscheid genomen van voorzitter Van Kalkeren, die wegens privé-omstandigheden aftrad. Zij werd opgevolgd door B. Heuvelman en F. Visser, die de honneurs zouden waarnemen tot voorjaar 2002, wanneer een nieuwe voorzitter gekozen zou worden. De jongerenorganisatie gaf in februari een drietal publicaties uit: in het kader van het landbouwcongres (zie hierboven) verscheen Set-up landbouw. Meningen, feiten en beleid van de hand van M. Spijker e.a., de eerste publicatie in de nieuwe reeks Set-up; Creatieve werkvormen voor politieke jongerenactiviteiten, geschreven door F. Visser, met tips hoe jongeren bij de (plaatselijke) politiek te betrekken; en van de hand van W. Althuis e.a. Hart voor groen, een publicatie over natuur en milieu, verschenen in de reeks Scripta.
De bestuurdersverenigingen van GPV en RPF organiseerden op 30 en 31 maart een congres in Lunteren, waar ‘het asielbeleid’ en ‘dualisme en lokale democratie’ als onderwerpen op de agenda stonden.
Op 2 november organiseerde de Eurofractie van SGP, GPV en RPF in Rotterdam een congres over menselijke genetica. Men boog zich over de vraag of de Europese Unie regels en beperkingen kon opleggen aan de wetenschappelijke ontwikkelingen op medisch gebied.
Personalia
Op 4 augustus overleed oud-senator J. van der Jagt. Van 1976 tot 1984 was hij voorzitter van het GPV en van 1977 tot 1991 vormde hij – met een korte onderbreking in de jaren 1981-1983 – de eenmansfractie van het GPV in de Eerste Kamer. In 1992 werd hij tot erelid van de Verbondsraad van het GPV benoemd.
Het Tweede-Kamerlid E. van Middelkoop trad op 16 november op persoonlijke titel toe tot de Raad van Advies van de conservatieve Edmund Burke Stichting.
Laatst gewijzigd: | 11 april 2023 10:22 |