Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Reformatorische Politieke Federatie (RPF) Geschiedenis

RPF jaaroverzicht 1996

Uit: J. Hippe, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman. 'Kroniek 1996. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1996' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1996 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1997), 13-87, aldaar 66-70.

Inleiding

De RPF bouwde in 1996 verder aan haar identiteit. De discussie over de 'reformatorische partijvisie' werd afgerond. De Kader­school waarmee de partij van start ging, trok veel belang­stel­ling. De RPF-jongerenorganisatie maakte een moeilijke tijd door als gevolg van het aftreden van de voorzitter, een half jaar na haar aantreden.

Federatieraden

Zoals gebruikelijk kwam in 1996 de Federatieraad van de RPF twee keer bijeen. Op de vergadering van 11 mei uitte Van Dijke, de fractievoor­zit­ter van de RPF in de Tweede Kamer, scherpe kritiek op het beleid van het kabinet-Kok. Bij de grote infra­structu­rele werken waren natuur en milieu het slachtoffer, aldus Van Dijke. Bij de ingrepen in de socia­le zeker­heid werden vooral de sociaal zwakkeren ge­trof­fen. De RPF-partijlei­der meende verder dat het netto-mini­mum­loon op het huidige niveau gehandhaafd moest blijven.

Op deze Federa­tieraad werd ook de partij­discussie over de nota Reformato­rische partijvisie afgerond. Deze nota was in oktober 1995 verschenen (zie Jaaroverzicht 1995 onder het kopje "Reformatorische partijvisie"). Bij de be­spreking werd onderstreept dat RPF-ers breed moeten partici­pe­ren in maatschappelijke organisaties. Daar­naast vond men dat bij geldelijke steun van overheidswege aan politieke partijen gewaakt moest worden voor financiële afhankelijkheid van de staat. Verder vond de vergadering het te pretentieus om de RPF als 'gestalte van het Koninkrijk' te beschouwen. Dit hield te weinig rekening met de 'gebro­kenheid door de zonde' (Nieuw Nederland, juni/juli 1996). Ook de verhou­ding van de RPF tot het GPV en de SGP kwam aan de orde (zie Jaaroverzicht GPV). Aan het einde van het jaar ver­scheen de de­finitieve versie van de nota.

Tijdens de bijeenkomst van de Federatieraad van 9 novem­ber zei Van Dijke onder meer dat de RPF-fractie in de Tweede Kamer met voorstel­len zou komen het bezit van kinderporno strafbaar te stellen. RPF-partijvoorzitter A. van den Berg deelde mee dat het Fede­ratiebestuur er voorstander van was dat Van Dijke bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1998 weer lijsttrekker zou zijn. De twee andere zittende kamerleden A. Rouvoet en D.J. Stel­ling­werf kwamen weer voor de tweede en derde plaats in aanmer­king. Na de toe­spraak van Van Dijke was er een 'poli­tiek vragen-half­uur' in de agenda opgenomen, waarbij vragen werden beant­woord door de drie RPF-leden van de Tweede Kamer en frac­tieme­dewerker J. Pot.

De Federatieraad werd verder toegesproken door J. Blokland (GPV), lid van de SGP/GPV/RPF-fractie in het Europees Parle­ment. Hij sprak over de poli­tie­ke ontwikkelingen in Europa en de bijdrage van de fractie van de drie protestantse partijen in het Europees Parlement.

RPF-Kaderschool

Tijdens de Federatieraadsvergadering van 11 mei presenteerde de directeur van het RPF-partijbureau G.B. Ekelmans namens de projectgroep 'Leerplan­ontwikkeling Kader en Vorming' het scho­lings- en vormingsprogramma, dat door de nieuwe RPF-Kader­school zou worden gegeven (zie Jaaroverzicht 1995 onder het kopje "Verwante instellingen en publikaties". Het nieuwe cursusaanbod was afgestemd op drie doelgroe­pen: de leden van de RPF en de RPF-jongeren in het algemeen; de be­stuurs­le­den van kiesverenigingen, Provinciale Kontaktraden en jongeren­afdelingen; en ten slotte de (aankomende) raads- en Sta­tenleden en leden van de scha­duw­fracties. De RPF-Kader­school ging op 14 septem­ber offi­cieel van start.

Interview Van Dijke in Nieuwe Revu

Eind juni verscheen in het weekblad Nieuwe Revu een interview van F. van der Linden met Van Dijke, dat enige ophef veroor­zaakte. Van Dijke stelde in dat vraaggesprek dat christenen ten onrechte nogal eens gradaties aan­brachten in het verplich­tend karakter van Gods geboden, waarna hij opmerk­te: 'Maar waarom zou stelen, bijvoorbeeld uitkeringen pikken van de over­heid, minder erg zijn dan zondigen tegen het zeven­de gebod? Ja, waarom zou een praktiserend homoseksueel beter zijn dan een dief?' (Reformatorisch Dagblad, 28 juni 1996). De laatste zin riep sterk afkeurende reacties op van onder meer het Tweede-Kamerlid B. Dittrich van D66 en van H. Krol, hoofd­re­dacteur van de Gay Krant. De laatste diende een strafklacht tegen Van Dijke in. Dittrich kondigde een door hem geschreven en door een groot aantal voorzitters van Tweede-Kamerfracties onder­tekende brief aan, waarin de uitspraken van Van Dijke zou­den worden veroor­deeld. Dit bracht Van Dijke ertoe om een open brief aan zijn colle­ga-fractievoorzit­ters te schrijven. Hij bood homoseksue­len zijn excuses aan voor zover zij zich door de uit­spraken gekwetst zouden voelen. Van Dijke stelde dat het niet zijn bedoeling was de homoseksuele levens­wijze op zich­zelf te vergelij­ken met frau­duleuze hande­lingen, maar dat het er om ging aan te geven dat deze levenswijze buiten het bij­belse normatieve kader viel. Bovendien was het hem er voor­al om te doen dat in chris­telijke kring met name in het verle­den seksu­ele misstappen ten onrechte zwaarder werden veroor­deeld dan mis­stappen van andere aard. De open brief van Van Dijke was voor CDA-frac­tie­voorzit­ter Heerma aanleiding om uiteindelijk zijn handtekening onder de open brief van de fractievoorzitters niet te plaat­sen. De frac­tielei­ders van PvdA, VVD, D66, Groen­Links, en de groep-Nijpels onderte­ken­den deze wel.

In een vraaggesprek in het Nederlands Dagblad van 6 juli zei Van Dijke niet te begrijpen waar de commotie vandaan was ge­komen, want hij had in Nieuwe Revu alleen maar gezegd wat christe­nen al eeuwen van mening zouden zijn. Er was van zijn uitspra­ken een karikatuur gemaakt, zo meende Van Dijke. Wel gaf hij toe dat het zinnetje over diefstal en homoseksuelen 'onge­luk­kig gefor­mu­leerd' was.

Burgemeesters

In zijn vergadering van 27 januari besloot het Federatiebe­stuur tot een meer gestructureerde aandacht voor het RPF-belang bij burgemeestersbenoemin­gen. Een driemanschap bestaan­de uit Tweede-Kamerfractievoorzitter Van Dijke, partijvoor­zit­ter Van den Berg en voorzitter H. Visser van de Vereni­ging van RPF-bestuurders zou per vacature de kansen van de RPF trachten in te ­schatten en via gerichte actie gaan proberen de benoeming van een RPF-er te bevorderen.

Voorzitterschap RPF-jongeren

Op de ledenvergadering van de RPF-jongeren op 30 maart werd mevr. E. Wieg­man-Van Meppelen Scheppink op voordracht van het jongerenbe­stuur tot eerste vrouwelijke voorzitter van de RPF-jongerenor­ganisatie gekozen. In de eerste helft van oktober trad zij echter weer af als jongerenvoorzit­ter. Zij kon de functie niet langer met haar studie combine­ren. Vice-voorzit­ter G. Hennink werd waar­nemend voorzitter tot aan de eerstvol­gende algemene ledenver­gadering. Het aftreden van Wieg­man bleef niet zonder gevolgen: 23 leden van de RPF-jongeren verzochten het bestuur een leden­ver­gadering te beleggen, omdat zij van mening waren dat het op zo korte termijn weer aftreden van een voor­zitter 'on­rust, onbe­grip en onduidelijk­heid' bin­nen de vereni­ging had opgeroe­pen. Deze ­vergadering vond plaats op 27 novem­ber, nadat een gesprek tussen een delegatie van de 'groep van 23' en het bestuur had plaatsgevonden. Mede op grond van dit gesprek diende een aantal leden een motie in waarin werd geconstateerd dat het bestuur 'mede op grond van haar eigen ver­klaring een ge­brek aan be­stuurlij­ke kwali­teiten aan de dag legt' (Alert, januari 1997). Ook zou het niet als eenheid functio­neren. De motie conclu­deerde ten slotte dat het ge­vraagde ver­trouwen aan het bestuur niet geschonken kon worden. Voorge­steld werd een interimbe­stuur te benoe­men voor de perio­de tot de ledenvergadering in maart 1997. Voordat de motie in stem­ming kwam, trad het be­stuur echter af. Daarna stelde de leden­ver­gadering een interimbe­stuur van vijf perso­nen aan.

Verwante instellingen en publicaties

Het wetenschappelijk studiecentrum van de RPF, de Marnix van St. Alde­gonde Stichting, organiseerde op 25 april een discus­sieavond over het minderhedenbeleid, in samenwerking met en­kele Provinciale Kontaktraden. Er werd gespro­ken door Kui­per, directeur van de Marnix-Stichting. Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het studiecentrum werd op 22 juni een jubileumcon­gres gehouden over het thema 'De verzor­gings­staat voorbij: over de toekomst van de sociale zeker­heid'. Behalve Van Dijke sprak ook het oud-Tweede-Kamerlid J.F. Buurmeijer (PvdA) als voorzitter van het Tijdelijk Insti­tuut Coördinatie en Afstem­ming (TICA), en CNV-voorzitter A.A. Wes­terlaken. Het congres werd geopend door RPF-senator E. Schuur­man, die con­stateerde dat de RPF sinds een aantal jaren een koerswijziging had ondergaan en zich had ontwikkeld tot een partij met een christelijk sociaal karak­ter.

Op 16 november organiseerde de Marnix-Stichting een congres over het onderwerp 'Waarheen met de economie?: globalisering en de noodzaak van economische ordening'. Onder de spre­kers was L. van der Waal (SGP), voorzitter van de fractie van SGP, GPV en RPF in het Europees Parlement.

De eerste publicatie in 1996 van het RPF-studiecentrum was een commen­taar over het drugsbeleid, geschreven door J.W. Dolle­kamp, wetenschappe­lijk medewerker van de Marnix-Stichting. Hij pleitte onder meer voor opheffing van het onderscheid tussen soft- en hard­drugs. Het wettelijk verbod op beide soorten drugs moest scher­per gehand­haafd worden.

De Marnix-Stichting gaf begin juni de brochure De ver­zor­gings­staat voor­bij uit. De auteurs waren G.M. Koning, T. van de Lagemaat en directeur Kuiper. Zij waren voorstander van de vervanging van de ver­zor­gingsstaat door de sociale rechts­staat. Daarvoor moest de positie van so­ciale verbanden die God in de schepping heeft gelegd - zoals het gezin - weer worden versterkt, ook door de overheid. Voor het bereiken van een nieuwe samenle­vingsorde mocht niet zonder meer vertrouwd worden op de werking van de markt. Tegelijk met deze brochure bracht de Tweede-Kamerfractie van de RPF een nota uit over sociale zeker­heid. Hierin werd gesteld dat er momen­teel nog geen ingrijpende wijzigingen in het stelsel van sociale zeker­heid konden worden aangebracht. In het Nederlands Dagblad van 15 juni 1996 werd geconstateerd dat de RPF-fractie - anders dan de brochure van de Marnix-Stichting - vooralsnog de be­staande wetgeving als uitgangspunt van beleid neemt (zie voor de Marnix-Stich­ting het Jaaroverzicht GPV onder het kopje "Samenwerking GPV en RPF".

In zijn vergadering van 12 ok­tober benoemde het bestuur van de Marnix van St. Aldegonde Stichting P. Blok­huis - lid van het manage­mentteam van de Christe­lijke Hogeschool 'De Vijverberg - tot voor­zitter van het Curatorium. Hij volgde S. Balt op, die vanaf de oprichting gedurende tien jaar dat voor­zit­ter­schap had be­kleed.

De RPF-jongeren hielden hun ledenvergadering op 30 maart, waar mevr. E. Wiegman-Van Meppelen Scheppink tot voorzitter verko­zen werd (zie hierboven). Het mid­dagge­deelte van de ledenver­gadering was gewijd aan het jaart­hema: jeugdwerkloos­heid. De econoom R. Jongeneel sprak over 'Een bijbelse visie op ar­beid'. Op 27 april organiseerden de RPF-jongeren een thema­dag over jeugdwerkloosheid, en op 23 november een jongerencon­gres met als thema: 'Werk in uitvoe­ring: beroepskeuze, ar­beidsmarkt en jeugd­werkloosheid'. Naast Van Dijke behoorde FNV-voorzitter J. Stekelenburg tot de sprekers.

De Vereniging van RPF-bestuurders hield haar voorjaarsvergade­ring op 9 maart. In het bijzonder werd aandacht besteed aan bestuurlijke vernieuwing. Op 14 september was de najaars­verga­dering, deels gewijd aan het onderwerp subsidie­verle­ning door de overheid.

Laatst gewijzigd:12 juni 2023 12:10