Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Christen Democratisch Appel (CDA) Geschiedenis

CDA jaaroverzicht 1996

Uit: J. Hippe, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman. 'Kroniek 1996. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1996' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1996 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1997), 13-87, aldaar 27-37.

Inleiding

Het jaar 1996 stond voor het CDA in het teken van de partij­vernieuwing. Het CDA-Jaarboek 1996-1997 was geheel gewijd aan dit thema. Op allerlei manieren poogde het CDA de partijorga­ni­satie te verbeteren en de leden meer bij de partij te be­trek­ken. Deze inspanningen konden niet voorkomen dat het ledental verder terugliep: in 1996 nam het opnieuw met enkele duizenden af. Een in november begonnen le­den­werf­campag­ne moest hierin verandering brengen.

Oppositierol

Een kleine twee jaar nadat het CDA uit de regering was ver­dwenen en in de oppositie was beland, worstelde de partij nog altijd met haar nieuwe rol (zie Jaaroverzicht 1995 ). Aan het begin van het jaar kondig­de de tweede man van de CDA-Tweede-Kamerfractie Jaap de Hoop Schef­fer een fellere opposi­tie aan. Hij was van plan het kabinet 'met het scherpe floret en des­noods met de moker te gaan bewerken' (de Volks­krant, 2 januari 1996). Binnen de partijtop was niet iedereen het eens met deze aanpak. Vice-partijvoor­zitter TinekeLodders-Elfferich meende dat het CDA gezien zijn gouverne­mentele tra­di­tie kabinets­voorstel­len op hun merites moest be­oordelen. Ook Tweede-Kamer­voorzitter Wim Deetman meende dat het CDA 'rea­lis­tisch' oppositie moest voeren.

Politiek leiderschap

Evenals in 1995 (zie Jaaroverzicht 1995 ) was er ook in 1996 in de partijtop kritiek op politiek leider Enneüs Heerma, de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie. Op 15 maart zei oud-premier Ruud Lubbers op een bijeenkomst in Tilburg niet te verwachten dat Heerma bij de Tweede-Kamer­verkiezingen van 1998 lijsttrekker voor het CDA zou worden. Op 19 juli stelde René Smit, ex-wethou­der Haven en Fi­nan­ciën in Rotter­dam en een rijzende ster binnen het CDA, voor de VPRO-radio de positie van Heerma ter discus­sie. Smit drong aan op zijn spoedi­ge vervanging. Naar zijn mening zou oud-politiek leider Elco Brink­man een goede opvolger zijn.

Ook onder lokale CDA-politici kreeg een eventuele kandida­tuur van Heerma als lijsttrekker weinig steun, zo bleek uit een en­quête die het NRC-Handels­blad hield onder honderd lokale CDA-wethouders en fractievoorzitters in 43 gemeenten. Van de 64 po­litici die reageerden, spraken zich er negen voor het lijst­trekkerschap van Heerma uit. De kandidatuur van Lodders kreeg de steun van zeventien respondenten (NRC-Han­delsblad, 18 september 1996). Zij liet in 1996 echter meermalen publieke­lijk weten niet beschikbaar te zijn voor het lijsttrekkerschap.

In oktober drong het Tweede-Kamerlid Frans Jozef van der Heijden er in een televisie-interview op aan dat het partijbestuur snel de lijst­trekker voor de Tweede-Kamerverkiezingen zou aanwij­zen. Daarbij maakte hij duidelijk dat hij Heerma niet als kan­didaat op het oog had. Van der Heijden werd meteen tot de orde geroe­pen door partijvoorzitter Hans Hel­gers, die deze uit­spraak 'on­ver­standig en onnodig' vond (Trouw, 19 oktober 1996).

Op de partijraad van 23 november kondigde Helgers aan dat hij samen met Heerma, Lodders en de voorzitter van de Eerste-Ka­merfractie Luck van Leeuwen halverwege 1997 een voor­dracht zou doen voor de topposi­ties op de kandi­datenlijst.

Partijvernieuwing

Op 18 maart werd door partijvoorzitter Helgers de werk­groep Politie­ke partij nieuwe stijl geïnstalleerd. Deze werk­groep moest een inventarisatie maken 'van allerhande mogelijkheden die de aantrekke­lij­kheid van het ­lidmaat­schap van het CDA en actieve participatie daarin ver­groten' (CDAc­tueel, 30 maart 1996). Als voorzitter werd Roland Korten­horst benoemd, die actief was in de kamerkring Friesland. Tot de leden ervan behoor­den onder ande­ren Helgers zelf, en de direc­teur van het partijbu­reau, Gert Groenen­dijk. De werk­groep diende in de zomer aan het dagelijks bestuur advies uit te brengen.

Nadat eerst de najaarspartijraad zich over enkele voorstellen van de werk­groep gebogen had, be­sloot het partijbestuur in 1997 met negen proef­pro­jecten te beginnen. Zo zou er onder meer geëxperimenteerd gaan worden met een differenti­atie in het partijlidmaatschap (door kortin­gen op de contribu­tie), het verstrekken van pre­mies op leden­wer­ving, en het be­vorde­ren van de participatie van leden door de invoering van ledenpei­lingen en -raadplegin­gen.

Tot de proefprojecten behoorde ook het verschaffen van een 'clubvoordeel' aan partijleden (bijvoorbeeld door het bieden van kortingen op boeken of op reizen). De CDA-afdeling Apel­doorn had hiermee al een begin gemaakt. Met ingang van 1 ja­nuari 1997 verstrekte deze afdeling een 'club­pas' aan haar ­le­den. Hiermee konden deze bij een aantal bedrijven zoals een assu­rantiekantoor en een make­laar­dij korting krijgen. Wethou­ders en leden van de gemeente­raad van Apeldoorn waren van deze regeling uitgeslo­ten om belan­gen­ver­strengeling te voorkomen.

Begin 1996 werd tevens een commissie ingesteld die zich moest bezinnen op de vraag hoe de integratie en participatie van vrouwen in het CDA kon worden bevorderd. De commissie, die onder leiding stond van Gerda Verburg, zou aan het begin van 1997 haar plannen presen­teren.

Gesprekken CDA-PvdA

In 1996 hadden tussen vooraanstaande leden van CDA en PvdA verschillen­de gesprekken plaats over de toe­komst van de ver­zorgings­staat. Deze besprekingen waren overi­gens al in 1994 begon­nen naar aan­lei­ding van een oproep van PvdA-voorzitter Felix Rot­tenberg. Zij werden geleid door de voorzit­ter van het Tref­punt voor socia­lisme en levensover­tui­ging van de PvdA, Harry de Lange. Naast verschillende Eer­ste- en Tweede-Kamerle­den als Pieter Jan Biesheuvel (CDA), Erik Jurgens (PvdA), Geertje Lyckla­ma à Nijeholt (PvdA), Hannie van Leeuwen (CDA) en Ruud Vree­man - tevens vice-voorzit­ter van de PvdA -, namen ook partijlozen als CNV-voorzit­ter Antoon Wester­laken en de eco­noom Bob Goudzwaard aan de gesprekken deel. De gespreksgroep - die zich 'Grond­slagen sociale rechtsstaat' noemde - gaf in september een verkla­ring uit getiteld 'Om de democrati­sche en sociale rechtsstaat'. Deze werd gepubliceerd in het oktober-nummer van Christen-Democra­tische Verken­ningen. De partijbe­sturen van CDA en PvdA waren op de hoogte van de besprekingen, maar wilden er niet op reageren.

Strategisch Beraad

In de eerste helft van 1996 werd de dis­cussie in het CDA over het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden van het Strate­gisch Be­raad voortge­zet. Dit rapport, dat in november 1995 was ver­schenen, beoogde vanuit chis­ten-democratisch oogpunt een lange-termijnvisie te bieden op een aantal maat­schappelijke proble­men (zie Jaaroverzicht 1995 ). Binnen de partij werd het rapport op diverse regio­nale bijeen­komsten besproken. Ook stel­de het CDA het ter dis­cussie in ge­sprekken met maat­schap­pe­lijke organisaties zoals het FNV, VNO-NCW, de NCRV en de kerken. Op 27 april stelde het partij­be­stuur de tien hoofd­con­clusies, de zogenaamde 'strategi­sche keuzen' vast.

Met deze keuzen week het partijbe­stuur niet erg af van het rap­­port. Onder andere bepleitte het de vervan­ging van het wet­telijk minimumloon door een even­eens wettelijk bepaald 'soci­aal minimum'. Hierdoor zouden werkgevers in staat worden ge­steld onder het minimumloon werk aan te bieden. De overheid diende dan het verdiende inkomen aan te vullen tot dat sociale mini­mum. Binnen het CDA viel dit stand­punt, waarachter partij­lei­der Heerma zich eerder al had ge­schaard, niet geheel in goede aarde. Een aantal partijafde­lin­gen en diverse leden van de Eerste- en Tweede-Kamerfractie wa­ren bang dat het sociale gezicht van de partij erdoor be­scha­digd zou raken. Op een bij­eenkomst van het Wetenschappe­lijk Insti­tuut voor het CDA op 9 mei, waar een aantal promi­nente partij­leden onder leiding van oud-premier Lubbers over dit onderwerp discussieerden, over­heerste terughou­dend­heid. Op de achter­grond speelde hier­bij de verkiezingsneder­laag van 1994 mee, die deels werd geweten aan het toen ingeno­men stand­punt ten aanzien van de AOW. Op een enkele dagen later gehou­den bijeen­komst van het Christen Democratisch Jonge­ren Appèl (CDJA), de jongerenorga­nisatie van het CDA, nam Heerma wat gas terug. Als er andere midde­len waren om de arbeidsparticipatie te vergroten, dan vond hij dat ook goed.

Op de voorjaarspar­tijraad van 31 mei en 1 juni haalde het par­tijbestuur op het punt van het minimumloon bakzeil. Na een dis­cus­sie waarin de gemoe­de­ren soms hoog opliepen, diende het partijbe­stuur op de tweede dag een resolu­tie in die tegemoet kwam aan de tegenstanders van af­schaffing. Expli­ciet werd hier­in uitge­sproken dat het minimum­loon zou worden gehand­haafd. Werkge­vers en werknemers zouden wel af­spraken mogen maken over salarissen onder het minimumloon, maar die zouden dan vervol­gens door de bedrijfsverenigingen tot het wettelijk minimumloon moeten worden aange­vuld. Volgens de Bra­bantse kamer­kring­voor­zitter Wim Thuis wilde de partijraad zo 'heel duide­lijk een signaal aan de buitenwereld afgeven: het sociale gezicht van de partij mocht niet aange­tast worden' (CDActu­eel, 15 juni 1996).

Andere conclusies uit Nieuwe wegen, vaste waarden, zoals het tegengaan van het gedoogbe­leid ten aanzien van drugs, werden door de partijraad overge­nomen. De uitkomsten vormden de basis voor het nieuwe verkie­zings­pro­gramma. Na de afronding van het partijdebat over het rapport bleek er behoefte te bestaan aan een verdere uitwer­king van de CDA-visie ten aan­zien van het zorgbeleid. Met name elementen als de medische ethiek en de betaalbaarheid en toeganke­lijk­heid van de zorgvoorzieningen zouden nadere be­studering behoe­ven. Het partijbestuur besloot vervolgens een werkgroep in te stellen, die hierover een kort discussiestuk moest opstellen. Begin 1997 zou deze werkgroep Thuiszorg haar nota afronden.

Gezinsbeleid

De voorjaarspartijraad omarmde ook de gedachte uit Nieuwe we­gen, vaste waarden, dat er een 'actief, modern gezinsbeleid' moest komen. Dit idee was eerder al door Heerma geopperd tij­dens de algemene politieke beschou­wingen in september 1995. Hij brak toen een lans voor een minister voor Gezinszaken. Aan het einde van 1995 werd een werkgroep Modern Ge­zinsbeleid in­gesteld, onder voorzitterschap van Herma Nap-Borger, voor­zitter van de CDA-fractie in de Provinciale Staten van Overijssel. Deze werkgroep moest de partij­discussie hierover stimu­leren.

In 1996 gaf het CDA vervolgens meer gestalte aan dit onder­werp. In februari bracht de Tweede-Kamerfractie een notitie uit over 'gezins- en familiebeleid'. Het Weten­schappelijk In­sti­tuut voor het CDA stelde een commis­sie in, die een be­leids­advies moest voorbe­reiden. Op 13 juni organi­seerde het Insti­tuut een zoge­naamde 'expertconferen­tie'. Een kleine twintig des­kun­digen lieten tijdens deze bijeen­komst hun licht schijnen over ver­schillende aspecten van het gezins­beleid. Opvallend was dat de plaatsver­vangend directeur van het Weten­schappelijk Insti­tuut, Kees Klop, het klassieke, door chris­ten-democraten lang gekoes­terde kostwinnersmodel als standaardmo­del wilde in­ruilen voor het huishouden met twee deeltijdbanen. De bij­dra­gen van de conferentie werden gepubli­ceerd in een speciaal zo­mer­nummer van Chris­ten Democra­tische Verkennin­gen.

Tweede-Kamerverkiezingen 1998

Tijdens de voorjaarspartijraad op 1 juni werd de commissie geïnstalleerd die het CDA-programma voor de Tweede-Kamerver­kiezin­gen van 1998 moest voorbereiden. Voorzitter van deze Pro­gramcom­missie werd Lodders. Tot de leden behoor­den onder meer Piet Hein Donner, de voorzitter van de Weten­schap­pelijke Raad voor het Regeringsbeleid, en Maria van den Muij­senbergh-Geurts, secretaris van de Unie Katholieke Bonden van Oude­ren. Van de commissie maakten te­vens - op instigatie van partijvoorzitter Helgers - be­trek­ke­lijk veel jongeren deel uit, zoals oud-CDJA-voorzitter Jack de Vries. Secretaris was de directeur van het Weten­schap­pelijk Insti­tuut voor het CDA, Jos van Gennip. Frans Andries­sen, Heerma en Helgers waren ad­vi­­seur. Het con­cept-program­ma, waar­voor het vastge­stelde rapport Nieuwe wegen, vas­te waarden als basis fungeerde, diende in het najaar van 1997 gereed te zijn. Het partijcon­gres in het voorjaar van 1998 zou vervol­gens het laatste woord hebben.

Pas als het verkiezingsprogramma was vastgesteld, zou de aan­wijzing van de lijsttrekker volgen. Begin december benoemde het partijbestuur een zoge­naamde 'Vertrouwenscommissie', die de kandidaatstelling voor de Twee­de-Kamerverkiezin­gen moest voorbereiden. Als voor­zit­ter werd A. Rombouts, burge­meester van Den Bosch, aangewe­zen. Verder hadden onder anderen de oud-Twee­de-Kamerle­den Bouke Beumer en Hans Hui­bers ­zit­ting. In december liet Rombouts zich in een tele­visieprogramma in negatieve bewoordingen uit over de sa­menstel­ling van de zittende kamerfractie, hetgeen onder de fractiele­den tot commo­tie leidde. In een publiekelij­ke ver­klaring tikte het partij­be­stuur Rombouts op de vingers, maar hij kon als commis­sie­voor­zitter aanblij­ven.

Partijraden en partijcongres

Op de voorjaarspartijraad werd niet alleen de par­tijdiscus­sie over het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden afgerond, ook werden de wijzi­gingen van de nieuwe statu­ten en huis­houde­lijke reglementen van het CDA besproken. Deze hadden ook al op de agenda van de najaars­par­tijraad van 1995 gestaan (zie Jaaroverzicht 1995 ), maar de behandeling ervan was wegens een te korte voorberei­dingstijd uitgesteld. De partij­raad stemde met de wijzigings­voor­stellen in. Vervolgens werden zij door het partij­congres op 28 september aanvaard. Het partij­congres sprak verder onder meer over 'gemeen­schaps­vor­ming in de ste­den'.

Op 23 november kwam de najaarspartijraad bijeen. Onderwerp van het poli­tieke deel was 'Partij van de generaties'. Op deze bijeen­komst werd pen­ningmeester Bert Vroon herbenoemd. Naast deze post was hij al sinds 7 juni 1995 bestuurlijk secretaris. Deze func­tie werd met ingang van 16 december 1996 over­genomen door Leendert Klaassen.

Partijbijeenkomsten

Op 3 februari vond in Nijmegen de bijeenkomst 'Confrontatie met de toekomst' plaats, belegd door een aantal jongere CDA-ers (zoals de oud-CDJA-voorzitters Ad Koppejan en Huibers). Ruim 250 leeftijdgeno­ten kwamen opdagen om te dis­cus­si­ren over enkele thema's uit het rapport Nieuwe wegen, vaste waar­den. Naderhand werden de deelnemers uitgeno­digd mee te helpen met 'het vernieuwen van het CDA door inhoudelijk de­bat, nieuwe mensen, ideeën en middelen' (CDActueel, nr. 4). De bedoe­ling was een beweging van onderop in de partij op gang te brengen om het CDA te vernieuwen. Dit initiatief werd gesteund door partijvoorzitter Helgers.

Op 14 oktober 1995 belegde het Intercultureel Beraad (ICB) van het CDA een conferentie over de christen-democratische visie op het integratievraag­stuk, onder de titel 'investeren in inte­gre­ren'. In 1996 werden een aantal regionale vervolgbijeen­komsten gehou­den. Zo werd onder meer op 14 maart gesproken over het thema 'intercultu­raliteit: onderwijs en toekomstper­spectief', op 15 april over 'kleurrijke wijken als opgave en uitdaging', en op 11 mei over inburgering.

Ouderen en ouderenbeleid

De CDA-werkgroep Ouderenbeleid organiseerde in 1996 in samen­werking met Provinciale Statenfracties meerdere regionale con­ferenties over het ouderenbeleid. Zo werd op 26 februari een bijeenkomst gewijd aan het onderwerp 'Modernisering van de ouderenzorg'. De conferentie van 20 april in Noord-Holland ging over de inkomenspositie van ouderen.

Op initiatief van een viertal kamerkringen had de partijraad van 31 mei en 1 juni uitgesproken dat het wenselijk was een landelijk Seniorenberaad in te stellen. Op de najaarspar­tijraad van 23 november werd deze officieel in het leven ge­roepen. Het Seniorenberaad kreeg als taak ouderen meer bij de partij te betrekken. Het moest tevens bevorderen dat de her­kenbaarheid van het CDA-beleid voor senioren werd ver­groot. Het Beraad bestond uit twee vertegenwoordigers per Provinciale Afdeling.

Janssen van Raay

Eind 1996 kwam Europarlementariër Jim Janssen van Raay in botsing met partijvoorzitter Helgers. Deze had Janssen van Raay herinnerd aan de afspraak dat hij tussentijds - op 1 januari 1997 - uit de CDA-delegatie in het Europees Parlement terug zou treden. Janssen van Raay liet Helgers daarop weten dat hij met ingang van die datum uit de fractie van de Europe­se Volkspartij (EVP) zou stappen, maar als 'onafhanke­lijke' aan zou blijven. Ook zou hij lid willen blijven van het CDA. Hierop besloot Helgers een roye­ments­procedure in te stellen tegen Janssen van Raay. In dezelfde periode werd Janssen van Raay beticht van belangenverstrengeling. Het televisiepro­gramma Nova beweerde dat hij op briefpa­pier van het Europees Parle­ment voor een bevriende za­kenman dreigbrie­ven zou hebben gestuurd naar vertegen­woordi­gers van de Taiwa­nese en Venezuel­aanse re­gering. Janssen van Raay ontkende de verdenkingen; volgens hem werd een aantal zaken door elkaar gehaald. Verder beschuldigde hij CDA-delega­tieleider in het Euro­pees Parle­ment Hanja Maij-Weggen er­van hem bewust niet te hebben geïnfor­meerd over deze aantijgingen, waarvan zij al vroegtij­dig op de hoogte zou zijn geweest. 'Maij-Weggen is een judas, een ver­raad­ster', zo stelde hij (de Volkskrant, 6 december 1996). Op haar beurt zag Maij-Weggen Janssen van Raay gaarne vertrek­ken: 'heel eerlijk gezegd hebben wij geen akelige gevoelens over zijn vertrek' (Trouw, 5 decem­ber 1996). In december stapte Janssen van Raay over naar de fractie van de Unie voor Europa, waar eerder al Leonie van Bladel (PvdA) zich bij had aangesloten (zie in deze Kroniek onder PvdA).

Internationale contacten

Op 14 juni werd op Malta Europarlementariër Wim van Velzen ge­kozen tot voor­zitter van de Europese Unie van Christen-Demo­craten (EUCD), het samenwerkingsverband van 47 christen-demo­cratische partij­en uit landen die lid zijn van de Raad van Europa. Van Velzen was in de jaren 1987-1994 partij­voor­zitter van het CDA ge­weest.

Agnes van Ardenne-van der Hoeven, Tweede-Kamerlid voor het CDA sedert 1994, werd op 21 juni in Straatsburg gekozen tot voorzitter van de vrouwenorganisatie van de EVP en de EUCD. In 1992 waren de vrouwengroeperingen van de EVP en de EUCD gefuseerd.

Verwante instellingen en publicaties

In juli publiceerde het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA het rapport Publieke gerechtigheid en de Europese Unie . Hierin beoogde een studiecom­mis­sie onder lei­ding van Hans Fran­ken een christen-democratische staatsleer te ontwikkelen voor de Europese Unie. Een maand later verscheen het rapport Waar­heid en waar­digheid. Civil society en samen­wer­king in Europa. Hierin werd onder andere gesteld dat de politieke en econo­mische transformatie van de Midden- en Oost-Europese landen alleen kon slagen wanneer ook hervor­min­gen in morele en sociale zin werden bevorderd. Op 12 december kwam het geschrift Gaven in over­vloed. Europees cultuurbeleid in christen-demo­cratisch per­spectief uit. Een studiecommissie die werd geleid door Ton Weiler had hieraan zes jaar gewerkt. Zij benadrukte onder meer dat de Europese Unie het belang van de publieke omroep expliciet diende te erken­nen.

Het CDJA vierde zijn vijftienjarig bestaan op de bijzondere algemene vergadering van 23 en 24 maart. Voorzitter De Vries trad op deze verga­dering terug. Hij werd opgevolgd door Teusjan Vlot. Bij zijn aantreden uitte deze zware kritiek op de Tweede-Kamer­fractie, die naar zijn mening 'hopeloos ver­grijsd is en ouder­wets opereert' (Trouw, 25 maart 1996). Op 11 mei vond de algemene ledenvergadering van het CDJA plaats. De bijeenkomst was voor een deel gewijd aan het jaar­thema 'consu­mentisme'.

De Eduardo Freistichting, een organisatie van het CDA die zich bezig houdt met internationale solidariteit, belegde op 7 sep­­tember samen met het CDA-Vrouwenberaad (CDAV) een bijeenkomst met als onderwerp 'civil society in interna­ti­onaal perspectief'. Voor­zitter was Norbert Schmelzer; tot de sprekers behoorden de oud-pre­mier van Polen, Tadeusz Mazowiecki, en van Neder­land, Lub­bers. De bijdragen ver­schenen later in een bundel onder de­zelfde titel.

Op 11 mei had de ledendag van het CDA-Vrouwenberaad plaats. Op deze bijeenkomst werd de discusssie over het thema 'samenleving in balans' afgesloten. Als nieuw jaarthema was ge­kozen het onderwerp 'gedeel­de zorg, gedeelde vreugd', naar aanleiding van het gelijknamige rapport van de door het derde kabinet-Lubbers ingestelde commissie Bruyn-Hundt. De nieuwe voorzitter van het CDAV, Marry Visser-Van Doorn, hield haar maidenspeech. Evenals de nieuwe voorzitter van het CDJA spaar­de ook zij de Tweede-Kamerfractie niet. Volgens haar deed de fractie te weinig om de zorgtaken tussen man en vrouw beter te verdelen en om meer vrouwen aan een baan te helpen. Op 31 mei werd het voorzitterschap van Visser-Van Doorn van het CDAV officieel door de partijraad van het CDA be­krach­tigd. Zij vervulde deze functie al enkele maanden officieus, als opvolg­ster van Toos Jongsma-Roelants die eind 1995 afscheid had geno­men.

Voor 18 oktober had het CDA-Vrouwenberaad een conferentie ge­organi­seerd over vrouwenhandel en seksueel misbruik van kinde­ren. Wegens gebrek aan belangstelling werd de bijeenkomst echter afgelast. Vol­gens de organisatie lag het onderwerp te gevoelig. De confe­rentie had oorspronkelijk 'geweld binnen het gezin' geheten, maar was op aandrang van de partij om­gedoopt tot 'mensenrech­ten voor mannen en vrouwen'.

Op 2 november hield het CDA-Vrouwenberaad een conferentie over 'Ar­moede en de gevolgen voor kinderen'. Het was de bedoeling dat de confe­rentie aanbevelingen zou doen aan de commissie die het verkiezingsprogram­ma voorbereidde. Tot de sprekers behoor­de kardinaal Adrianus Simonis.

Het CDA-vrouwennetwerk hield op 14 september zijn eerste land­dag. Er werd onder meer gediscussieerd over verleden en toekomst van het welzijns­werk.

In januari publiceerde de CDA-Bestuurdersvereniging de brochu­re Staatkun­dige vernieuwing - schijn en wezen. Hierin werd onder meer stelling geno­men tegen het correctieve refe­rendum en de door de gemeenteraad gekozen burgemeester. De Bestuur­dersvereniging belegde haar jaarlijkse conferentie op 12 ok­tober. In Ede werd toen van gedachten gewisseld over het thema 'veiligheid en criminaliteit'. Op 25 november verscheen Het evenwicht verstoord? Lokaal onderwijsbeleid na decentralisa­tie, een hand­leiding over het nieuwe gemeente­lijke onderwijsbeleid voor CDA-wethouders.

Personalia

Op 20 december 1995 overleed Maan Sassen. In 1946 werd hij voor de Katholieke Volkspartij (KVP) lid van de Tweede Kamer. Als minister van Over­zee­se Gebieds­de­len nam hij in 1948 zitting in het kabinet Drees-Van Schaik. Begin 1949 diende hij zijn ontslag in, omdat hij zich niet kon verenigen met het kabinetsbeleid inzake Ne­der­lands-Indië. Van 1952 tot 1958 had hij zitting in de Eerste Kamer. Sassen trad in 1952 even­eens toe tot de gemeen­schappe­lijke verga­dering van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), waar hij voorzitter van de christen-democrati­sche fractie werd. In de jaren 1970-1976 was hij de Perma­nent Verte­gen­woordiger van Nederland bij de EEG.

Op 6 januari 1996 overleed Jan de Pous. In de jaren 1958-1959 was hij lid van de Raad van State. Van 1959 tot 1963 maakte hij voor de CHU als minis­ter van Economische Zaken deel uit van het kabi­net-De Quay. Van 1964 tot 1985 was hij voor­zitter van de Sociaal Economi­sche Raad (SER).

Op 19 februari legde de Rotterdamse wethouder Haven en Fi­nan­ciën Smit zijn functie neer. Aanleiding hiertoe was het feit dat de plannen tot de vorming van een stadspro­vin­cie in de regio Rotterdam door het kabinet werden ingetrok­ken, na een afwijzend referen­dum. Volgens Smit was een sterke regiona­le be­­stuursvorm voor Rot­terdam noodzake­lijk. Hij werd later be­noemd tot directeur-generaal openbare orde en veiligheid op het ministe­rie van Binnenlandse Zaken.

Op 11 mei overleed Fred Borgman. Hij was van 1973 tot 1977 voorzitter van de Arjos, de jongerenorganisatie van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Van 1978 tot 1990 had hij zitting in de Tweede-Kamerfrac­tie van het CDA. Vervolgens was hij burgemees­ter van Nijkerk, totdat hij eind 1994 zijn functie wegens ziekte moest neerleg­gen.

Op 1 augustus overleed Charles van Rooy. Na een carrière als burge­meester was hij van 1959-1961 voor de KVP minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid in het kabinet-De Quay. Na zijn minister­schap was hij twee jaar burgemeester van Heer­len. Van 1964 tot 1977 was hij gouver­neur van Limburg.

De burgemeester van Den Haag, Ad Havermans, legde op 1 augustus zijn functie neer. Hij werd lid van de Algemene Rekenka­mer. Havermans werd met ingang van 1 december opgevolgd door de voorzitter van de Tweede Kamer, Deetman. Deze trad daarmee als voorzitter en als lid van de Tweede Kamer terug.

Op 31 augustus overleed Arnold Tilanus. Hij was van 1963 tot 1977 lid van de Tweede Kamer voor de CHU. In de periode 1968-1969 en 1971-1973 was hij fractievoorzitter. Van 1966 tot 1968 was hij boven­dien partij­voorzitter.

Op 20 september overleed het Tweede-Kamerfractielid Berry Esse­link. Hij maakte sinds 1986 deel uit van de kamerfractie. Van 1978 tot 1987 was hij lid van de Provinciale Staten van Over­ijs­sel.

Laatst gewijzigd:07 maart 2024 13:10