Pieken, dalen en alles ertussenin: het gezag van het internationaal recht
Datum: | 08 juni 2023 |
Auteur: dr. Kostia Gorobets
Op 21 februari 2022 verdedigde ik mijn proefschrift
‘Contemplating an Uneven Landscape: The Authority of International Law’
. Een aantal uur later riep de Russische president Vladimir Poetin de onafhankelijkheid uit van de zogenoemde Donetsk en Luhansk People’s Republic. Het was de eerste juridische schakel in een ketting van beslissingen die drie dagen later tot de grootschalige invasie van Oekraïne leidde. De toevallige timing van mijn filosofische viering van het internationaal recht met een van de meest brute schendingen van dat recht in de afgelopen decennia was meer dan angstwekkend. Over wat voor gezag van het internationaal recht kan men middenin de wreedheid van de oorlog spreken?
In mijn proefschrift stelde ik een relatief eenvoudige vraag: hoe kan het internationaal recht gezag hebben over het gedrag van staten? Of, zoals de vraag vaak wordt geformuleerd: naar wie moeten staten op internationaal vlak luisteren en waarom? Dat is ook meteen precies het probleem: wanneer ze het over gezag hebben, denken mensen vaak aan iemand – een persoon of een instituut – met een bepaalde rol en bekwaamheid. Binnen het recht wordt dat zelfs extra benadrukt. Over het algemeen wordt er geloofd dat juridische systemen geconstrueerd zijn door gezag en daar ook uit bestaan. Parlementen, overheidsinstanties, politieafdelingen, gevangenissen, toezichthouders, commissies: ze worden vaak aangeduid met de term ‘gezag’ en de mensen die er werken worden ‘ambtenaren’ genoemd. Het concept en de beeldvorming omtrent gezag is hiërarchisch: autoriteiten zijn normatief superieur ten opzichte van hun onderdanen.
Binnen het internationaal recht vallen dat standaardconcept en die beeldvorming ineens uiteen. Ondanks de actieve institutionalisering van het internationaal recht gedurende de laatste decennia, toen er allerlei soorten internationale organisaties ontstonden en tientallen internationale rechtbanken werden opgericht, blijft het nog steeds een grotendeels horizontale rechtsorde. De overgrote meerderheid van alle internationale verdragen zijn bilaterale overeenkomsten. Dat terwijl sommige van de meest fundamentele gebieden van het internationaal recht, waaronder jurisdictie, immuniteiten en staatsverantwoordelijkheid, worden gereguleerd door gewoonteregels. Hoe kan iemand het gezag van dit internationale recht, onbemiddeld in creatie en toepassing door een of andere supranationale formele instelling, verantwoorden?
Het is de reden voor de titel van mijn proefschrift: de toppen van formele instellingen binnen het internationaal recht zijn alleen zichtbaar tegen de achtergrond van veel uitgestrektere maar niet zo in het oog springende valleien van bilaterale verdragen en regels van internationaal gewoonterecht. Rechtsfilosofie is goed uitgerust om rekening te houden met het gezag van pieken, maar blijft onzeker over het gezag van dalen.
Dat is ook de reden voor een breed gedeelde scepsis omtrent internationaal recht. Het idee is doorgaans dat het internationaal recht haar werk als recht niet kan doen zonder gecentraliseerde wetgeving en rechtshandhaving. Internationaal recht zou niet dezelfde gezagsstructuur hebben als het nationale rechtssysteem en dat wordt aangedragen als bewijs van een tekort. Naar mijn mening is die opvatting simpelweg misleidend. Het is geen nieuws dat het recht af en toe faalt of kwetsbaar is. We moeten niet via het prisma van haar effectiviteit of mislukkingen naar het recht kijken, maar via het prisma van de rol die het speelt in praktische beraadslagingen, bij momenten waarop staten het gebruiken om te beslissen wat er moet gebeuren.
Het duurde even voordat ik me realiseerde dat de filosofische puzzel die ik in mijn proefschrift beschrijf overeenkomsten vertoont met de rauwe, wrede en voortdurende realiteit in de vorm van de oorlog die Rusland momenteel tegen mijn vaderland voert. Het is misschien intuïtief juist om het gezag van de internationale rechtsnormen te koppelen aan de vraag of staten zich er al dan niet aan houden. Het zijn echter niet de schendingen als zodanig die het gezag van de normen aantonen, maar de manier waarop andere staten en internationale organisaties op die schendingen reageren, zowel met argumenten als in de praktijk. De alliantie die zich rond Oekraïne heeft gevormd is daarom niet alleen een teken van solidariteit, het is ook een bewijs van het feit dat het gezag van het internationale recht niet iets is wat er wel of niet is, maar iets dat wordt opgebouwd en in stand wordt gehouden.
Het project waar ik me op dit moment mee bezighoud, geeft een andere draai aan dat idee. Ik wil zien hoe de specifieke Russische stijl van imperialisme (http://opiniojuris.org/2022/05/24/russian-special-military-operation-and-the-language-of-empire/) gebruik maakt van het internationale recht. Rijken handelen niet simpelweg legaal of illegaal; ze claimen te bepalen, voor zichzelf en voor anderen, wat in beginsel legaal is. Rusland construeert ook diens eigen keizerlijke legaliteit, waarin internationaal recht de invasie steunt en zelfs als vereiste ziet. Dit kan en moet worden weerstaan, maar om dat te kunnen doen moeten we de innerlijke werking van die specifieke keizerlijke constructie van internationaal recht kennen.
Het concept van het gezag van internationaal recht is het meest geschikt voor het bouwen van nieuwe bruggen tussen analytische jurisprudentie en internationale rechtstheorie. Het maakt het ook mogelijk om een aantal diepere werkingen van het internationaal recht als normatieve realiteit bloot te leggen, met al haar problemen en nuances. Het gezag van internationaal recht is niet iets dat kan worden uitgelegd door naar de oorsprong of bronnen te kijken. Het is iets wat sterker of zwakker wordt wanneer internationale juridische normen worden gebruikt om gedrag te rechtvaardigen of bekritiseren, relaties vorm te geven of om structuur te geven aan de complexiteit van de wereldwijde gemeenschap van de mensheid. Het is geen gegeven, maar wordt constant opnieuw samengesteld.