Letterkunde in codetaal
Datum: | 17 september 2024 |
Veel mensen zullen de studie Nederlands associëren met het lezen van literatuur, het uitpluizen van grammaticale regels en het analyseren van gesprekken. Zo dacht ik er zelf ook over. Ik was dan ook erg verrast toen ik ‘Programmeren voor de Letterkunde’ als optie zag staan voor mijn tutorial van de master Neerlandistiek. Hoewel ik tijdens mijn middelbare school- en studietijd een haat-liefdeverhouding heb gehad met de exacte vakken, besloot ik het toch een kans te geven. Het mooie van een dergelijk keuzevak is namelijk dat je je kan verdiepen in onderwerpen waar je anders niet de kans voor had gekregen.
Samen met zeven andere studenten vanuit de bachelor, de researchmaster en mijn eigen master, begonnen we aan deze relatief nieuwe tak van onderzoek binnen ons vakgebied. Door gebruik te maken van coderingen om literatuur te onderzoeken, wordt het veel gemakkelijker om grote hoeveelheden teksten in een relatief korte tijd te analyseren. Je hoeft ze immers niet allemaal zelf te lezen en er met een markeerstift of potlood aantekeningen bij te maken. De code die je schrijft doet een deel van het analysewerk voor je. Tijdens het onderzoek dat we uitvoerden, richtten we ons op vrouwelijke toneelschrijvers uit de zeventiende eeuw. Hoewel mannelijke figuren zoals Bredero en Vondel met name bekend zijn gebleven uit deze tijd, waren er ook vrouwen die toneelteksten schreven. In de tutorial hielden we ons vooral bezig met de teksten van Katharina Lescaille en Catharina Verwers.
Opzet van de tutorial
De tutorial had een divers programma. We begonnen met het lezen van toneelteksten van vrouwelijke schrijvers uit de zeventiende eeuw, waarbij ik Katharina Lescaille voorgeschoteld kreeg. Het schrijverschap leek Lescaille in het bloed te zitten. Haar ouders hadden een uitgeverij op de Dam in Amsterdam, welke zij later met haar zus runde. Ook schreef ze veel poëzie en vertaalde ze zeven tragedies uit het Frans. Lescaille is tevens de eerste Nederlandse vrouw van wie alle werken zijn verzameld in een bundel.
Aan mij was de taak om deze toneelteksten om te zetten naar bestanden die bruikbaar zijn voor de codes die we later gingen schrijven. In deze bestanden krijgt elk bedrijf, toneel, spreker en spreektekst zijn eigen ‘tag’ toegewezen. Dit maakt het mogelijk om het toneelstuk te laten analyseren door een code, die we later zouden gaan schrijven ten dienste van onze onderzoeksopdracht. Het grootste deel van het maken van deze bestanden vindt op geautomatiseerde wijze plaats, waardoor we alleen nog het een en ander moesten bijschaven. Ook het schrijven van de latere code hoefden we niet volledig op eigen houtje uit te voeren. Dankzij een vluchtige introductiecursus tot Python (een veelgebruikte programmeertaal), diverse internetfora en niet te vergeten veel hulp van onze begeleider Lucas van der Deijl, hadden we alle handvatten tot onze beschikking om ons eigen onderzoek uit te voeren. Voor mijn onderzoeksopdracht heb ik gekeken naar de mate waarin interacties met vrouwen voorkomen in de Franse toneelstukken en de door Lescaille vertaalde toneelstukken.
Bechdel-test
Ik ben op dit idee gekomen door de Bechdeltest. Deze test, afkomstig uit de filmindustrie, onderzoekt de mannelijke bias die veelal (over)heerst in Hollywood. Een film slaagt voor deze test als deze 1). minimaal twee vrouwen bevat, 2). deze vrouwen met elkaar praten, over 3). iets anders dan een man. Met mijn vijf weken kennis over programmeren, lukte het me om deze eerste twee onderdelen van de test uit te voeren. Hiervoor heb ik de originele test iets aangepast. Ik wilde namelijk niet alleen weten of twee vrouwen met elkaar praten, maar ook hoe vaak er een gesprek plaatsvond tussen twee vrouwen of tussen een man en een vrouw. Na het uitvoeren van deze test ontstond er een duidelijk overzicht van de hoeveelheid interacties waar vrouwen bij betrokken waren.
Women supporting women
En wat bleek nu? In de teksten van Lescaille zijn er twee keer zoveel gesprekken tussen twee vrouwen dan bij de toneelteksten van de originele, door mannen geschreven toneelteksten. Ook vinden er behoorlijk meer gesprekken plaats tussen een man en een vrouw, terwijl het aantal gesprekken tussen twee mannen om en nabij gelijk is gebleven. In een tijd dat mannelijke acteurs in vrouwenkleding plaatsmaken voor de eerste actrices, geeft Lescaille tevens meer zichtbaarheid voor de vrouwen op het toneel door ze meer spreektekst en interacties te geven. Het lijkt erop dat de leus ‘women supporting women’ van alle tijden is.