De politiek moet vooral niet sturen op studiekeuze
Datum: | 02 september 2019 |
Bij zijn ‘optreden’ onlangs op het Lowlands festival adviseerde premier Mark Rutte zijn jonge toehoorders vooral een studie te kiezen die ze leuk vinden. Zo heeft hij zelf geschiedenis gestudeerd, niet omdat hem dat de kortste weg naar een goede baan of het premierschap leek, maar simpelweg vanwege zijn historische interesse.
Door: Janka Stoker en Harry Garretsen
Zijn pleidooi voor intrinsieke motivatie als leidraad bij de studiekeuze staat haaks op de visie van zijn eigen onderwijsminister, Ingrid van Engelshoven. Met het rapport van de commissie Van Rijn in de hand (die adviseert over de bekostiging van hoger onderwijs en onderzoek), stelt zij dat studiekeuze juist gestuurd zou moeten worden door de arbeidsmarktvraag. De arbeidsmarkt en ook de (toekomstige) economische groei zouden vooral vragen om meer bèta- en technisch opgeleide mensen, want met meer historici of filosofen gaan we de Chinezen natuurlijk niet verslaan.
Haar omstreden beleidsvoornemen om grootschalig universitaire middelen over te hevelen van het alfa- en gamma-smaldeel richting bèta en techniek past bij deze visie. Daar waar Rutte dus uitgaat van persoonlijke motivatie als drijfveer, moeten aankomende studenten zich volgens Van Engelshoven bij hun studiekeuze laten leiden door hun latere kansen op een baan.
Geen MBA
Om te beginnen klopt de analyse van de minister niet als we kijken naar studiesucces. Want veruit de beste, en eigenlijk enige, voorspeller van studiesucces is de intrinsieke motivatie van de student, zo blijkt uit onderzoek gepubliceerd in het vakblad ‘Contemporary Educational Psychology’ (2014). Rutte’s advies is derhalve zo gek nog niet. Jonge mensen proberen te prikkelen om studies te kiezen die niet of minder goed aansluiten bij hun eigen interesses, maar in de verre toekomst – vijf jaar is een eeuwigheid voor iemand van achttien - leiden tot ‘een baan’, is een zinloze strategie. Het levert ons land uiteindelijk niet meer of beter inzetbare afgestudeerden op.
Bovendien is Rutte’s advies om bij de studiekeuze de ‘nuttigheid’ van de studie niet zwaar mee te wegen, ook relevant voor succes in de latere loopbaan. Toegespitst op de bovenkant van de banenladder, op leiders als Rutte of Van Engelshoven zelf bijvoorbeeld, blijkt namelijk dat carrièrepaden vaak (geheel) niet zijn te herleiden tot specifieke studiekeuzes. De top van het bedrijfsleven wordt niet alleen bevolkt door bedrijfskundigen. In de Verenigde Staten heeft het merendeel van de top honderd ceo’s hun studententijd juist niet aan een business school doorgebracht of een MBA gedaan.
Evenzo goed geldt dat een studie politicologie of bestuurskunde geen noodzakelijke voorwaarde is om het ver te schoppen in de politiek. Verre van dat zelfs. Kijk maar in de landen om ons heen, met bijvoorbeeld bondskanselier Angela Merkel (natuurkunde) en de premier van het Verenigd Koninkrijk Boris Johnson (classicus). Ditzelfde fenomeen zien we in Nederland. Van het huidige kabinet deed bijvoorbeeld vicepremier Hugo de Jonge de Pabo, en dan is er natuurlijk de historicus als premier.
Meer algemeen weten we uit eigen onderzoek dat mensen die voor een vak zijn opgeleid, vaak juist niet de beste leiders worden. De beste voetballer is niet bij voorbaat een goede coach, en de beste techneut is niet vanzelfsprekend geschikt als ‘baas’ van het bedrijf in kwestie.
Smal pad
Naast de zwakke relatie tussen individuele studiekeuze en het succes in de latere loopbaan, geldt dat arbeidsmarktontwikkelingen zich überhaupt lastig laten voorspellen. Dat geldt voor zowel leidinggevende functies als ook andere posities. Dit maakt de ‘meer ballen op bèta’ van de minister ook problematisch. De snelgroeiende banen van nu zijn op het moment dat de huidige studenten goed en wel de arbeidsmarkt hebben betreden, over hun piek heen.
Gevoed door snelle technologische ontwikkelingen weten we bovendien helemaal niet goed wat de banen van de toekomst zullen zijn. De banen die op dit moment voor veel werkgelegenheidsgroei zorgen, bestonden tien tot twintig jaar geleden nog helemaal niet. Dit is een extra reden om studenten niet het smalle pad van ‘studies die leiden tot een baan’ op te sturen, en tegelijk ook een waarschuwing tegen afgedwongen studiespecialisatie.
Het is niet zozeer belangrijk wat je studeert maar vooral dát je studeert, en dan vooral aan een goede universiteit. Want naast de eigen intrinsieke motivatie, blijken de kwaliteit van de onderwijsinstelling, en de ontwikkelingsmogelijkheden die deze instelling biedt, belangrijker dan de studie zelf.
Eigen keuzen
Je zou bijna willen dat de premier het ministerie van OCW erbij gaat doen. In de geest van Rutte’s verhaal op Lowlands en gesteund door onderzoek, zijn er juist vandaag bij de opening van het academische jaar twee belangrijke boodschappen.
De eerste is voor de nieuwe studenten: volg zoveel mogelijk je eigen interesses. Want intrinsieke motivatie is de beste brandstof voor je studie en latere carrière. De tweede aanbeveling is voor de politiek. Het belang van goede academische opleidingen en het behoud van de toonaangevende positie van onze universiteiten is wezenlijk voor Nederland. In de prestigieuze Academic Ranking of World Universities (van ShanghaiRanking Consultancy) staan dit jaar vier Nederlandse universiteiten in de top honderd.
De politiek moet de verleiding weerstaan zelf te gaan sturen wie wat studeert. Het is zaak studenten te faciliteren binnen het zeer ruime palet aan serieuze opleidingen hun eigen keuzen te laten maken.
Zie ook het artikel op fd.nl.