(Sociaal) experiment
Bij een experiment heb je altijd onafhankelijke (A) en afhankelijke (B) variabelen. De onafhankelijke variabele (A) pas je aan en de afhankelijke variabele (B) meet je. De onafhankelijke variabele is de variabele die de oorzaak van het fenomeen kan zijn. De afhankelijke variabele verandert wanneer er daadwerkelijk invloed is van de onafhankelijke variabele.
Wanneer je een experiment doet moet je er altijd voor zorgen dat je alleen de A-variabele aanpast, want alle andere omstandigheden moeten gelijk blijven. Daarnaast moet je van te voren bedenken hoe je de B-variabele gaat meten. Van tevoren schrijf je op wat je nodig hebt en maak je een planning voor wanneer je wat gaat doen.
Een voorbeeldexperiment
Een voorbeeld van een experiment met A- en B-variabelen is de invloed van geluiden op de concentratie van scholieren. De A-variabele is geluid en de B-variabele is de concentratie van scholieren. In dit onderzoek pas je in verschillende situaties de A-variabele aan: de ene keer speel je klassieke muziek, de andere keer laat je scholieren leren in een rumoerige klas en weer een andere keer laat je scholieren in stilte leren. Vervolgens kan je kijken wat dit met jouw B-variabele, concentratie, doet. De B-variabele verandert alleen als de A-variabele hier invloed op heeft. Verbetert of verslechtert de concentratie bij verschillende vormen van de A-variabele?
Het kan zijn dat scholieren bijvoorbeeld betere concentratie hebben tijdens het horen van klassieke muziek dan in totale stilte. Het kan ook zijn dat geluid hier geen invloed op heeft; dan verandert de B-variabele helemaal niet. Met een experiment als deze kan jij hier dus achter komen.
Laatst gewijzigd: | 15 februari 2024 13:37 |