Uitslagen Tweede Kamerverkiezingen (1986-)
Uit: P. Lucardie, M. Bredewold, G. Voerman en N. van de Walle,'Kroniek 2006. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2006' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 2006 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2008), 15-104, aldaar 25-27.
Uitslag Tweede Kamerverkiezingen 2006
De opkomst, iets meer dan tachtig procent, was de hoogste sinds 1989. Kiezers hadden een ruimere keuze waar ze hun stem uit wilden brengen en konden vanuit het buitenland ook via internet stemmen. Zo’n 1.200 stemcomputers waren ondeugdelijk bevonden en vervangen door het rode potlood. Met het oog op de toenemende kritiek op stemmachines werd in december de Commissie Besluitvorming Stemmachines ingesteld, bestaande uit oud-minister L.M.L.H.A. Hermans (VVD) en de Nijmeegse hoogleraar publiek-private samenwerking M.J.W. van Twist, die in 2007 rapport zou uitbrengen over de besluitvorming en risico’s van automatisering bij verkiezingen. In januari 2007 zou bovendien een commissie onder leiding van oud-minister F. Korthals Altes de hele inrichting van het verkiezingsproces onder de loep nemen.
De uitslag bevestigde globaal de trend die opiniepeilingen aangaven, maar bevatte ook enkele verrassingen. Alle regeringspartijen leden verlies, ondanks het herstel van de economie in 2006. Het CDA, dat in de peilingen aanvankelijk ver achterliep bij de PvdA, wist uiteindelijk het verlies echter te beperken tot drie zetels en werd zodoende toch opnieuw de grootste partij (zie tabel). De PvdA – de grootste oppositiepartij – leed het grootste verlies (negen zetels) en werd tweede, terwijl zij volgens de peilingen eerder in het jaar meer dan vijftig zetels had kunnen halen. De sociaal-democraten verloren vooral kiezers aan de SP, die dan ook de derde partij in het land werd. De Socialisten trokken overigens ook veel voormalige niet-stemmers naar de stemlokalen – 31 procent van hun kiezers, volgens peilingen bij de stembureaus (exit-polls), terwijl 24 procent in 2003 PvdA had gestemd, vier procent GroenLinks en 23 procent op een niet-linkse partij (de Volkskrant, 23 november 2006). De VVD verloor meer dan verwacht (zes zetels), vooral aan het CDA (achttien procent) èn aan de PVV geleid door ex-VVD-er Wilders (acht procent). Deze werd daarmee in één keer de vijfde partij van het land, tot verrassing van de meeste opiniepeilers. Ze trok overigens ook veel niet-stemmers (43 procent volgens de exit-poll) en LPF-kiezers (24 procent). Opvallend was het succes in Limburg, waar Wilders vandaan kwam en waar zijn nieuwe fractiegenoot D.J.G. Graus voor TV Limburg een ‘docu-soap’ had laten maken getiteld ‘Wild, Wilder, Wilders’. De LPF verdween uit de Kamer. GroenLinks verloor één zetel, D66 drie. Een duidelijke winnaar was de ChristenUnie, die haar zeteltal verdubbelde. De tweede nieuwkomer in de Kamer – naast de PVV – was de Partij voor de Dieren (PvdD), die van vrijwel alle partijen stemmen wist af te snoepen – niet alleen van D66 en GroenLinks, maar ook van LPF, SP, CDA, PvdA en VVD. Naast de PVV en de PvdD hadden nog dertien partijen gepoogd hun entree in de Tweede Kamer te maken, maar zonder succes (zie hierover de bijdrage van A.P.M. Lucardie elders in dit Jaarboek).
De uitslag werd niet alleen geduid als een nederlaag voor de regeringspartijen, maar ook als ‘vlucht uit het midden’ – uit behoefte aan meer duidelijkheid in de politiek – en als een overwinning van ‘de provincie’ of (nog onvriendelijker) ‘de boeren’ op ‘de stad’. Kosmopolitische en pro-Europese partijen als D66, GroenLinks en (in mindere mate) PvdA en VVD verloren van partijen als SP, PVV en ChristenUnie die Nederland meer wilden beschermen tegen invloeden van buiten. Deze mening werd onder meer verdedigd door de oud-hoogleraar politicologie (en oud-senator voor de PvdA) J.Th.J. van den Berg (NRC Handelsblad, 23 november 2006). Anderen, zoals de oud-hoogleraar sociologie J.A.A. van Doorn, meende dat de kiezers dermate grillig en door peilingen en trends beïnvloedbaar waren geworden dat elke rationele interpretatie onmogelijk was (Trouw, 25 november 2006).
Tabel uitslag Tweede Kamerverkiezingen 2006
|
2003 |
2006 |
||
|
% |
zetels |
% |
zetels |
CDA |
28,6 |
44 |
26,5 |
41 |
PvdA |
27,2 |
42 |
21,2 |
33 |
SP |
6,3 | 9 | 16,6 | 25 |
VVD |
17,9 |
28 |
14,7 |
22 |
PVV | - |
- |
5,9 |
9 |
GroenLinks |
5,1 |
8 |
4,6 |
7 |
ChristenUnie |
2,1 | 3 | 4,0 | 6 |
D66 |
4,0 |
6 |
2,0 |
3 |
PvdD |
- | - | 1,8 | 2 |
SGP |
1,5 |
2 |
1,6 |
2 |
LPF |
5,6 | 8 | 0,2 | 0 |
Overige |
1,7 |
0 |
0,9 |
0 |
Totaal |
100,0% |
150 |
100,0% |
150 |
Opkomst |
80,0% |
|
80,4% |
|
Bron: Kiesraad, Den Haag, 2006 (www.verkiezingsuitslagen.nl)
De nieuwe Kamer telde even veel vrouwen als de oude (55) en bijna evenveel Kamerleden van buitenlandse afkomst (twaalf in plaats van dertien). De van oorsprong Turkse mevr. F. Koser Kaya, die door D66 op de zesde plaats was gezet maar steun had gekregen van Turks Forum omdat zij zich niet wenste uit te spreken over de Armeense genocide-kwestie, won bijna 35.000 voorkeurstemmen en verdrong daardoor de derde kandidaat op de lijst, A.D. Bakker, uit de Kamer. Verdonk, die na een felle strijd om het lijsttrekkerschap met de tweede plaats op de lijst van de VVD genoegen had moeten nemen, kon een gevoel van triomf niet onderdrukken toen bleek dat zij meer stemmen had gewonnen dan haar rivaal Rutte: 620.555 respectievelijk 553.200 (zie verder in deze Kroniek onder VVD). Dat een lijsttrekker minder stemmen haalde dan een andere kandidaat was uniek in de electorale geschiedenis van Nederland.
Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 2003. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2003, in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2003 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2004), 15-137, aldaar 17-19.
Uitslag Tweede Kamerverkiezingen 2003
De opkomst was op 22 januari nog iets hoger dan in 2002: 80,0%. Dit verraste vele waarnemers, die voorspeld hadden dat tal van teleurgestelde aanhangers van Fortuyn nu thuis zouden blijven. Wellicht had de toenemende polarisatie tussen links en rechts toch meer kiezers getrokken.
Het CDA bleef op het nippertje de grootste partij in het land (zie tabel), en in het bijzonder in het Oosten en Zuiden. Weliswaar verloor de partij van Balkenende kiezers aan de PvdA, maar tegelijkertijd won zij aanhangers van LPF en VVD. De christen-democraten behielden de meeste kiezers die ze in 2002 gewonnen hadden, ook de onkerkelijken die naar schatting (via zogeheten exit polls) 30% van hun electoraat uitmaakten. Hoewel Balkenende niet als overwinnaar uit de debatten tevoorschijn was gekomen, kon hij toch als minister-president op extra steun rekenen. De intensieve campagne van het CDA wierp ongetwijfeld ook vruchten af.
De grootste winst werd echter geboekt door de PvdA, die haar zeteltal bijna verdubbelde. De sociaal-democraten werden zodoende opnieuw de grootste partij in de Randstad en in de provincies Drenthe, Flevoland, Friesland en Groningen. Zij wonnen kiezers van GroenLinks en CDA, terwijl ze ook nieuwe en jonge kiezers trokken. De persoonlijke aantrekkingskracht van Bos was daar waarschijnlijk de oorzaak van. Veel minder winst behaalde de VVD, die worstelde met interne verdeeldheid en met het imago van haar lijstaanvoerder – die ‘de stekker’ uit het eerste kabinet-Balkenende getrokken zou hebben en die in de televisiedebatten niet altijd goed uit de verf kwam.
De grootste verliezer was – niet onverwacht – de LPF. Ondanks een dure campagne en een grote inzet van lijstaanvoerder Herben verloor de partij ruim tweederde van haar electoraat. Naar schatting bleef een kwart van de aanhang de partij trouw, nog een kwart bleef thuis, een derde stemde op CDA of VVD en de rest op andere partijen. Anders dan verwacht profiteerde de SP weinig van het verval van de populistische tegenhanger ter rechterzijde. De partij van Marijnissen had volgens sommige peilingen aan het begin van de campagne meer dan twintig zetels kunnen halen, maar bleef uiteindelijk steken op hetzelfde aantal als ze in 2002 had behaald. Daarmee passeerde ze toch voor het eerst GroenLinks, dat twee zetels verloor. De nieuwe lijsttrekker had de al eerder ingezette daling in de volksgunst niet ongedaan kunnen maken. Andere oppositiepartijen moesten eveneens verlies incasseren. De ChristenUnie leverde opnieuw een zetel in. Ook D66 moest een zetel afstaan. De SGP handhaafde haar zeteltal, maar verloor wel kiezers. Leefbaar Nederland, geplaagd door afsplitsingen en vrijwel onbeheersbare conflicten, verdween uit de Kamer. De negen randpartijen die een zetel trachtten te verwerven, slaagden daar geen van alle in (zie hierover ook de bijdrage van A.P.M. Lucardie aan dit Jaarboek). Alleen de pas opgerichte Partij voor de Dieren kwam enigszins in de buurt van de kiesdeler.
Tabel uitslag Tweede Kamerverkiezingen 2003
|
2002 |
2003 |
||
|
% |
zetels |
% |
zetels |
CDA |
27,9 |
43 |
28,6 |
44 |
PvdA |
15,1 | 23 | 27,2 | 42 |
VVD |
15,4 | 24 | 17,9 | 28 |
SP |
5,9 |
9 |
6,3 |
9 |
LPF |
17,0 |
26 |
5,6 |
8 |
GroenLinks |
7,0 |
10 |
5,1 |
8 |
D66 |
5,1 |
7 |
4,0 |
6 |
ChristenUnie |
2,5 |
4 |
2,1 |
3 |
SGP |
1,7 |
2 |
1,5 |
2 |
LN |
1,6 |
2 |
0,4 |
0 |
overige |
3,0 |
0 |
1,3 |
0 |
totaal |
100,0% |
150 |
100,0% |
150 |
opkomst |
79,1% |
|
80,0% |
|
Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kiesraad), 27 januari 2003.
Over het algemeen werd de uitslag geduid als een teken van normalisering van het Nederlandse partijstelsel. CDA, PvdA en VVD waren teruggekeerd op het niveau van de jaren tachtig, zou men kunnen zeggen. Bij deze interpretatie passen echter wel een paar kanttekeningen. PvdA en VVD moesten nieuwe concurrenten naast zich dulden– de SP respectievelijk de LPF – die latente onvrede konden mobiliseren. De binding tussen partijen en kiezers leek daarbij minder sterk dan in het verleden. Met andere woorden: de verhoudingen zouden bij een volgende verkiezing wel eens opnieuw aanzienlijk anders kunnen komen te liggen.
De veranderlijkheid van de kiezer weerspiegelde zich in de samenstelling van de nieuwe Kamer. Van de 150 kamerleden waren dertig geheel nieuw en beschikten 44 over een jaar ervaring. Het aantal vrouwen was gestegen tot 55, een hoogtepunt in de vaderlandse geschiedenis. Het aantal immigranten bedroeg nu dertien. Twee kamerleden waren alleen door voorkeurstemmen in de Kamer gekomen: mevr. J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie) passeerde oud-RPF-fractievoorzitter L.C. van Dijke, terwijl oud-minister H.P.A. Nawijn dankzij ruim 21.000 voorkeurstemmen vanuit de 32-ste plaats op de LPF-lijst ook een zetel veroverde.
Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 2002. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2002' in: Jaarboek 2002 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2004), 18-180, aldaar 29-31.
Uitslag Tweede Kamerverkiezingen 2002
De gebeurtenissen tijdens de campagne en de moord op Fortuyn hadden de kiezers kennelijk niet onberoerd gelaten, want de opkomst bij de kamerverkiezingen steeg flink. In 1998 had deze 73,3% bedragen; nu 79,1% – een toename van 5,8 %. Volgens onderzoek zou het aantal zwevende en laat beslissende kiezers groter dan ooit zijn geweest.
De paarse partijen hadden samen 43 van hun 97 zetels verloren: een ongehoord verlies (zie tabel 2). Dat verlies kwam vooral ten goede aan de LPF en het CDA, in mindere mate ook aan de SP en Leefbaar Nederland. Niet alle oppositiepartijen profiteerden dus: de ChristenUnie kreeg minder zetels dan haar voorgangers GPV en RPF, terwijl GroenLinks ook een zetel moest inleveren. Wellicht speelden twijfels over de fusie van de twee protestantse partijen de ChristenUnie mede parten, terwijl de moord op Fortuyn door een groen activist GroenLinks mogelijk schade heeft berokkend. CDA respectievelijk SP deden daar hun voordeel mee.
Bijna overal werd het CDA de grootste partij. Alleen in Amsterdam, Utrecht en delen van Groningen, Friesland en Drenthe bleef de PvdA de grootste, terwijl in Den Haag, Almere, Lelystad en Rotterdam en omgeving die eer aan de LPF te beurt viel (zie ook het artikel van V. Mamadouh en H. van der Wusten in dit Jaarboek). In Rotterdam won de partij van Rotterdammer Fortuyn 30% van de stemmen. Ook in West-Brabant en Limburg haalde ze hoge cijfers. Landelijk was de LPF de tweede partij, vóór VVD en PvdA.
Tabel uitslag Tweede Kamerverkiezingen 2002
|
1998 |
2002 |
||
|
% |
zetels |
% |
zetels |
CDA |
18,4 |
29 |
27,9 |
43 |
LPF |
- |
- |
17,0 |
26 |
VVD |
24,7 | 38 | 15,4 | 24 |
PvdA |
29,0 |
45 |
15,1 |
23 |
GroenLinks |
7,3 |
11 |
7,0 |
10 |
SP |
3,5 |
5 |
5,9 |
9 |
D66 |
9,0 |
14 |
5,1 |
7 |
ChristenUnie*) |
3,3 |
5 |
2,5 |
4 |
SGP |
1,8 |
3 |
1,7 |
2 |
LN |
- |
- |
1,6 |
2 |
Overige |
3,0 |
0 |
0,8 |
0 |
Totaal |
100,0 |
150 |
100,0 |
150 |
Opkomst |
73,3% |
|
79,1% |
*) De ChristenUnie is een confederatie van GPV en RPF, die in nog 1998 elk afzonderlijk aan de verkiezingen deelnamen.
Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kiesraad), 21 mei 2002.
Onderzoek van het bureau Interview/NSS bij stembureaus duidde erop dat de LPF vooral kiezers van de VVD had gewonnen (bijna 35% van haar electoraat), in mindere mate ook van de PvdA (20%) en verder veel nieuwe en niet-stemmers had getrokken (30%). LPF-kiezers bleken gemiddeld lager opgeleid en onkerkelijk, tamelijk jong en iets vaker man dan vrouw, maar verder onderscheidden ze zich weinig van andere kiezers. Kiezersonderzoek wees uit dat hun stemkeuze veel te maken had met de standpunten van Fortuyn ten aanzien van vreemdelingenbeleid en criminaliteitsbestrijding, meer dan met een algemeen onbehagen of met een bepaalde sociale achtergrond.
Het CDA won kiezers van bijna alle partijen: het meest van de VVD (14%) en de PvdA (11%), maar ook van D66 (5%) en van de ChristenUnie of SGP (3%). Een deel van hen had eerder overwogen om op Fortuyn te stemmen. Het CDA won meer jongeren en onkerkelijken dan in 1998 of 1994, maar bleef toch een partij van gemiddeld iets oudere en kerkelijke kiezers. Vertrouwen in de integriteit van lijsttrekker Balkenende speelde bij CDA-kiezers vaak een grote rol. Ook hechtten ze veel belang aan veiligheid, goede gezondheidszorg en herstel van normen en waarden: zaken die de paarse coalitie in hun ogen waarschijnlijk had verwaarloosd.
VVD-minister G. Zalm van Financiën behaalde de meeste voorkeursstemmen (350.007), maar alleen mevr. J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie) wist dankzij haar 19.797 voorkeursstemmen een kamerzetel te winnen ten koste van een hoger op de lijst geplaatste kandidaat, E. van Middelkoop. Van de lijsttrekkers kreeg Balkenende de meeste stemmen (2,3 miljoen) gevolgd door Fortuyn (1,4 miljoen), beduidend meer dan Melkert (800.000) en Dijkstal (ruim 700.000). De nieuwe Kamer telde minder vrouwen dan de oude: 49 in plaats van 54.
Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 1998. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1998' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1998, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1999), 14-94, aldaar 19-20.
Uitslag Tweede-Kamerverkiezingen 1998
De uitkomst van de verkiezingen op 6 mei beantwoordde grotendeels maar toch niet helemaal aan de voorspellingen van de opiniepeilers (zie tabel). De PvdA werd, zoals al sinds april voorspeld, de grootste partij, op afstand gevolgd door de VVD. De laatste zetel voor de liberalen bleef overigens nog twee weken onzeker vanwege telfouten bij stembureaus, met name in de gemeente Gramsbergen: pas op 19 mei besloot de Kiesraad dat de VVD niet 39 maar 38 zetels behaald had. Het CDA bleek uiteindelijk terug te vallen op 29 zetels (en niet 28 zoals eerst vastgesteld). Het verlies van de christen-democraten kwam toch onverwacht en hard aan. Volgens onderzoek bij de stembureaus (exit-polls) had de partij krap tweederde van haar kiezers uit 1994 kunnen behouden; de rest was verspreid over VVD (9%), PvdA (7%), protestants-christelijke partijen (4%), andere partijen (6%) of was thuis gebleven (10%) (de Volkskrant, 7 mei 1998). Opvallend was het aantal katholieke kiezers dat van CDA naar PvdA was gegaan; de verliezen waren dan ook in het Zuiden des lands nog hoger dan elders. Het verlies van D66 kwam minder onverwacht en viel de betrokkenen eigenlijk nog mee. Het bleek volgens de exit-polls vooral ten goede te komen aan PvdA (24%), VVD (12%) en GroenLinks (11%). Deze laatste partij trok naast D66 veel kiezers van de PvdA (19%) en veel niet-kiezers (16%).
Alles bij elkaar zou men de verkiezingen kunnen interpreteren als een massale verschuiving van het midden (CDA en D66) naar rechts (VVD) èn naar links (PvdA, GL, SP), waarbij ook binnen links kiezers ’doorschoven’ van PvdA naar GroenLinks en waarschijnlijk ook naar de SP. Het verlies van de CD en van de ouderenpartijen past niet helemaal in dit beeld, maar moet waarschijnlijk toegeschreven worden aan de in de media breed uitgemeten verdeeldheid van deze partijen. Weliswaar hadden het Algemeen Ouderen Verbond (AOV) en de Unie 55+ (in 1994 nog Politieke Unie 55+ genoemd) hun onderlinge geschillen beslecht en een gezamenlijke kandidatenlijst ingediend, maar zij moesten daarbij concurreren met de van het AOV afgesplitste Senioren 2000 en Nieuw Solidair Ouderen Verbond (NSOV). Daarnaast speelde wellicht het zogeheten bandwagon-effect een rol, althans bij de CD: na de nederlaag bij de gemeenteraadsverkiezingen vreesden wellicht aanhangers van de partij bij de Tweede-Kamer-verkiezingen verspilling van hun stem en bleven liever thuis of brachten een stem uit op een andere partij. Het aantal in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen nam ten opzichte van 1994 af: van twaalf naar negen. Geen van de elf nieuwe partijen die in 1998 aan de verkiezingen deelnamen, slaagden erin een zetel te behalen (zie over deze randpartijen het artikel van A.P.M. Lucardie in dit Jaarboek).
Tabel uitslag Tweede Kamerverkiezingen 1998
|
1994 |
1998 |
||
|
% |
zetels |
% |
zetels |
PvdA |
24,0 |
37 |
29,0 |
45 |
VVD |
20,0 | 31 | 24,7 | 38 |
CDA |
22,2 |
34 |
18,4 |
29 |
D66 |
15,5 |
24 |
9,0 |
14 |
GroenLinks |
3,5 |
5 |
7,3 |
11 |
SP |
1,3 |
2 |
3,5 |
5 |
RPF |
1,8 |
3 |
2,0 |
3 |
SGP |
1,7 |
2 |
1,8 |
3 |
GPV |
1,3 |
2 |
1,3 |
2 |
CD |
2,5 |
3 |
0,6 |
0 |
AOV/Unie 55+a |
4,5 |
7 |
0,5 |
0 |
overige |
1,7 |
0 |
1,9 |
0 |
totaal |
100,0 |
150 |
100,0 |
150 |
opkomst |
78,8% |
|
73,3% |
|
a) AOV en Unie 55+ hadden in 1998 hun lijsten gecombineerd. Zij namen in 1994 afzonderlijk aan de verkiezingen deel, waarbij het AOV 3,6% van de stemmen behaalde (zes zetels) en de Unie 55+ (toen nog Politieke Unie 55+ geheten) 0,9% (één zetel).
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek der verkiezingen 1998: Tweede Kamer (Den Haag 1999).
Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 1994. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1994' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1994 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1995), 14-91, aldaar 19-22.
Uitslag Tweede-Kamerverkiezingen 1994
De opkomst viel op 4 maart met 78,3% weinig lager uit dan in 1989 (79,9%). De uitslag verdient de veel gebruikte beschrijving 'aardverschuiving', in meer dan één opzicht. Na de invoering van het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging in 1917 bleven electorale verschuivingen in Nederland doorgaans tamelijk beperkt. Het verlies van twintig zetels door het CDA bij deze verkiezingen kan historisch gezien dan ook uniek genoemd worden. Daarmee vergeleken viel het toch ook forse verlies van de PvdA van twaalf zetels nog mee. Daar de sociaal-democraten zodoende de grootste - misschien beter gezegd: de minst kleine - partij waren geworden, vierden ze de verkiezingsuitslag bijna als een overwinning. De echte winnaars waren echter D66 en de VVD. Terwijl de regeringspartijen hun zeteltal in de Tweede Kamer zagen slinken van 103 naar 71 - en daarmee hun royale meerderheid zagen omslaan in een minderheid breidden de twee vrijzinnige oppositiepartijen hun zeteltal uit van 34 naar 55 (zie tabel.) De oppositiepartij GroenLinks profiteerde niet van het verlies van de PvdA en verloor zelfs een zetel; haar professioneel ogende campagne en het lijsttrekkersduo Brouwer en M. Rabbae spraken de zwevende kiezer blijkbaar niet erg aan. De protestants-christelijke partijen boekten wel winst, zij het minder dan verwacht. De SGP moest een zetel inleveren - mogelijk te wijten aan haar omstreden besluit geen vrouwen tot de partij toe te laten. De RPF won er met de nieuwe, dynamische lijstaanvoerder L.C. van Dijke twee zetels bij. Ook de Centrumdemocraten wisten hun zeteltal te verdrievoudigen, maar bleven daarmee ver onder de winst die de peilingen hen aan het begin van het jaar in het vooruitzicht gesteld hadden. Enkele cynisch aandoende uitspraken van lijstaanvoerder J.G.H. Janmaat en berichten in de pers over crimineel gedrag van partijleden droegen waarschijnlijk tot dit resultaat bij. De electorale concurrent van de CD, CP'86, maakte een vergelijkbare ontwikkeling in de opiniepeilingen mee en haalde uiteindelijk niet de verwachte zetel. Ook hier zou negatieve publiciteit een rol gespeeld kunnen hebben.
De CP'86 behoorde tot de veertien randpartijen die vergeefs naar een zetel dongen (zie ook de bijdrage van A.P.M. Lucardie elders in dit Jaarboek). Drie randpartijen slaagden er wel in, de Tweede Kamer binnen te komen. De SP zag haar jarenlange arbeid in buurten en gemeenten eindelijk beloond met twee zetels (zie de bijdrage van P. van der Steen in dit Jaarboek). Haar campagne - 'Stem tegen. Stem SP' - richtte zich tegen alle gevestigde partijen, maar in het bijzonder tegen de PvdA, waarvan zij dan ook de meeste kiezers te winnen had. Verrassender dan het succes van de SP was de plotselinge doorbraak van twee ouderenpartijen, het AOV en de PU55+. Terwijl hun voorgangers in 1989 slechts 10.000 kiezers en dus geen zetel haalden, trokken zij samen ruim 400.000 kiezers en wonnen daarmee zeven zetels. Het waren vooral, maar niet uitsluitend, kiezers in de leeftijdscategorie tussen 55 en 75 jaar. De massale protesten tegen de bezuinigingen op de bejaardenoorden (in 1993) en tegen bevriezing van de AOW (april 1994), georganiseerd door de grote ouderenbonden, hadden onbedoeld de weg geëffend voor de ouderenpartijen - al kregen die meer kritiek dan steun van de bonden. Voor sommige kiezers was de overgang van (met name) CDA en (in iets mindere mate) PvdA en VVD naar AOV of PU55+ wellicht ook een late bijdrage aan de ontzuiling in Nederland. De ouderenpartijen achtten de traditionele zuilen en ideologieën verouderd.
Ook het verlies van CDA en (in mindere mate) PvdA aan D66 zou overigens als het gevolg van ontzuiling en ontkerkelijking geduid kunnen worden. Van de onkerkelijke kiezers stemde volgens het Nationaal Kiezersonderzoek slechts 5% op het CDA, van de gereformeerde en rooms-katholieke kiezers 45% respectievelijk 46%. Een niet veel kleiner aantal gereformeerden (37%) gaf zijn stem aan de protestants-christelijke partijen, terwijl veel katholieken op D66 en de VVD, maar ook op het AOV stemden. D66 trok overigens relatief meer onkerkelijke kiezers (25%). Ondanks het verlies aan de ouderenpartijen bleef het christendemocratische electoraat relatief oud, evenals dat van de PvdA, terwijl D66,VVD en GroenLinks het juist van de jongere kiezers moesten hebben. De nieuwe Tweede Kamer telde veel nieuwe gezichten; een groter aantal vrouwen (46 in plaats van 44) en iets meer allochtonen (vijf in plaats van twee).
Tabel uitslag Tweede-Kamerverkiezingen 1994
|
1989 |
1994 |
||
|
% |
zetels |
% |
zetels |
PvdA |
31,9 |
49 |
24,0 |
37 |
CDA |
35,3 | 54 | 22,2 | 34 |
VVD |
14,6 |
22 |
20,0 |
31 |
D66 |
7,9 |
12 |
15,5 |
24 |
AOV |
- | - | 3,6 | 6 |
GroenLinks |
4,1 |
6 |
3,5 |
5 |
RPF |
1,0 | 1 | 1,8 | 3 |
CD |
0,9 | 1 | 2,5 | 3 |
SGP |
1,9 |
3 |
1,7 |
2 |
GPV |
1,2 |
2 |
1,3 |
2 |
SP |
0,4 |
0 |
1,3 |
2 |
PU55+ |
- |
- |
0,9 |
1 |
overige |
0,8 |
0 |
1,7 |
0 |
totaal |
100,0 |
150 |
100,0 |
150 |
opkomst |
79,9% |
|
78,3% |
|
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Verkiezingsstatistiek Tweede Kamer 3 mei 1994 (Den Haag 1994).
Uit: P. Lucardie en G. Voerman. 'Kroniek 1989. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1989 in: G.Voerman en P. Lucardie (red.), Jaarboek 1989 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1990), 15-59, aldaar 17.
Uitslag Tweede Kamerverkiezingen 1989
Aan de verkiezingen namen 25 partijen deel. Hiervan behaalden negen partijen één of meer zetels. Onder hen was één nieuwkomer: de Centrumdemocraten. Tot ontsteltenis van de overige partijen keerde derhalve Janmaat na een afwezigheid van drie jaar in de Kamer terug (zie voor de partijen die onder de kiesdrempel bleven en de Centrumdemocraten de beschouwing van A.P.M. Lucardie elders in dit Jaarboek). Onder de naam Groen Links namen CPN, PPR, PSP en EVP voor het eerst onder één noemer aan de verkiezingen deel. De communiste I. Brouwer vierde zodoende haar come-back in de Kamer.
Tabel uitslag Tweede Kamerverkiezingen 1989
|
1986 |
1989 |
||
|
% |
zetels |
% |
zetels |
CDA |
34,6 |
54 |
35,3 |
54 |
PvdA |
33,3 |
52 |
31,9 |
49 |
VVD |
17,4 |
27 |
14,6 |
22 |
D66 |
6,1 |
9 |
7,9 |
12 |
Groen Links |
3,3 |
3* |
4,1* |
6 |
SGP |
1,8 |
3 |
1,9 |
3 |
GPV |
1,0 |
1 |
1,2 |
2 |
RPF |
0,9 |
1 |
1,0 |
1 |
Centrumdemocraten |
0,1 |
- |
0,9 |
1 |
Overigen |
1,5 |
- |
1,2 |
- |
Totaal |
100 |
150 |
100 |
150 |
Opkomst |
80,1 |
|
85,7 |
|
* totaal van CPN, PPR, PSP en EVP.
Uit: L. Koeneman, P. Lucardie en I. Noomen, 'Kroniek 1986. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1986' in: R.A. Koole (red.), Jaarboek 1986 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1987), 15-61, aldaar 19.
Uitslag Tweede Kamerverkiezingen 1986
1982 |
1986 |
|||
|
% |
zetels |
% |
zetels |
CDA |
29,3 |
45 |
34,6 |
54 |
PvdA |
30,4 |
47 |
33,3 |
52 |
VVD |
23,1 |
36 |
17,4 |
27 |
D66 |
4,3 |
6 |
6,1 |
9 |
SGP |
1,9 |
3 |
1,8 |
3 |
PPR |
1,6 |
2 |
1,3 |
2 |
PSP |
2,3 |
3 |
1,2 |
1 |
GPV |
0,8 |
1 |
1,0 |
1 |
RPF |
1,5 |
2 |
0,9 |
1 |
CPN |
1,8 |
3 |
0,6 |
- |
CP |
0,8 |
1 |
0,4 |
- |
EVP |
0,7 |
1 |
0,2 |
- |
Overigen |
0,6 |
- |
1,1 |
- |
Totaal |
100,1 |
150 |
99,9 |
150 |
Opkomst |
80,6 |
|
85,7 |
|
Bron: Kiesraad, Den Haag
Laatst gewijzigd: | 08 januari 2024 14:31 |