Campagne Tweede Kamerverkiezingen 1967
Uit: D.J. Elzinga en G. Voerman, Om de stembus. Verkiezingsaffiches 1918-1998 (Amsterdam/Antwerpen 2002), 134-141.
Het in maart 1966 gesloten huwelijk tussen prinses Beatrix en de Duitser Claus von Amsberg scheidde de geesten in het land. Zo ook in de Amsterdamse gemeenteraad. De gehele raad was uitgenodigd voor de huwelijksplechtigheid. Dat de raadsleden van CPN en PSP en een deel van de PvdA-fractie weigerden om te gaan, baarde niet zoveel opzien. Dat deed wel de weigering van het VVD-raadslid Gruijters. Het dagelijks bestuur van de VVD keurde het gedrag van de toekomstige liberale lijsttrekker in Amsterdam hartgrondig af. Ondanks gesprekken met het partijbestuur en een bijna gelukte verzoeningspoging ten huize van VVD-leider Toxopeus, zegde Gruijters zijn lidmaatschap op en stapte hij uit de gemeenteraad.
Gruijters verdween niet uit de politiek. Samen met onder anderen de journalist Van Mierlo schreef hij het ‘Appèl aan iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie’. Het zou op 15 september 1966 leiden tot de oprichting van de politieke groepering Democraten '66 (D66). Het ‘Appèl’ hekelde het bedroevende functioneren van het politieke bestel. De kiezer had veel te weinig invloed op de regeringsvorming. Parlement en regering waren veel te sterk van elkaar afhankelijk, hetgeen de herkenbaarheid van de Haagse politiek sterk zou schaden. Politiek en samenleving moesten volgens de 36 initiatiefnemers grondig worden gedemocratiseerd. Bepleit werden de invoering van een gekozen premier en een gekozen burgemeester. De introductie van een districtenstelsel - dat tot 1918 in Nederland had gefunctioneerd - moest de afstand tussen kiezer en gekozene verder verkleinen. Het bedrijfsleven en tal van maatschappelijke instellingen waren volgens de democraten eveneens rijp voor een radicale democratisering.
Niet alleen de inhoud, maar vooral de vorm waarin D66 haar gedachtengoed presenteerde, trok de aandacht en deed de populariteit van de nieuwe partij snel stijgen. De door een reclamebureau uitgekiende campagne sloeg goed aan. Befaamd werd het televisiefilmpje van regisseur Timp met Van Mierlo in de hoofdrol. De lijsttrekker wandelde, diep in de kraag van zijn jas gestoken, door het centrum van Amsterdam, stak een sigaret op, hield een taxi aan en dacht ondertussen hardop na over de gebreken van de Nederlandse democratie. Deze monologue intérieur van Van Mierlo werd een klassieker in de politieke reclame.
De Kamerverkiezingen van 1967 waren één van de meest levendige en enerverende uit de naoorlogse periode. Dat was onder meer te danken aan het rumoerige maatschappelijke klimaat en aan de spectaculaire vorming èn val van het kabinet-Cals-Vondeling. Ondanks het gedetailleerde regeerakkoord was het in 1963 tot stand gekomen kabinet-Marijnen al na twee jaar gevallen. Eind februari 1965 struikelde de coalitie over de netelige omroepkwestie. Vooral het verzet van de VVD tegen de verzuilde omroepwereld, lag aan de crisis ten grondslag. De liberalen stuurden aan op nieuwe verkiezingen, maar de meeste andere partijen wilden een kabinetsformatie zonder het electoraat te raadplegen. Binnen het recordtempo van 46 dagen wisten achtereenvolgens informateur Schmelzer en formateur Cals (beiden afkomstig uit de KVP) een nieuw kabinet te vormen van KVP, ARP en PvdA. Er werd zodoende van partner gewisseld (de VVD werd ingeruild voor de PvdA), zònder dat de kiezer in staat was gesteld een oordeel te geven.
De nieuwe regering leek een hechte ploeg met een krachtig politiek program. De coalitie kreeg echter reeds snel met vele spraakmakende kwesties te maken, zoals de omstreden belastingverhogingen, de verloving van Beatrix en Claus, hun huwelijk in Amsterdam dat door rook en rellen bijna alle internationale media haalde, de provo- en bouwvakkersrellen in de ‘hete’ zomer van 1966 en de bestorming van het gebouw van het dagblad De Telegraaf. De rumoerige en uitbundige jaren zestig waren nu definitief begonnen en het kabinet Cals-Vondeling bezweek eraan. Tegen deze achtergrond van maatschappelijke en politieke commotie had de PvdA bij de Provinciale Statenverkiezingen in het voorjaar een enorme dreun gekregen. Met 23% van de stemmen behaalden de sociaal-democraten het laagste percentage sinds de oorlog. De nederlaag zou de verhoudingen in het kabinet zeer nadelig beïnvloeden. In de nacht van 14 oktober 1966 kwam de ontknoping met de val van het kabinet. De voorzitter van de KVP-fractie, Schmelzer, diende een motie in die formeel geen motie van wantrouwen was, maar daar in feite wel erg veel op leek. Premier Cals lette vooral op dit feitelijke aspect. De motie werd aangenomen. Het kabinet viel en de ‘nacht van Schmelzer’ was een feit. Nadat de anti-revolutionair Zijlstra een tijdelijk rompkabinet had gevormd, bereidde politiek Nederland zich voor op de verkiezing van 15 februari 1967.
Voor of tegen Schmelzer! Dat leek het grote thema te worden van de verkiezingscampagne. De werkelijkheid was evenwel anders. De vorming van het kabinet-Cals-Vondeling zonder raadpleging van de kiezers en de ‘nacht van Schmelzer’ hadden vele politici en burgers tot het besef gebracht dat het Nederlandse politieke bestel niet meer bij de moderne tijd paste. Pleidooien voor politieke en maatschappelijke vernieuwing kwamen uit allerlei hoeken, maar vooral van jongeren en van de linkerzijde. De crisis van de politieke democratie werd breed uitgemeten. De nieuwkomer D66 verhief dit thema tot speerpunt in de campagne. Op de PSP-affiches stond de vraag: ‘U wou toch ook wat te zeggen hebben?’ Maar ook de beweging Nieuw Links in de PvdA keerde zich tegen de naar haar oordeel vermolmde politieke verhoudingen. De brochures Ha die PvdA en Tien over Rood riepen onder andere op tot rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, afschaffing van de Eerste Kamer, erkenning van de DDR en vestiging van de Nederlandse republiek (overigens pas nadat de regeerperiode van koningin Juliana was afgelopen). Door het optreden van Nieuw Links maakte de PvdA een forse ruk naar links.
Ook nu speelde de televisie in de campagne weer een belangrijke rol. In het kader van de Statenverkiezingen was de AVRO- journalist Hoogendijk in 1965 begonnen met een televisiediscussie tussen verscheidene lijsttrekkers, bekend geworden als ‘het klasje van Hoogendijk’. In 1967 werd dit debat uitgebreid met de partijen die nog geen zetels bezaten. De zes nieuwe partijen mochten gedurende drie minuten een zogenaamde ‘zeepkistenspeech’ houden, waarbij Van Mierlo van D66 de meeste indruk maakte. Aan de vooravond van de verkiezingsdag werd een debat met de lijsttrekkers van alle politieke partijen georganiseerd. Deze uitzendingen behaalden zeer hoge kijk- en waarderingscijfers. De belangstelling voor de verkiezingen en voor de politiek in het algemeen was - in vergelijking met de periode daarvoor en daarna - nooit groter dan in deze jaren.
De verkiezingscampagne vond dit keer in de wintermaanden plaats. De PvdA, die voor het eerst onder leiding van Den Uyl stond, trok met een verkiezingsbus door het land. De KVP, met onder anderen Schmelzer, Luns en Van der Ploeg als lijsttrekkers, zette ‘KVP-girls’ in die weinig hoefden te zeggen maar zich vooral moesten tonen. D66 vormde het politieke mikpunt van de meeste gevestigde partijen. De voorstellen tot verandering van het politieke bestel zouden geen verbetering brengen. Bovendien achtten zij de D66 een voorbijgaand verschijnsel. Een maand voor de verkiezingen schreef het weekblad Vrij Nederland: "Nog 35 nachtjes slapen en dan is D66 ook weer voorbij." Hoezeer zou men zich vergissen.
De uitslag van de verkiezingen sloeg in als een bom. KVP en PvdA kregen enorme klappen, respectievelijk een verlies van acht en zes zetels. De andere partij uit het kabinet Cals-Vondeling - de ARP - wist onder leiding van de nieuwe eerste man Biesheuvel een winst van twee zetels te boeken. Dat kwam vooral door de populariteit van Jelle Zijlstra, die het rompkabinet had geleid. Het vertrouwenwekkende beeld dat velen van deze AR-voorman hadden werd voor de radio bezongen door de cabaretier Kan: "Waar we heen gaan, Jelle zal wel zien." De VVD onder Toxopeus en de CHU met lijsttrekker Beernink bleven tamelijk stabiel. De grootste sensatie was evenwel de winst van D66, de ‘protestpartij van intellectuelen’. De democraten kwamen vanuit het niets op maar liefst zeven zetels. De andere protestpartij - de Boerenpartij van Koekoek - zag haar zeteltal van drie naar zeven stijgen.
Zijlstra werd door koningin Juliana als informateur aangewezen. Hij koerste al snel af op een samenwerking tussen de confessionele partijen en de VVD. Beel moest er als tweede informateur nog aan te pas komen voordat aan Biesheuvel (ARP) de formatie-opdracht werd gegeven. Biesheuvel kon echter niet slagen, vooral omdat de KVP vasthield aan haar kandidaat voor Economische Zaken. Hij gaf zijn opdracht terug, waarna de volgende formateur, de demissionaire minister van Defensie De Jong (KVP), de zaak binnen korte tijd klaarde. In april 1967 trad het kabinet-De Jong aan, bestaande uit KVP, ARP, CHU en VVD. De PvdA verdween weer naar de oppositie.
Laatst gewijzigd: | 06 februari 2023 14:58 |