Campagne Tweede Kamerverkiezingen 1963
Uit: D.J. Elzinga en G. Voerman, Om de stembus. Verkiezingsaffiches 1918-1998 (Amsterdam/Antwerpen 2002), 126-133.
In maart 1963 beheerste het Drentse dorp Hollandscheveld enkele dagen alle media. Terwijl Nederland zuchtte onder een lange en strenge winter - Reinier Paping had op 18 januari de barre Elfstedentocht gewonnen en voor melk en brood werd een sneeuwcent in rekening gebracht - kwam het in deze Drentse boerengemeenschap tot ernstige rellen. Een groot aantal boeren weigerde de verplichte bijdrage aan het Landbouwschap te betalen, omdat ze vonden dat deze organisatie onvoldoende de belangen van de boeren behartigde. Het Landbouwschap dreef de zaak op de spits. Via de rechter werd verzocht om de boerderijen van de weigeraars in beslag te nemen en in het openbaar te verkopen. Op 5 maart 1963 verzamelden zich in de winterkou honderden ‘vrije’ boeren om de eerste ontruiming in Hollandscheveld te verhinderen. De boeren stonden onder leiding van voorman Koekoek uit het Gelderse Bennekom. Aan de voorgevel van de boerderij hing een groot bord waarop ‘Oost-Berlijn’ stond geschreven, een associatie met de bouw van de Berlijnse muur, twee jaar eerder. De boeren schreeuwden over VOPO's (de Volkspolizei uit de Duitse Democratische Republiek) en Hitlerpraktijken. Aan het einde van de dag waren de gemoederen dermate verhit dat protesterende boeren de politie te lijf gingen. Er werd met stukken ijs gegooid en politie-auto's werden in de sloot geduwd. Daarop voerde de karabijnbrigade charges uit en werden er traangasbommen geworpen. De in beslag genomen boerderij brandde enkele dagen later tot de grond toe af; de oorzaak bleef onbekend.
Hollandscheveld was ook de vroegere woonplaats van ‘Boer Koekoek’. In 1958 had deze Veluwse boer de Boerenpartij (BP) opgericht, vooral uit protest tegen de praktijken van het Landbouwschap. Tot aan de rellen in Hollandscheveld leidde de partij een stil bestaan. Daarna kreeg Koekoek de wind in de zeilen. De Boerenpartij behaalde bij de Kamerverkiezingen van 1963 plotsklaps drie zetels. De partij van Koekoek was als protestpartij in de jaren zestig niet meer weg te cijferen uit het politieke spectrum.
De verkiezingscampagne van 1963 kende een primeur. Voor het eerst speelde de televisie in de campagne een belangrijke rol. Sinds 1959 kon iedere politieke partij twee keer per jaar een uitzending verzorgen op de televisie. Daarnaast waren er speciale uitzendingen in het kader van de verkiezingen. In het begin waren de politieke televisieprogramma's niet altijd even succesvol. Zo werd de eerste VVD-uitzending waarin Van Riel optrad een debâcle. Niet alleen stak de liberale senator een ‘grote, kapitalistisch aandoende sigaar’ op, ook zei hij tijdens de directe uitzending tegen de interviewer dat hij de vragen al kende omdat ze hem waren toegestuurd. Lijsttrekker Oud werd zo nerveus van de televisielampen, dat het jaren duurde voordat hij zich opnieuw voor de camera's waagde. Hoewel de partijen aanvankelijk op prime time konden uitzenden - vlak na het avondjournaal of in de pauze van voetbalwedstrijden -, trokken de programma's weinig kijkers en kregen zij een lage waardering. De knullige en weinig tot de verbeelding sprekende presentatie zal hierbij een rol hebben gespeeld.
In 1963 deed het televisiedebat zijn intrede in de verkiezingsstrijd. Als voorbeeld dienden de televisiediscussies tussen de Amerikaanse presidentskandidaten Kennedy en Nixon. De KVP-ers De Quay en De Kort gingen in debat met de PvdA-ers Vondeling en Suurhoff. Het werd een woordenstrijd over het gevoerde regeringsbeleid sinds 1959 en over de al dan niet ingeloste beloften. Met name ex-vakbondsman Suurhoff excelleerde als een volleerd straatvechter. Hij werd een van de opmerkelijke figuren van de campagne van 1963. Toxopeus, die Oud als leider van de VVD was opgevolgd, ging de strijd aan met Vondeling voor de VPRO-televisie. Toxopeus won op punten.
Nederland kon sindsdien getuige zijn van televisiedebatten waarbij niet alleen de inhoud van de boodschap, maar ook de presentatie en het uiterlijk van de politici een steeds belangrijker rol zouden gaan spelen. Dat de televisie van steeds groter belang werd, bleek ook uit het zogeheten ‘Koekoek’-effect. In de jaren na 1963 had de Boerenpartij veel stemmen te danken aan het uitzonderlijke optreden van Koekoek in de Tweede Kamer. Vooral als de camera's draaiden, presenteerde Koekoek zich als de ongecompliceerde boer die in dialect de andere politici confronteerde met zijn eenvoudige, maar zeer directe en duidelijke analyses en opvattingen. De strijd tegen de bureaucratie en tegen de vage politiek van de regeringspartijen waren Koekoeks belangrijkste aandachtspunten. Op geen enkele manier liet de boerenleider zich van de wijs brengen door politiek-intellectuele betogen of vakjargon. Het hoongelach dat regelmatig zijn deel was, vertaalde zich rechtstreeks in een grotere aanhang onder de kiezers. Koekoek over de vrije zaterdag: "Daar zijn wij teeg'n." Over het socialisme: "Daar zijn wij ook teeg'n." Over de jeugd: "Die hebb'n te veel vrije tijd om rond te lopen." En over de plantenziektekundige dienst: "Veel te veel ambtenaren. Ze houden de vruchtbomen 't hele jaar onder 't vergif, daar zijn wij teeg'n."
In de verkiezingscampagne had Koekoek in het legendarische televisiedebat met Roolvink (ARP) in dit opzicht zijn visitekaartje afgegeven. Roolvink had zich omringd met grote stapels papieren en probeerde daarmee zijn betoog op allerlei manieren te staven. Koekoek had geen enkel papier bij zich en ontkende in korte zinnen simpelweg, maar glashard alles wat Roolvink zei. Hoewel Roolvink in vele kwesties het gelijk aan zijn zijde had, kwam Koekoek als de grote overwinnaar uit het debat te voorschijn.
Naast de Boerenpartij maakte het GPV eveneens zijn opwachting in de Tweede Kamer. Het GPV was reeds opgericht in 1948, en richtte zich op anti-revolutionaire kiezers. Pas in 1963 kreeg het Verbond zijn eerste Tweede-Kamerzetel. De onderwijzer en journalist Jongeling, die onder het pseudoniem Piet Prins kinderboeken schreef, was de eerste GPV-parlementariër. Zijn partij keerde zich tegen het materialisme en het nihilisme in het openbare leven en bepleitte een sterke scheiding van kerk en staat. Het GPV wenste onder meer bestrijding van de tuchteloosheid die volgens het Verbond onder de bevolking zou toenemen. Ook zette de partij zich in voor verdere waarborgen ten behoeve van het bijzonder onderwijs.
De verkiezingen van 1963 waren reguliere verkiezingen. Het kabinet-De Quay zat de rit uit en schreef voor 15 mei verkiezingen uit. Gaan de confessionele partijen opnieuw met de VVD in zee of keert de PvdA terug in de regering? Dat was de hoofdvraag tijdens de verkiezingscampagne. Bij de PvdA vormde Vondeling samen met Suurhoff en Willems het lijsttrekkerstrio. Op allerlei manieren trachtten de sociaal-democraten de oppositie die was gevoerd tegen het kabinet-De Quay, in winst om te zetten. Er werd uitvoerig geadverteerd in de landelijke en regionale bladen. Gekozen werd voor een nadruk op de eigen programmapunten en minder op de bestrijding van de politieke tegenstanders. Ook werd zo goed mogelijk geprobeerd het nieuwe medium televisie uit te buiten. Een partijcommissie, met onder meer de journalisten Wigbold en Anstadt, begeleidde het televisie-optreden van de PvdA-voormannen. De VVD-leider Toxopeus sprak zich uit voor voortzetting van de coalitie met de confessionele partijen. De ARP voerde campagne onder het motto ‘ARP, uw eigen huis’. Uit de verkiezingsuitslag bleek dat deze wat cryptische slogan niet helemaal goed was begrepen. De CHU, die het maken van partijpropaganda lange tijd ietwat ‘onfatsoenlijk’ had gevonden, profiteerde nu van een gerichte advertentiecampagne. Voor het eerst maakten de christelijk-historischen intensief gebruik van de diensten van een reclamebureau.
De grote verliezer van de verkiezingen werd de PvdA. De consequente oppositierol leverde weinig bijval op van de kiezers; de sociaal-democraten verloren vijf van de 48 zetels. De VVD met haar nieuwe lijsttrekker Toxopeus verloor echter ook. De regeringsdeelname kwam de liberalen op een teruggang van drie zetels te staan. De ARP verloor een zetel, terwijl de CHU en KVP er beide een zetel bijkregen. Maar het meest in het oog springend was de al vermelde winst voor de Boerenpartij.
Als gevolg van de terugval van de PvdA was de KVP met afstand de grootste partij geworden. Het initiatief voor de formatie werd dan ook uitdrukkelijk aan de katholieken gelaten, die vervolgens trachtten de beide verliezers, VVD en PvdA, tegen elkaar uit te spelen. Romme - de voormalige KVP-leider - en later Beel werden informateur. De achtereenvolgende KVP-formateurs De Kort, De Quay en Marijnen hadden zeventig dagen nodig om het kabinet-Marijnen in elkaar te zetten. Opnieuw ging de KVP samenwerken met VVD, ARP en CHU.
Een opmerkelijk element in de formatie van 1963 was dat voor het eerst werd gewerkt met een tamelijk gedetailleerd regeerakkoord. Vóór 1963 werd genoegen genomen met het vaststellen van een aantal hoofdlijnen. Vooral Drees hechtte aan die globale benadering. Nu was het regeringsbeleid voor de komende jaren meer in bijzonderheden vastgelegd in het befaamde ‘Akkoord van Wassenaar’. Romme had 38 bouwstenen aangeleverd op basis van de verkiezingsprogramma's, die door Beel in dit eerste, uitgebreide regeerakkoord werden verwerkt.
Laatst gewijzigd: | 06 februari 2023 14:58 |