Campagne Tweede Kamerverkiezingen 1948
Uit: D.J. Elzinga en G. Voerman, Om de stembus. Verkiezingsaffiches 1918-1998 (Amsterdam/Antwerpen 2002), 92-103.
"De Republiek Indonesië. Hebt u er ook zo genoeg van?" In krasse bewoordingen liet de afdeling Amsterdam van de enkele maanden eerder totstandgekomen Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) haar afkeuring blijken over het gevoerde Indonesië-beleid van het kabinet-Beel. Was twee jaar eerder dit thema nog overstemd door de stormloop van de PvdA op de antithese, in de campagne voorafgaande aan de Kamerverkiezingen van 7 juli 1948 had het vraagstuk van de dekolonisatie de overhand. De verkiezingen waren uitgeschreven om de nieuwe status van Nederlands-Indië grondwettelijk te regelen. Verder speelde in de stembusstrijd ook het anti-communisme een rol, dat na de communistische machtsovername in Tsjecho-Slowakije in februari 1948 de kop had opgestoken.
Sinds de bevrijding werd de Nederlandse politiek achtervolgd door het probleem van het Indonesische nationalisme. Aan het eind van 1946 was Den Haag met de Republiek van Soekarno het akkoord van Linggadjati overeengekomen. Bepaald werd dat het Koninkrijk der Nederlanden en de nog te creëren Verenigde Staten van Indonesië (waarvan de Republiek een onderdeel zou zijn), als twee gelijkwaardige partners de Nederlands-Indonesische Unie zouden gaan vormen. Ondanks deze aanzet tot souvereiniteitsoverdracht bleven de betrekkingen gespannen, zeker na de militaire interventie van Nederland in juli 1947. Niettemin bleef het rooms-rode kabinet werken aan de constitutionele vormgeving van de toekomstige verhoudingen binnen het Koninkrijk. Dit leidde tot grote woede bij de liberale en protestantse partijen. De ARP ageerde fel tegen de op handen zijnde ‘ontbinding’ van het Koninkrijk en eiste onmiddellijk herstel van orde en rust in Nederlands-Indië. Als stemmentrekker plaatste zij oud-premier Gerbrandy, die voorzitter was van het ‘Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid’, op de derde plaats van de kandidatenlijst.
Het kabinetsbeleid inzake Nederlands-Indië leidde in de KVP zelfs tot een scheuring. De ‘oud-Indischgast’ en voormalig minister van Koloniën, Welter, protesteerde tegen het strijken van de Nederlandse vlag in Batavia. Welter vormde het ‘Voorlopig Katholiek Comité van Actie’ (later Katholiek Nationale Partij (KNP) geheten). Daarbij poogde hij tevens de onvrede te exploiteren die er bij de rechtervleugel van de KVP leefde over de regeringssamenwerking met de PvdA. De nieuwe groepering koos Welter als lijstaanvoerder. Op zijn verkiezingsplakkaten associeerde het Comité het - katholieke - kruis met de nationale kroon - het symbool van rijkseenheid.
Omdat voor een grondwetswijziging een tweederde meerderheid noodzakelijk was, poogde de regering verklaarde tegenstanders als de CHU en de PvdV over de streep te krijgen. Zij slaagde in deze opzet. Beide partijen hielden wel een slag om de arm wat betreft de behandeling in tweede lezing. Op deze wijze solliciteerden zij dus naar een kabinetszetel. Tilanus, de sterke man binnen de CHU, schikte zich in het onvermijdelijke. "De mensen willen van deze kwestie af; er moeten zaken gedaan worden", zo luidde zijn uitleg. Binnen de Unie veroorzaakte zijn opstelling echter wel het nodige gekrakeel.
De liberalen kostte de ommezwaai meer moeite. Begin 1948 was de PvdV samen met een groep rond de oud-VDB-er Oud in de VVD opgegaan. Oud was uit de PvdA gestapt omdat deze partij in zijn ogen steeds meer op de oude SDAP ging lijken. Vooral het pleidooi voor socialisatie beviel hem niet. Als lijsttrekker van de VVD stelde Oud zich, evenals Stikker, in de Indonesische kwestie meer pragmatisch op. De behoudende vleugel zag dit met lede ogen aan. Met leuzen als ‘het roer moet om’ was de afdeling Amsterdam de belangrijkste verzetshaard tegen de meegaande lijn van de partijleiding. De partijtop wilde evenwel de kans op regeringsdeelname niet laten lopen. In het Catshuis hoopte men aan de invloed van de PvdA paal en perk te kunnen stellen. Tijdens de verkiezingsactie waren de naastingsvoorstellen van de PvdA onder vuur genomen. ‘Socialisatie verlamt de geestkracht der natie’, zo meende de VVD. De antisocialistische retoriek kon niet voorkomen dat zij ter rechterzijde op haar Indië-standpunt werd uitgedaagd door de Onafhankelijk-Nationale Groep. Deze had het met de slogan ‘Indië verloren - ramspoed geboren’ vooral op liberale kiezers gemunt. Ondanks het inzetten van oud-legerbevelhebber Winkelman kreeg de groep echter geen voet aan de grond.
De stembusuitslag leek Tilanus' vermoeden te bevestigen dat de mensen hun bekomst hadden van de kwestie-Indonesië. Ondanks hun politieke ommezwaai gingen CHU en VVD erop vooruit, terwijl de ARP gelijk bleef. Een veertiende anti-revolutionaire zetel zat er niet in, omdat het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) de ARP stemmen uit de hoek van de Gereformeerde Kerken (art. 31) afsnoepte. Ogenschijnlijk was de liberale winst van twee zetels ten koste gegaan van de PvdA, die er twee verloor. Kennelijk waren in Ouds kielzog in de PvdA teleurgestelde vrijzinnig-democratische kiezers meegegaan naar het liberale kamp.
Voor de PvdA vielen deze verkiezingen ronduit tegen. Van een doorbraak was in het geheel geen sprake meer, temeer omdat de sociaal-democraten onder de Moerdijk terrein aan de KVP moesten prijsgeven. In de campagne hadden beide partijen elkaar op sociaal terrein naar de kroon gestoken. De PvdA pronkte met enkele ouderdomsvoorzieningen die door Drees waren ingevoerd en hem de koosnaam ‘Vadertje Drees’ hadden opgeleverd. De KVP kon niet achter blijven. Zij poogde te scoren met een kinderbijslagregeling voor met name grote gezinnen. De verkiezingen verliepen gunstig voor de KVP. Zowel de aanval van de PvdA als die van Welter werd gepareerd, alhoewel Welter één zetel behaalde. Met de bisschoppelijke steun - die voor het laatst zou worden gegeven - behield zij haar 32 zetels en bleef daarmee de grootste partij.
Evenals de PvdA moest de CPN afstand doen van twee Kamerzetels. Deze terugval was een streep door de rekening van partijvoorzitter Wagenaar. Enkele weken voor de verkiezingen had deze nog de verwachting uitgesproken dat de CPN "de regeringsmacht in ons land, samen met alle werkelijk progressieve krachten zal uitoefenen, eer tien jaar zijn verstreken". In werkelijkheid waren de communisten met het oplopen van de internationale spanningen in de loop van 1947 weer meer geïsoleerd komen te staan. Onverhuld koos de CPN de zijde van de Indonesische nationalisten en eiste zij afschaffing van het ‘koloniale stelsel’. Geleidelijk aan verliet zij ook haar nationale oriëntatie van na de bevrijding. De communisten vereenzelvigden zich nu geheel met de Sovjet-Unie. De voor de wederopbouw van Nederland verlangde inschikkelijkheid werd genegeerd en de Amerikaanse Marshall-hulp afgewezen.
De overige partijen was deze opstelling een doorn in het oog. De aversie tegen de CPN ontlaadde zich evenwel pas goed na communisnistische coup in Praag. De hartelijke verwelkoming van deze door Moskou geregisseerde staatsgreep door de CPN, vormde het sein voor een aantal repressieve maatregelen. Onder andere werd de partij tijdens de verkiezingscampagne de radiozendtijd ontzegd. Hierdoor kon zij zich moeilijker tegen de anticommunistische aanvallen van de overige partijen verdedigen. Van ARP tot PvdA had men de linies tegen de communistische vijfde colonne gesloten. ‘Nederland geen Russische kolonie’, zo fulmineerde de PvdA. De CPN reageerde onder meer met persoonlijke aantijgingen aan het adres van prominente PvdA-ers, zoals de verdachtmakingen rond het optreden van voorzitter Vorrink in de oorlog. In hun verkettering van de CPN werden de partijen gesteund door de opiniepeilingen. Hieruit bleek dat bijna de helft van het electoraat in de op gang komende Koude Oorlog de strijd tegen het communisme als het belangrijkste verkiezingsthema beschouwde.
De verkiezingsuitslag vertoonde een verschuiving naar rechts. Voor de PvdA was het daardoor moeilijker geworden om de door de KVP gewenste verbreding van het kabinet te blokkeren. Teneinde de Indonesische kwestie nu definief op te lossen, werden CHU en VVD in de regering gehaald. De rechtlijnige ARP bleef buitenspel staan. De toetreding van liberalen en christelijk-historischen was de KVP welkom, omdat zo meer tegenwicht aan de PvdA kon worden geboden. Zonder deze partij kon het land echter niet bestuurd worden. De strijd tegen het communisme en de voor de wederopbouw broodnodige arbeidsrust zou daaronder te veel lijden. Om haar verlies aan invloed wat te compenseren, kreeg de de PvdA van de KVP het premierschap aangeboden. Bijna twaalf jaar lang zou Drees deze functie met verve vervullen. In het nieuwe kabinet-Drees dook voor het eerst de figuur van de staatssecretaris op, als bijproduct van de grondwetswijziging.
Laatst gewijzigd: | 06 februari 2023 14:58 |