SGP jaaroverzicht 1994
Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 1994. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1994' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1994 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1995), 14-91, aldaar 77-83.
Inleiding
Voor de SGP verliep 1994 niet voorspoedig. De resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen waren al niet echt goed. Ronduit teleurstellend was echter het verlies van een zetel bij de Tweede-Kamerverkiezingen. Daarnaast werd de partij getroffen door het verlies van het Tweede-Kamerlid C.N. van Dis jr., die op 9 april overleed.
Algemene vergadering
De algemene vergadering werd op 26 februari gehouden. B.J. van der Vlies, fractievoorzitter van de SGP in de Tweede Kamer, hield de partijrede met als titel 'Elk moet HEM eren'. In zijn toespraak waarschuwde Van der Vlies voor het gevaar van extreem-rechts en racistische partijen. Ook J.P. Tanis, voorzitter van de LVSGS/SGP-jongerenorganisatie die in 1994 zestig jaar bestond, voerde het woord.
Bij de verkiezingen voor leden van het hoofdbestuur moesten ook drie vacatures worden opgevuld. J. Haeger, A. Waaijenberg en ds. J.H. van Daalen werden de opvolgers van respectievelijk M. Burggraaf, oud-partijsecretaris C.G. Boender en oud-partijvoorzitter ds. W.Chr. Hovius. De laatste twee waren in het najaar van 1993 als hoofdbestuurslid afgetreden in verband met het partijbesluit over het lidmaatschap van vrouwen (zie Jaaroverzicht 1993). In mei zouden hun opvolgers als voorzitter en secretaris definitief worden aangewezen (zie hier onder 'algemeen secretaris').
Verder nam de algemene vergadering een voorstel van het hoofdbestuur tot wijziging van het Algemeen Reglement aan. Hierdoor werd het aantal afgevaardigden naar een 'hogere' vergadering afhankelijk van het aantal leden van een plaatselijke kiesvereniging. Deze verandering leidde ertoe dat in september de vijf kiesverenigingen in Rijssen samensmolten. Vier jaar daarvóór had zich de omgekeerde beweging voltrokken om Rijssen door meer afgevaardigden bij hogere vergaderingen vertegenwoordigd te doen zijn. Rond deze opsplitsing ontstond toen een conflict tussen de SGP in Rijssen en de Provinciale Vereniging van de SGP.
Gemeenteraadsverkiezingen
Bij de gemeenteraadsverkiezingen op 2 maart nam de SGP in 86 gemeenten met een zelfstandige lijst deel. In 1990 waren dat er 87. In 88 gemeenten werd met GPV en/of RPF een gemeenschappelijke lijst gevormd, twee minder dan in 1990 (De Banier, 3 februari 1994). Bij deze cijfers is geen rekening gehouden met de deelgemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam.
Evenals in 1990 behaalde de SGP in 1994 in totaal ruim driehonderd raadszetels. Het stemmenpercentage op de zelfstandige lijsten daalde echter met 0,35% licht. Deze teruggang hield mede verband met de problemen in de partij omtrent de positie van de vrouw. Nadat de collegevorming was afgerond, telde de SGP veertig wethouders, in 1990 waren dat er 36.
Tweede-Kamerverkiezingen
Het SGP-hoofdbestuur stelde op 15 januari in overleg met de Raad van Advies de kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen vast. Na Van der Vlies - tijdens de algemene vergadering van 27 februari 1993 reeds tot lijsttrekker gekozen - kwam het zittende Tweede-Kamerlid J.T. van den Berg op de tweede plaats. Als derde kandidaat werd G.R. van Heukelom, oud-voorzitter van de LVSGS/SGP-jongeren en Statenlid in Zeeland, aangewezen. A.P. de Jong, als vierde geplaatst, aanvaardde zijn kandidatuur niet. In zijn plaats kwam A. Noordergraaf. Dat veranderde niets aan de verdeling van de eerste vijf plaatsen over de verschillende kerkgenootschappen. In de volgorde van een tot en met vijf: Hervormd (Gekrookte Riet), Gereformeerde Gemeenten, Gereformeerde Gemeenten in Nederland (buiten verband), Christelijk Gereformeerd, Hervormd (Gereformeerde Bond).
De verkiezingscampagne startte op 25 maart in Slot Zeist. Tijdens de campagne nam Van der Vlies dezelfde houding jegens het CDA aan als zijn GPV-collega Schutte. Enerzijds was Van der Vlies beducht voor een paarse coalitie, anderzijds uitte hij kritiek op het CDA vanwege het te geringe principieel-christelijk gehalte van deze partij. Verder pleitte de SGP-lijsttrekker voor een verbod op het publiceren van de uitkomsten van opiniepeilingen tijdens de verkiezingscampagne. In deze campagne ontbrak de gebruikelijke paginagrote advertentie, waarin predikanten van verschillende kerken de lezers opriepen om SGP te stemmen. Volgens het Reformatorisch Dagblad (26 april 1994) had dit 'ongetwijfeld' ook te maken 'met de perikelen die de partij het afgelopen jaar meemaakte'.
De verkiezingsuitslag was voor de SGP teleurstellend. De partij verloor van haar drie zetels er één, terwijl opiniepeilingen op zijn minst hoop op behoud van deze zetel hadden gewekt. Het staatkundig-gereformeerde stemmenaandeel zakte van 1,9% naar 1,7%. Het verlies was niet overal even sterk. Zo was de aderlating in Zuid-Holland en Utrecht omvangrijk, in Gelderland beperkt. Naar alle waarschijnlijkheid profiteerde vooral de RPF van het verlies van de SGP. In mei stelde het SGP-hoofdbestuur een commissie in voor een onderzoek naar de oorzaak van het stemmenverlies bij de Tweede-Kamerverkiezingen. Deze commissie, die onder voorzitterschap stond van de hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad, C.S.L. Janse, zou in 1995 aan het hoofdbestuur rapport uitbrengen.
Na de Tweede-Kamerverkiezingen besloten de fracties van GPV, RPF en SGP de bestaande parlementaire samenwerking meer te structureren (zie hiervoor in deze Kroniek onder RPF).
Europese verkiezingen
In januari waren SGP en RPF met elkaar in aanvaring gekomen over een vrouwelijke kandidaat van de laatste partij op de gemeenschappelijke kandidatenlijst voor de Europese verkiezingen (zie RPF Jaaroverzicht 1994). Nadat deze kandidate zich had teruggetrokken, kon de samenwerking bij deze verkiezingen alsnog doorgang vinden. De gezamenlijke lijst van SGP, GPV en RPF boekte winst (zie GPV Jaaroverzicht 1994). De SGP-er Van der Waal keerde weer terug in het Europees Parlement.
Vrouwen en de SGP
Naar aanleiding van de perikelen rond de kandidaatstelling bij de Europese verkiezingen zei de SGP toe om vóór 1 juli duidelijkheid te verschaffen omtrent haar principiële standpunt ten aanzien van vrouwen op gemeenschappelijke lijsten in het algemeen. In maart werd hiertoe een commissie ingesteld die moest rapporteren over 'de principile begrenzing van samenwerkingsverbanden'. Voorzitter was J. Koppelaar, voormalig SGP-wethouder in Middelharnis. Op basis van het rapport van deze commissie bepaalde op 24 juni het hoofdbestuur van de SGP zijn standpunt. Een vrouw op een gemeenschappelijke lijst bleef voor de SGP principieel onaanvaardbaar, zo stelde het hoofdbestuur. Wanneer evenwel in bepaalde omstandigheden gewichtige redenen daartoe aanleiding zouden geven en er geen verkiesbare plaatsen in het geding waren, waren onderhandelingen toch niet geheel uitgesloten. Als voorbeelden van gewichtige redenen werden situaties genoemd, waarin alleen via een samenwerkingsverband één zetel zou kunnen worden behaald, of waarin een samenwerkingsverband de mogelijkheid zou openen om de collegesamenstelling positief te beïnvloeden (De Banier, 7 juli 1994).
Behalve de kwestie van de vrouw waren volgens de SGP ook andere belangrijke zaken bij samenwerking in het geding. In augustus stelde het hoofdbestuur daarom ook een gedragslijn vast die als toetssteen zou gaan fungeren voor het afgeven van een machtiging om de naam SGP bij een gemeenschappelijke lijst te gebruiken.
In augustus besprak het hoofdbestuur het concept-rapport dat de commissie 'Uitwerking betrokkenheid vrouwen' (zie Jaaroverzicht 1993) had opgesteld. Deze commissie was in november 1993 door het hoofdbestuur ingesteld en stond onder leiding van B. Stolk, voorzitter van de kiesvereniging Ridderkerk. Het hoofdbestuur gaf de commissie 'concrete aandachtspunten' mee, waarover deze zich nader moest beraden.
De buitenwacht en de vrouwenkwestie
Eind juli besloot het Openbaar Ministerie dat de SGP niet strafrechtelijk vervolgd zou worden in verband met het besluit om geen vrouwen als lid toe te laten, alsmede met het standpunt dat de vrouw het passief kiesrecht niet toekomt (zie Jaaroverzicht 1993). Het besluit van het Openbaar Ministerie werd vooral genomen op grond van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de vrijheid van vereniging. Na deze uitspraak stelde het D66-Tweede-Kamerlid L.S. Groenman dat de SGP op grond van het Internationaal Verdrag tegen Vrouwendiscriminatie toch verplicht moest worden vrouwen toe te laten. Bij het gerechtshof in Den Haag werd bovendien een klaagschrift ingediend over het besluit van het Openbaar Ministerie de SGP niet te vervolgen. Eén van de indiensters van de strafklacht, Y. Franssen uit Roermond, was ook een civiele bodemprocedure tegen de SGP begonnen om als lid van deze partij te kunnen worden ingeschreven. Ook diende zij een klacht in bij de Commissie Gelijke Behandeling van Mannen en Vrouwen bij de Arbeid. De zitting voor deze commissie vond begin december plaats. De uitspraak zou in 1995 volgen.
Statenverkiezingen
Bij de voorbereiding van de Provinciale Statenverkiezingen in 1995 ontstond in drie van de zes gevallen waar de SGP in het verleden bij een gemeenschappelijke lijst betrokken was, nu een breuk: in Noord-Holland, Drenthe en Flevoland. Alleen in Noord-Holland was deze breuk zuiver te wijten aan het staatkundig-gereformeerde standpunt over de vrouw in de politiek. In deze provincie stelde de SGP dat zij alleen verder wilde samenwerken als er geen vrouw op de gemeenschappelijke lijst zou voorkomen. Voor het GPV was deze voorwaarde onaanvaardbaar. Door de breuk loopt de SGP een Statenzetel mis, want deze partij was aan de beurt om de lijsttrekker te leveren van de lijst van SGP, RPF en GPV (die in 1991 één zetel had behaald).
Algemeen secretaris
Op 27 mei stelde het hoofdbestuur de functie van een benoemde en bezoldigde algemeen secretaris in (te onderscheiden van de gekozen partijsecretaris), wiens taak het zou zijn het hoofdbestuur en met name de eerste en tweede voorzitter te adviseren en bij te staan in de uitoefening van hun functies. Als gevolg van dit besluit was ds. D.J. Budding - sinds het aftreden van Hovius waarnemend partijvoorzitter - bereid het partijvoorzitterschap op zich te nemen. Naast hem koos het hoofdbestuur ds. J.H. van Daalen als tweede voorzitter, A. de Boer tot eerste secretaris en A. Waaijenberg tot tweede secretaris. Door de partijwerkzaamheden zo te verlichten kon de gewenste combinatie voorzitter/predikant blijven bestaan. Als eerste algemeen secretaris werd benoemd D. Nieuwenhuis. Hij was al hoofd van het partijbureau, welke functie hij ook zou blijven vervullen. Eén van de taken die de algemeen secretaris van de voorzitter overnam, was het hoofdredacteurschap van De Banier.
Radio en televisie
In het najaar bezon het hoofdbestuur zich op de houding van de partij ten opzichte van het gebruik van radio en televisie door de partij. Omdat deze media naar de mening van het hoofdbestuur een ingrijpende rol speelden bij de vorming van de publieke opinie, achtte men het nuttig de bestaande richtlijnen tegen het licht te houden. Bovendien waren aan het hoofdbestuur vragen over deze zaak gesteld. Geconcludeerd werd dat er geen argumenten waren voor bijstelling van de als regel afwijzende houding: om principile redenen geen actief gebruik van radio en televisie. Dat hield in: geen contact zoeken met deze media, niet naar een studio of andere opname-lokatie gaan, geen microfoon of camera bij de eigen SGP-bijeenkomsten. Maar het afweren van een microfoon of 'onwillend gedrag' tegenover een camera die op een SGP-vertegenwoordiger gericht is, levert geen positieve bijdrage aan het denken over de SGP-beginselen, aldus het hoofdbestuur (De Banier, 24 november en 8 december 1994).
Internationale contacten
Van 9 tot 15 juni nam een SGP-delegatie van vijf personen in Hongarije en Roemenië deel aan conferenties over de 'kerntaken van de overheid'. Op 12 en 13 september was de SGP opnieuw in Roemenië; dit maal voor een conferentie over het onderwerp 'democratie en rechtsstaat'.
Verwante instellingen en publikaties
De Guido de Brèsstichting - het studiecentrum van de SGP - publiceerde in het begin van dit jaar de discussienota Theocratische politiek: principes, geschiedenis en praktijk. Deze nota was geschreven door H.F. Massink - wetenschappelijk medewerker van het studiecentrum - onder verantwoordelijkheid van een werkgroep. Op 28 mei organiseerde de De Brèsstichting een congres over het onderwerp 'theocratie' (in oktober 1993 had zij hieraan ook een bijeenkomst gewijd). De resultaten van het congres werden verwerkt in de definitieve versie van de bovengenoemde nota, die aan het eind van het jaar verscheen. Het studiecentrum liet nog twee andere nota's het licht zien: Gewetensvrijheid: bijbels en staatkundig-gereformeerd aspect van een grondrecht, samengesteld door een werkgroep met K. van der Zwaag als redacteur; Genen in het geding: SGP-visie op genetische manipulatie, samengesteld door een werkgroep met Massink als redacteur. Verder gaf de Guido de Brèsstichting nog twee 'Commentaren' uit: Tussen thuis en tehuis: enkele aspecten van de toekomstige ouderenzorg in Nederland, geschreven door Massink; en De provincie in de toekomst, van de hand van P. Hoek.
Op 28 januari stond de LVSGS/SGP-jongeren stil bij hun zestigjarig bestaan. Ter gelegenheid daarvan verscheen het gedenkboek Terugblik met het oog op de toekomst: 60 jaar jongerenwerk binnen de SGP, dat geschreven werd door J. Kol, medewerker van het Voorlichtings- en vormingscentrum van de SGP. Op 23 april werd de SGP-jongerendag gehouden, gewijd aan het thema criminaliteit met in het bijzonder aandacht voor geweldsmisdrijven. In het najaar schreef de SGP-jongerenorganisatie een open brief aan minister Wijers van Economische Zaken waarin grote verontrusting werd uitgesproken over het plan om de winkels op zondag open te stellen. Ook gaf het LVSGS/SGP-jongeren twee 'info-schetsen' uit: Asielzoekersbeleid, geschreven door J. van Belzen en Algemene Wet Gelijke Behandeling, door P. van Vugt.
Het Voorlichtings- en vormingscentrum van de SGP kreeg op 5 september een nieuwe voorlichtingssecretaris, H. van der Wal. Zijn voorganger, M. Dankers, die deze functie ruim zeventien jaar lang had uitgeoefend zou overigens nog tot het einde van het jaar bij de SGP werkzaam blijven.
Personalia
Op 9 april overleed het SGP-Tweede Kamerlid C.N. van Dis jr. na een ernstige ziekte. Van Dis was vanaf 1971 lid van de Tweede Kamer. Van 1958-1972 had hij zitting in de gemeenteraad van Rotterdam en van 1970-1982 in de Provinciale Staten van Zuid-Holland.
Op 22 april overleed ds. C. Smits. Deze predikant van de Oud-Gereformeerde Gemeenten was een reeks van jaren lid van het SGP-hoofdbestuur geweest en van 1956 tot 1959 lid van de Eerste Kamer.
Laatst gewijzigd: | 09 mei 2023 11:00 |