GPV jaaroverzicht 1995
Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman. 'Kroniek 1995. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1995' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1996), 14-91, aldaar 49-54.
Inleiding
Voor het GPV verliep 1995 betrekkelijk rustig. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten en de Eerste Kamer deden zich geen verrassingen voor. Wèl werd het Verbond in toenemende mate geconfronteerd met de vraag hoe ver de samenwerking met de RPF zich zou moeten gaan uitstrekken.
Provinciale Statenverkiezingen
De uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen op 8 maart werd door het GPV als zeer bevredigend ervaren. Na de grote winst in 1991 werd het aantal zetels van dat jaar - zestien - nu geëvenaard (zie tabel 1 in Jaarboek DNPP 1995, pg. 18). De veranderingen in het aantal GPV-zetels per provincie waren weinig spectaculair en hadden voornamelijk met veranderingen in volgorde op ineengeschoven lijsten te maken.
Ten opzichte van 1991 was de samenwerking tussen de drie protestants-christelijke partijen afgenomen. Het aantal ineengeschoven lijsten van SGP, GPV en RPF daalde van twee naar één en die van SGP en RPF van vier naar twee. Het aantal ineengeschoven lijsten van GPV en RPF steeg van vier in 1991 naar vijf. Het aantal horizontale lijstverbindingen nam wat af.
Eerste-Kamerverkiezingen
De kandidatenlijst voor het GPV bij de Eerste-Kamerverkiezingen werd aangevoerd door de zittende senator K. Veling. Hij werd gevolgd door respectievelijk L. Hordijk, tweede voorzitter van het GPV en L.C. Groen, burgemeester van Bunschoten. Voor de verkiezing van de Eerste Kamer was door GPV, RPF en SGP gezocht naar een optimale samenwerking, die vooral gericht was op het verwerven van een tweede RPF-zetel. Daarbij moesten de Statenleden van de drie protestants-christelijke partijen ook lobbyen onder bepaalde Statenleden van provinciale partijen. Bij de senaatsverkiezingen behield het GPV zijn zetel (zie tabel 2 in Jaarboek DNPP 1995 pg. 20).
Interview Schutte in Opzij
In het kader van de serie 'Langs de feministische meetlat' werd in maart in Opzij een groot interview gepubliceerd met G.J. Schutte, de fractieleider van het GPV in de Tweede Kamer. Schutte zei onder meer dat vrouwen dezelfde kansen moesten krijgen als mannen en dat het zeer terecht was dat er voor de positie van vrouwen in de samenleving aandacht gevraagd werd. Maar als hoofdbezwaar tegen het feminisme gold voor hem dat het een ideologie was die niet uitging van de bijbel. Daarbij kwam dan nog, aldus Schutte, dat men het te veel zocht in overdrijving en verbaal geweld.
Het Opzij-interview van Schutte bleef in eigen kring niet onweersproken. In Jeugd en Politiek (mei), het orgaan van de GPV-jongeren, maakten M. Flipse en M. Jonker een aantal kritische kanttekeningen. Zo meenden zij onder meer dat Schutte met betrekking tot de positie van de vrouw kerk en staat te scherp van elkaar scheidde. Schutte erkende later dat hij in het interview wat te kort door de bocht was gegaan, maar vond ook dat Flipse en Jonker met hun standpunt over de verhouding van kerk en staat (niet scheiden, maar wel onderscheiden) te dicht in de buurt van de visie van de SGP op dit punt kwamen.
Samenwerking GPV, RPF en SGP
In het interview in Opzij en in een vraaggesprek met Koers (30 maart 1995) liet Schutte zich ook uit over de SGP en de RPF. In Opzij zei hij dat het SGP-standpunt over de vrouw de grootste blokkade vormde voor een eventuele samenwerking tussen GPV en SGP. In Koers sprak hij over een radicalisering van het SGP-denken op dit punt. Met betrekking tot de RPF zei Schutte dat een fusie tussen GPV en RPF 'op dit moment' niet in het verschiet lag en dat hij de voorkeur gaf aan een hechte samenwerking tussen beide partijen. Hoewel volgens Schutte de centrale plaats van de belijdenis in de grondslag van het GPV een fusie met de huidige RPF niet mogelijk zou maken, zei hij ook dat die confessionele basis voor hem niet een 'soort norm voor alle tijden en plaatsen is'.
SGP-fractievoorzitter in de Tweede Kamer B.J. van der Vlies reageerde kritisch op de uitspraken van Schutte (De Banier, 20 april 1995). Over de plaats van de vrouw stelde hij dat het niet zo was dat de SGP 'radicaliseert', maar dat juist het GPV was veranderd wat betreft de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen mannen en vrouwen. Verder had Van der Vlies de 'wenkbrauwen gefronst' bij de uitspraken van Schutte over de rol van de belijdenis in de politiek (zie verder onder 'algemene vergadering').
Anders dan bij Van der Vlies, wist Schutte aan zijn RPF-collega L.C. van Dijke enthousiaste geluiden te ontlokken. Deze zag ook dat de veranderde houding van het GPV ten aanzien van de RPF in de Tweede Kamer door daden werd gevolgd.
In een interview naar aanleiding van zijn vertrek als medewerker van de Tweede-Kamerfractie van het GPV stelde M.P.H. van Haeften dat het bestuur van zijn partij onvoldoende leiding gaf en meedacht over het vraagstuk van samenwerking met de RPF. Van Haeften zelf wilde geen fusie maar 'een permanent samen-werkingsverband' met een RPF/GPV-Kamerfractie (Nederlands Dagblad, 8 juli 1995). Dat idee werd ook als wenselijk beschouwd door de RPF-Tweede-Kamerleden D.J. Stellingwerf en Van Dijke (zie ook Jaaroverzicht 1994 onder het kopje 'Samenwerking GPV en RPF'). GPV-voorzitter S.J.C. Cnossen wees in zijn antwoord aan Van Haeften op het besluit van het GPV-bestuur in 1994 om de samenwerkingsvragen ondergeschikt te maken aan andere prioriteiten, zoals de kwantitatieve en kwalitatieve versterking van het Verbond. Dit moest echter niet als een alibi worden gezien om de vraag naar samenwerking te ontlopen (Nederlands Dagblad, 13 juli 1995). De GPV-jongeren Flipse en Jonker gaven - evenals in 1994 - blijk van hun bezwaar tegen een structurele samenwerking van hun partij met de RPF.
Het opinieblad Amendement (nr. 3) hield een telefonische enquête onder de raads- en Statenleden van het GPV over samenwerking met de RPF. Van de 163 benaderden deden er 134 mee. Van hen was 13% voor een lijstineenschuiving bij de Tweede-Kamerverkiezingen, 20% voor een confederatie en 11% voor een fusie. Een zeer grote minderheid (44%) steunde dus een vergaande vorm van samenwerking met de RPF (zie voor de samenwerking tussen GPV, RPF en SGP dit Jaaroverzicht onder het kopje 'Verwante instellingen en publikaties' en verder bij het Jaaroverzicht van de RPF en het Jaaroverzicht van de SGP).
Algemene vergadering
De algemene vergadering van het GPV werd op 22 april gehouden. Na een huishoudelijk deel was er een politieke manifestatie onder de titel '50 jaar vrijheid'.
In zijn openingswoord reageerde voorzitter Cnossen op de kritische opmerkingen van SGP-fractieleider Van der Vlies met betrekking tot de uitspraken van Schutte over de vrouw en de belijdenis. Ook Schutte zelf richtte zich tot zijn SGP-collega. Daarbij kwam hij ook tot het advies aan de SGP, evenals het GPV te gaan discussiëren over de rol van de belijdenis. De belijdenis heeft meer politieke betekenis dan alleen het onverkorte artikel 36, aldus Schutte.
Belijdenis en politiek
De in 1994 ingestelde commissie 'Belijdenis en politiek', die een notitie moest opstellen over de vraag hòe (en niet òf) de belijdenis relevant was voor het politiek handelen (zie Jaaroverzicht 1994 onder het kopje 'Positie GPV'), stuurde een enquête over dit onderwerp naar alle GPV-vertegenwoordigers in gemeenteraden, Provinciale Staten en Eerste en Tweede Kamer. In juni werden drie bijeenkomsten belegd, waar de besturen van de Provinciale Contactraden spraken met leden van de commissie. Verder verschenen in Ons Burgerschap een drietal ronde-tafel-gesprekken met drie politici (mei), drie oud-politici (juni), en ten slotte met drie politieke outsiders die het GPV een warm hart toedroegen (september).
Op basis van het door haar verzamelde materiaal stelde de commissie een handleiding op voor de discussie in de plaatselijke kiesverenigingen. Deze discussie vond plaats in de periode eind augustus tot 1 november. Na ontvangst van de verslagen uit de kiesverenigingen stelde de commissie haar eindrapport op. Op 9 december werd Krachtige belijning. Over de betekenis van de belijdenis in de politieke praktijk aan de Generale Verbondsraad overhandigd.
Volgens het rapport bestaat binnen het GPV de gemeenschappelijke overtuiging dat de belijdenis in de politieke praktijk functioneert, waarbij er ook een 'partijbrede consensus' is over de wijze waarop de belijdenis gehanteerd wordt. De belijdenis mag niet overvraagd worden, aldus het rapport; het is geen politiek handboek. En de vraag of de hele belijdenis politiek relevant is, leidt tot vruchteloze discussies. 'Het gaat erom het geheel van de bijbel en de belijdenis te overwegen en te raadplegen om te komen tot een evenwichtige standpunt-bepaling, waarbij bijbel en belijdenis niet selectief worden gehanteerd.'
Uit de hiervoor vermelde enquête van Amendement bleek overigens dat 40% van de raads- en Statenleden van het GPV die aan dit onderzoek deelnamen, de visie van de RPF - dat de belijdenis alleen geldt voor zover deze politiek relevant is - een voldoende uitgangspunt voor een politieke partij vinden. Volgens GPV-voorzitter Cnossen tastte het onderzoek van Amendement de waarde van het onderzoek van de GPV-commissie niet aan.
Program van richtlijnen
In september kwam het nieuwe GPV-richtlijnenprogramma in concept gereed. Voor de actualisering was in 1992 opdracht gegeven aan de Groen van Prinsterer Stichting, het wetenschappelijk bureau van het GPV. De definitieve vaststelling van de tekst zal op de Algemene Vergadering in april 1996 plaatsvinden. De behandeling in de partij werd voorbereid door een bespreking van de hoofdlijnen van de concept-richtlijnen op een bijeenkomst van de Verbondsadviesraad (VAR) op 16 december.
Internationale contacten
Op 19 en 20 mei had in het Hongaarse Debrecen de slotbijeenkomst plaats van een lezingencyclus over christelijke politiek, georganiseerd door de plaatselijke afdeling van de christen-democratische partij en Mandaat, het scholings- en vormingsinstituut van het GPV. Tot de sprekers behoorde Schutte, die sprak over 'kansen voor christelijke politiek onder een "paars" kabinet'.
Verwante instellingen en publikaties
De fractie van SGP, GPV en RPF in het Europees Parlement publiceerde een nota van de voormalige GPV-fractieleider in de Tweede Kamer A.J. Verbrugh met als titel Overwegingen bij de Europese verdragsconferentie (IGC '96) en bij hierop gerichte Nederlandse beleidsvoorstellen. De auteur gaf in deze nota zijn persoonlijke visie op de toekomstige structuren van Europa.
De Groen van Prinster Stichting gaf de brochure Samenwonen verplicht uit. Het is een vervolg op de in 1992 verschenen publikatie Zo zijn wij niet getrouwd. In dit laatste geschrift werd gepleit voor de mogelijkheid van een vrijwillige registratie van niet-huwelijkse samenlevingsvormen. Daar werd in de nieuwe brochure aan toegevoegd dat - naast de mogelijkheid van vrijwillige registratie - de overheid regelend moest optreden omdat samenwonen in een niet-huwelijkse relatie verplichtingen schept voor de partners tegenover elkaar en tegenover de samenleving. Dit alles zou echter niet mogen leiden tot een volledige gelijkstelling met het huwelijk. De brochure riep bij RPF en SGP duidelijk afwijzende reacties op en bracht ook GPV-jongerenvoorzitter Flipse tot een aantal kritische vragen.
In 1995 vierde de Groen van Prinsterer Stichting ook haar vijfentwintigjarig bestaan. Op 7 oktober was er een jubileumconferentie over het onderwerp 'Gezin: hoeksteen of sluitpost?'.
Het scholings- en vormingsinstituut Mandaat hield onder meer op 23 september een 'aktiedag' over de relatie tussen GPV-besturen en fracties van de partij. Opmerkelijk was dat niet alleen het Tweede-Kamerlid van de RPF Stellingwerf, maar ook PvdA-voorzitter F. Rottenberg aan deze bijeenkomst meewerkte. Mandaat-medewerker B. Nitrauw schreef Een fractie beter. GPV-politici van samen werken naar samenwerken, gericht op (de verbetering van) de relationele aspecten van het werken in een GPV-fractie. Nitrauw deed hiervoor ook onderzoek onder GPV-raads- en Statenleden in samenwerkingsfracties met RPF en/of SGP, wat bovendien leidde tot de publikatie Tot elkaar veroordeeld? Onderzoek naar de samenwerking in gecombineerde raads- en statenfracties waarin GPV'ers participeren. Uit het onderzoek kwam onder meer naar voren dat in de beleving van GPV-ers het samenwerkingsproces met de SGP zijn eindpunt ongeveer heeft bereikt, terwijl ten opzichte van de RPF bij velen een soort 'samen op weg' gevoel aanwezig is. Zo zou meer dan 40% van die raads- en Statenleden van het GPV graag een landelijk GPV-beleid zien dat uiteindelijk in ten minste een federatie met de RPF resulteert.
De Vereniging van GPV-bestuurders in provincie en gemeente hield een ledenvergadering op 25 maart. Er werd onder anderen door Schutte over het drugsbeleid gesproken.
Het voorjaarscongres van het Landelijk Verband van Gereformeerde Politieke JeugdstudieClubs (GPJC) vond plaats op 24 en 25 februari. Het thema was 'Provinciepolitiek, ver van je bed?' Op 6 mei hield het GPJC zijn jaarvergadering. Het najaarscongres werd gehouden van 20 tot en met 22 oktober. Aan de orde was het onderwerp 'Jouw goed recht: over grondrechten in Nederland'. Er werd onder anderen medewerking verleend door Van Middelkoop en J.P. de Vries, voorzitter van het curatorium van de Groen van Prinsterer Stichting en hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad. Het GPJC gaf verder het tweede GPJC-katern uit: Het Nederlandse kansspelbeleid: een foute gok, dat was samengesteld door de GPJC-medewerker R. Griffioen.
Door de drie jongerenorganisaties van GPV, RPF en SGP en de 'Schuilplaatsjongeren' gezamenlijk werd op 30 september een bijeenkomst belegd rond het thema 'Aids, 't zal me een zorg zijn'.
Laatst gewijzigd: | 29 januari 2024 12:20 |