Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen GroenLinks (GL) Geschiedenis

GroenLinks jaaroverzicht 2001

Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 2001. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 2001' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2001 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2003), 15-95, aldaar 52-61.

Inleiding

Erg gemakkelijk had GroenLinks het in 2001 niet. De partij worstelde met problemen op lokaal niveau, met de oorlog in Afghanistan en met het persoonlijk drama van het Tweede-Kamerlid T. Oedayraj Singh Varma.

De Groene Brug

In februari sloot een deel van De Groenen – waaronder de voormalige lijsttrekker R.H.G. van Duijn – zich aan bij GroenLinks, zonder overigens het lidmaatschap van De Groenen op te geven (zie in deze kroniek onder ‘De Groenen’).

In september startte Vlasveld een actie binnen GroenLinks om Van Duijn op een ver­kiesbare plaats op de kandidatenlijst van GroenLinks te zetten voor de komende Twee­de-Kamerverkiezingen.

Congres

Op 31 maart hield GroenLinks haar congres in Zwolle. Formeel was dit het laatste afgevaardigdencongres, daar nu ook in het huishoudelijk reglement werd vastgelegd dat alle leden op congressen stemrecht zouden hebben. In de praktijk was dit al lang­zamerhand zo gegroeid, sinds in 1995 was besloten dat afdelingen een onbeperkt aantal leden mochten afvaardigen naar het congres (zie Jaaroverzicht 1995) en deze afvaardiging steeds meer een formaliteit werd. Een voorstel van het partijbestuur om de grote stroom amendementen op congressen te beperken werd verworpen.

Het congres koos een nieuw partijbestuur, zoals voorgedragen door de kandidaten­commissie. Mevr. M. de Rijk werd herkozen als voorzitter. Mevr. B. Paardekooper werd naast secretaris nu ook vice-voorzitter. Het partijbestuur telde acht vrouwen en zeven mannen. In haar congrestoe­spraak kondigde De Rijk aan het donateurschap mogelijk te maken voor sympathisanten van de partij die geen lid willen worden.

Voorts steunde het congres de Tweede-Kamerfractie in haar verzet tegen het doden van gezonde dieren in gebieden waar de mond- en klauw­zeerepidemie dreigde. De motie van de jongerenorganisatie van GroenLinks, Dwars, om besmette dieren evenmin af te maken omdat ze misschien kunnen genezen, werd afgewezen.

Huwelijk kroonprins Willem-Alexander

Het congres van GroenLinks ging (evenals de meerderheid van de Eerste- en Tweede-Kamerleden) schoorvoetend akkoord met het huwe­lijk van kroonprins Willem-Alex­ander met de Argentijnse Màxima Zorreguieta (zie in deze kroniek ook onder de ‘hoofdmomenten’). Een motie van Dwars om de toestem­mingswet te verwerpen, kreeg onvol­doende steun. Wel nam het congres een motie aan die stelde dat publiek optreden van de vader van Màxima ook na het huwelijk onge­wenst bleef. Politiek leider P. Rosenmöller eiste voor zijn partij mede de eer op, dat besloten was het huwelijk te voltrekken buiten de aanwezigheid van de heer Zorreguieta, vanwege diens rol in de bloedige dictatuur die in Argentinië aan het einde van de jaren zeventig had geheerst.

Varma

T. Oedayraj Singh Varma nam op 29 mei afscheid van de Tweede Kamer. Ze had in juni 2000 al verklaard ongeneeslijk ziek te zijn. In september van dat jaar had ze nog een reis naar India gemaakt, deels met de hoop op een wonderbaarlijke genezing, deels met het doel om projecten te bezoeken van de Amerikaans-Indiase Ninash Foundation. Tijdens die reis deed ze deze stichting – die kort daarop ook in Neder­land een afdeling vestigde – toezeggingen voor financiële steun in de orde van een kwart miljoen dollar.

In de zomer van 2001 rees de twijfel over de aard van haar ziekte. In een televisie-uit­zending van de TROS op 20 juli verklaarden kennissen van Varma dat ze helemaal niet ongeneeslijk ziek was en haar ziekte waarschijnlijk fingeerde om aan schuldeisers zoals de Ninash Stichting te ontkomen. Toen fractievoorzitter Rosenmöller na een bezoek aan haar contact opnam met de artsen die Varma had genoemd, bleken die haar niet te behandelen. Kort daarop liet zij zich onder behandeling stellen van een psychiater. Op 22 juli verklaarden Rosenmöller en partijvoorzitter De Rijk ‘ver­bijsterd’ te zijn over de gang van zaken, maar ook mee te leven met Varma die dan wel niet lichamelijk maar zeker geestelijk ziek zou zijn. Op 28 juli deelde de raads­man van Varma mee dat zij vermoedelijk leed aan een post-traumatisch stress-syn­droom, dat mogelijk het gevolg zou zijn van mishandeling en bedrei­ging door rechts-extremisten in 1996. Overigens werden ook deze feiten niet door iedereen voor waar aangenomen.

Op 4 augustus gaf Varma een interview in de Volkskrant, waarin zij volhield dat ze buikkanker had en waarschijnlijk daaraan zou sterven, al hoopte ze nog steeds op een wonder. Ze meende voorts dat haar familie het door haar toegezegde geld intussen aan de Ninash Stichting had overgemaakt, maar gaf toe dat haar financieel beleid de laat­ste tijd te wensen overliet. Ze leverde bovendien kritiek op haar partij Groen­Links, die evenals de meeste andere partijen te weinig voeling hield met mensen op straat en te­veel ‘mensen met titels’ aantrok. Naar aanleiding van dit interview spande de voor­zitter van de Nederlandse Ninash Stichting, W. Wijting, een proces aan wegens op­lichting, smaad en laster.

In de loop van augustus nam Rosenmöller meer afstand van Varma. “Ik ben belazerd en ik voel me belazerd”, verklaarde hij op 21 augustus in de Volkskrant. Hij beschouw­de de affaire echter ook als een persoonlijk drama voor Varma en haar familie en ver­weerde zich tegen beschuldi­gingen dat hij haar te lang de hand boven het hoofd ge­houden zou hebben: “het is toch normaal dat je een collega gelooft die zegt dat ze ernstig ziek is en niet lang meer te leven heeft?” Hoewel GroenLinks zich niet ver­antwoordelijk achtte voor Varma’s toezeggingen aan de Ninash Stichting, besloot het partijbestuur toch tienduizend gulden ter beschikking te stellen. Een onderzoek van de Interkerkelijke Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking wees uit dat de schade voor de stichting niet zo groot was als aanvankelijk het geval leek.

De uit Suriname afkomstige Varma was van 1982 tot 1994 raadslid in Amsterdam ge­weest (eerst voor de Communistische Partij van Neder­land, vervolgens voor het Links Akkoord en GroenLinks) en in 1994 lid van de Tweede Kamer geworden. In 1998-1999 maakte zij deel uit van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmer­meer. Zij werd in de Tweede Kamer opgevolgd door het Eerste-Kamerlid T. Pitstra.

Wethouders in problemen

In mei trok GroenLinks zich in Amsterdam terug uit het college van burgemeester en wethouders. Aanleiding was een conflict over het beleid van de gemeentelijke sociale dienst, die onder verantwoordelijk­heid van GroenLinks-wethouder F. Köhler viel. Köhler had al eerder kritiek van coalitiegenoten PvdA en VVD op zijn beleid moeten incas­seren. De terugkeer van GroenLinks naar de oppositiebanken in de hoofdstad trok landelijke aandacht, vanwege de vraag of de partij rijp zou zijn voor regerings­verantwoordelijkheid na de volgende kamerver­kiezingen (zie Jaaroverzicht 2000). Daarbij werd opgemerkt dat de gebeurtenissen in Amsterdam niet op zichzelf ston­den: eerder waren GroenLinkse wethouders al dan niet vrijwillig uit acht andere gemeentebesturen gestapt. Helemaal vergelijkbaar waren die gevallen overi­gens niet. In Den Haag, Haarlem en Hilversum traden wethouders af om principiële redenen, wanneer besluiten genomen werden over ruimtelijke ordening en verkeer die zij niet meer voor hun verantwoording wilden nemen. In Delfzijl, Zaandam en twee Amster­damse deelgemeenten vielen de wethouders persoonlijke of bestuurlijke fouten te verwijten.

Crisis in Den Haag

In de Haagse afdeling van GroenLinks brak in mei een conflict uit over de samen­stelling van de kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkie­zingen in 2002. Een Com­missie Diversiteit onder voorzitterschap van J. de Jong had voorgesteld, op de lijst om en om een autochtone en een allochtone kandidaat te plaatsen. Na intensieve dis­cus­sies koos de meerderheid van de afdeling voor een andere aanpak: het aantal alloch­tone kandidaten zou evenredig met hun aandeel onder de leden moeten zijn. Een deel van de minderheid legde zich niet bij dit besluit neer. De verhou­dingen raakten gepolariseerd en beide groepen begonnen zich te organiseren: de voor­standers van de Commissie Diversiteit in ‘Nieuw Appèl’, de tegenstanders in ‘De Veront­rusten’.

Op 8 oktober trad A. Daskapan, een van de gangmakers van ‘Nieuw Appèl’, uit de GroenLinks-fractie in de gemeenteraad omdat hij zich als ‘alibi-Ali’ behandeld voelde. In zijn opvatting beleed GroenLinks de integratie van allochtonen vooral met de mond. Daskapan, die een welzijnsinstelling leidde en een Turks restaurant bezat, was sinds zijn verkiezing in 1998 omstreden (zie Jaaroverzicht 1999). Hij werd onder meer beschuldigd van subsidiefraude en intimidatie van werknemers, ook al had onderzoek deze be­schuldigingen niet kunnen staven. Bovendien werd be­weerd dat hij nieuwe leden had geronseld die soms niet eens daarvan op de hoogte waren – internetadressen bleken in een aantal gevallen niet te kloppen. Daarop had het partijbestuur op 25 oktober een ledenstop ingesteld, geldig tot 1 december.

Daskapan weigerde zijn zetel af te staan en wilde zich toch ook weer kandidaat stellen voor GroenLinks bij de komende raadsverkiezingen. Op de ledenvergadering die op 27 no­vember bijeenkwam om de kandi­datenlijst voor die verkiezingen vast te stellen, gaf een meerderheid hem gelijk. De tumultueuze bijeenkomst werd voorgezeten door W. de Boer, voorzitter van de Eerste-Kamerfractie van GroenLinks. Toen een meer­der­heid van de stem­gerechtigde leden tegen het voorstel van de kandi­datencommissie in niet B. van Alphen maar De Jong (voorzitter van de Commissie Diversiteit en lid van Nieuw Appèl) tot lijsttrekker koos, verlieten circa zeventig Verontrusten de zaal. De Boer schorste daarop de vergadering. Aan het eind van het jaar leek een oplossing van het conflict nog niet in zicht en werd deelname van GroenLinks aan de Haagse ge­meenteraadsverkiezingen onder deze omstandigheden onze­ker geacht.

Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen

Op 20 januari koos de partijraad de commissie die de kandidaten voor de Tweede-Ka­merverkie­zingen van mei 2002 zou selecteren, beoorde­len en voordragen. De kandi­datencom­missie, die op 12 februari werd geïnstalleerd, telde negen leden en werd voorgezeten door de Rotter­damse wethouder H. Meijer. Tot 1 oktober konden leden zich aanmel­den als kandidaat; bijna honderd deden dat. Op 9 februari 2002 zou de commissie haar kandidaten presenteren op het partijcongres, dat de definitieve lijst zou vaststellen. Fractievoorzitter Rosenmöller had in de herfst van 2000 al te kennen gegeven de lijst van Groen­Links opnieuw te willen aanvoeren. In maart 2001 ver­leen­de het congres hem toestem­ming voor een vierde termijn in de Tweede Kamer. Deze moge­lijk­­heid was in 2000 geopend door een wijziging van het huishoudelijk regle­ment (zie Jaaroverzicht 2000).

Ontwerpprogramma Tweede-Kamerverkiezingen

In september 2000 had het partijbestuur een commissie onder leiding van de hoog­le­raar J.W. Duyvendak ingesteld die een concept­verkie­zingsprogram moest opstellen (zie Jaaroverzicht 2000). Vanuit de partij kreeg de commissie steun bij haar taak. In mei en juni 2001 vonden vier ‘discussiesalons’ plaats om haar advies te geven over arbeid, veilig voedsel, ethische kwesties en ‘linkse marktwerking’ in on­derwijs, zorg en kunst. In juli presenteerde het Tweede-Kamerlid C.C.M. Vendrik een voorontwerp voor het programma voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 2002, waar­in met name het financieel beleid geschetst werd.

Op 5 oktober presenteerde de partij het volledige ontwerpprogramma. Het was op­gebouwd rond vier begrippen: duurzaam, rechtvaardig, open en solidair. GroenLinks ging uit van een hoge economische groei van 2,75% (zoals voorspeld door het Cen­traal Planbureau, zij het met veel voorbehoud). Men wilde daarvan een belangrijk deel besteden aan onderwijs, zorg, veiligheid, lagere inkomens, en natuur- en milieube­leid; in totaal zouden deze 24 miljard gulden extra dienen te krijgen. Een deel daarvan zou uit bezuinigingen op onder meer wegenaanleg, defensie en hypotheekrenteaftrek gefinancierd kunnen worden. Voorts pleitte GroenLinks voor verdergaande lasten­verschuiving van arbeid naar kapitaal en energieverbruik; voor een generaal pardon voor illegale vreemdelingen die vijf jaar in eigen onderhoud hadden voorzien; en voor een kritisch lidmaatschap van de NAVO, die op termijn omge­vormd zou moeten worden tot een regionale VN-vredesmacht. Het ontwerpprogram oogstte veel kritiek van andere partijen. Woordvoer­ders van CDA, PvdA en VVD noemden het respect­ievelijk: ‘riskant’, ‘niet serieus’ en ‘kwets­baar’ (NRC Handelsblad, 8 oktober 2001).

Het GroenLinks Forum besprak het program op 13 oktober in Utrecht. ‘s Ochtends werd het programma ingeleid door Rosenmöller, De Rijk, Vendrik en commissie­voorzitter Duyvendak. ‘s Middags konden de deelnemers in verschillende panels en workshops hun mening geven. De ruim driehonderd aanwezige leden toonden zich over het algemeen ingenomen met het program, maar leverden veel kritiek op onder­delen. In de tweede helft van oktober vonden vijf regionale bijeenkomsten plaats om het program verder te bespreken.

Verkiezingscampagne

In december besloot het partijbestuur de verkiezingscampagne te laten begeleiden door het Amsterdamse reclamebureau Capital-e en niet door diens concurrent N=5. Terwijl Capital-e met de slogan ‘Kies voor een nieuw evenwicht’ GroenLinks als mogelijke regeringspartij wilde presenteren, had N=5 de nadruk gelegd op krachtige oppositie. De partij was van plan 1.800.000 gulden aan de campagne te besteden. De politi­coloog B. de Leede werd aangesteld als campagneleider van de partij.

De partijraad van 22 september sprak over een lijstverbinding met de SP bij de ko­mende Tweede-Kamerverkiezingen. Het partijbestuur kreeg de opdracht om met de SP hierover te gaan praten.

Gemeenteraadsverkiezingen

Op 12 mei vond in Utrecht de conferentie GroenLinks Lokaal Centraal plaats, met workshops over onder meer verkiezingsprogramma’s, cam­pagne voeren, dualisme, evaluatie van de fractie, en collegedeelname. De conferentie werd ingeleid door mevr. B. Groen, burgemeester van Uithoorn, en partijleider Rosenmöller. Zij was bedoeld voor afdelings­bestuurders en raads- en statenleden. Op de conferentie werd een Hand­boek voor afdelingsbesturen gepresenteerd.

Afghanistan

De steun van de Nederlandse regering aan het optreden van de Vere­nigde Staten in Afghanistan (zie in deze kroniek onder ‘hoofdmomen­ten’) lokte in GroenLinks hef­tige discussies uit. De Tweede-Kamerfrac­tie wilde aanvankelijk de militaire inter­ventie voorwaardelijk steunen en verdedigde dit standpunt op een open bijeenkomst op 10 oktober in Utrecht. In het partijbestuur heerste verdeeldheid: internationaal secreta­ris K. Kalkman pleitte voor veroordeling van de Amerikaanse bombar­de­menten. Een dertigtal leden, waaronder het Amsterdamse raadslid (en oud-voorzitter van de Pacifistisch-Socialistische Partij; PSP) mevr. S. Boerlage verliet uit protest de partij. Op 16 oktober drong de Tweede-Kamerfractie aan op een pauze in de bombar­dementen. Twee dagen later distantieerde Pitstra (ook een voormalig PSP-lid) zich van het frac­tiestandpunt en verklaarde hij dat zijn aanvankelijke aarzelingen waren versterkt na de bommen op Kaboel, die vooral slachtoffers maakten onder burgers. Het onbehagen groeide gestaag binnen de partij. De jongerenorganisatie Dwars verzamelde hand­tekeningen voor een kriti­sche brief aan de fractie. Begin november nam ook het Tweede-Kamer­lid mevr. W. van Gent (eveneens vroeger lid van de PSP) afstand van het standpunt van haar fractie.

Op 13 november besloot de rest van de Tweede-Kamerfractie haar steun aan de mili­taire acties op te schorten zolang niet aan drie voorwaarden voldaan zou zijn: een man­daat van de Veiligheidsraad, een interventie­macht van de Verenigde Naties en een multi-etnische coalitie in Kaboel waarin ook de Pathanen goed vertegenwoordigd zouden zijn. Dit her­ziene standpunt oogstte veel kritiek van andere partijen (behalve van de SP, die de interventie vanaf het begin had veroordeeld), maar kreeg steun van de partijraad die op 17 november in Utrecht bijeenkwam. Dwars trok een motie in waarin de fractie werd veroordeeld. Een deel van de partij handhaafde wel kritiek op het late tijdstip van het fractie­besluit. Rosenmöller en mevr. F. Karimi verdedigden de koers van de fractie met kracht. Karimi hekelde de neiging van sommige Groen­Linksers om Osama bin Laden c.s. als spreekbuis van de armen te beschouwen.

Het partijbestuur weigerde om het manifest ‘Stop de oorlog’ te onderte­kenen, omdat dit elke militaire betrokkenheid categorisch afwees. Sprekers van GroenLinks waren daarom niet welkom op de demonstra­tie tegen de oorlog in Afghanistan op 20 oktober in Amsterdam.

Partijraden

De partijraad kwam bijeen in Utrecht op 20 januari, 21 april, 23 juni, 22 september en 17 november. Op elke partijraad legden partijbestuur en Tweede-Kamerfractie ver­antwoording af. In januari discussieerde de raad onder andere over conflict­pre­ventie. In april werd over publieke betrokkenheid op verschillende terreinen en over financiële zaken gesproken en evalueerde men het partijcongres dat in maart gehou­den was. In juni stond onder meer de privatisering van Schiphol op de agenda. In september werd onder meer gesproken over de kwestie Varma en de dreigende situ­atie in Afghanistan. In november hield de partijraad zich vooral bezig met de oorlog in Afghanistan, zoals hierbo­ven al vermeld.

Verwante instellingen en publicaties

Op 30 juni en 1 juli organiseerde de partij een ‘diversiteitsweekend’ in Utrecht om al­lochtonen en vrouwen in ‘politieke proeflokalen’ kennis te laten maken met werk in gemeenteraden, de Tweede Kamer en partijor­ganen. Op 15 september vond in Utrecht een studiedag voor raads- en statenleden plaats over de bestuurlijke inrichting van Nederland, en in het bijzonder de kwaliteit van besturen in relatie tot de omvang van de gemeente.

Op 30 mei vond in Utrecht een discussie plaats over de door het Tweede-Kamerlid mevr. F. Halsema geschreven nota De staat en de straat. 41 voorstellen voor een veilige en sociale samenleving. Vergro­ting van de sociale veiligheid vereiste onder meer een andere inzet van de politie, aanpassing van de openbare ruimte, meer stads­wachten op straat, betere samenwerking tussen justitie en hulpverlening in de buur­ten en meer preventieve maatregelen voor dak- en thuislozen en kwets­bare jongeren­groepen. De Tweede-Kamerfractie publiceerde in juli Morgen gezond weer op! Over de winst van preventie en gezondheids­be­vordering, geschreven door mevr. C. Her­mann. De overheid zou haar uitgaven voor gezondheidsbevordering en ziekte­pre­ventie moeten verdubbelen en meer programma’s op doelgroepen richten zoals jonge­ren, ouderen en nieuwe Nederlanders. Ze diende het gebruik van alco­hol, ongezond voedsel en tabak meer te ontmoedigen.

Op 31 oktober bespraken het kamerlid Halsema en de Europarlementa­riër mevr. K. Buiten­weg in Amsterdam met belangstellenden hun notitie over Europees strafrecht. Op 23 november presenteerden de Europarle­mentariërs J. Lagendijk (GroenLinks) en J.M. Wiersma (PvdA) hun boek Brussel-Warschau-Kiev. Op zoek naar de grenzen van de Euro­pese Unie in Amsterdam. De auteurs pleitten voor vloeiende grenzen van de Unie; landen als Turkije en de Oekraïne zouden een deellidmaat­schap moeten kunnen krijgen. Voorts behandelden ze drie problemen die bij uitbreiding van de Unie een rol spelen: corruptie, milieuvervui­ling en de rechten van minderheden als de Roma.

Op 9 november organiseerde de Eerste-Kamerfractie in samenwerking met het Weten­schappelijk Bureau van GroenLinks in Den Haag onder de titel ‘Een kwestie van democratie’ een conferentie over de vraag hoe burgers meer zeggenschap zouden moeten krijgen, onder meer in bedrijven en instellingen. Inleidingen werden verzorgd door deskundi­gen en enkele politici, zoals R. Koole, de voorzitter van de PvdA.

In april publiceerde het Wetenschappelijk Bureau onder redactie van G. Pas Diver­siteit in de polder. GroenLinks in de multiculturele samenle­ving. De bundel was de weerslag van een conferentie die in juni 2000 plaats had gevonden en bevatte zeven bijdragen over culturele diversi­teit en identiteit. Veel aandacht kreeg de vraag of zelf-organisatie van migranten op culturele en (dus ook) religieuze basis aanmoediging verdient of niet. Het Wetenschappelijk Bureau organiseerde op 4 december een debat over terrorismebestrijding onder de titel ‘Hoeveel vrijheid is veiligheid waard?’. Hier­aan namen naast het kamerlid Hal­sema de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie H. Borghouts en de Utrechtse hoogleraar internationaal strafrecht mevr. C. Brants deel.

De jongerenorganisatie van GroenLinks, Dwars, vierde haar tienjarig bestaan op 11 februari in Rotterdam. ‘s Middags werd gediscussieerd over beginselen en ideologie, ‘s avonds kon er worden gedanst.

De Linker Wang, het samenwerkingsverband van christenen binnen GroenLinks, organiseerde op 16 maart een openbaar debat over christe­nen en euthanasie in Utrecht, waar het Tweede-Kamerlid Halsema in discussie ging met hoogleraren theologie en ethiek. Op 6 oktober vierde De Linker Wang haar tienjarig bestaan met een congres onder het motto ‘weg van macht’ in Amsterdam. Op 8 december orga­niseerde men een debat over de vraag ‘bestaat de rechtvaardige oorlog?’, tussen het kamerlid Karimi, oud-Europarlementariër H. Verbeek en vertegenwoor­digers van Kerk en Vrede en Pax Christi.

De aan GroenLinks gelieerde Stichting Duurzame Solidariteit gaf in 2000 voor het eerst een blad uit, Project & Nieuws, dat vanaf 2001 elk kwartaal zou verschijnen. Voorts organiseerde de Stichting (soms samen met de Noord-Zuidwerkgroep van GroenLinks) ver­schillende discussies in Amsterdam, onder meer over de Tobin Tax (belasting op internationale financiële transacties), de crisis in Turkije en over ont­wikkelingssamenwerking: ‘geen hulp maar handel’. Op 23 november belegde de Stichting in Utrecht een ‘Euromediterrane’ conferentie over ‘11 september, Europa en haar islamitische buren’. Een dag later hield de Stichting eveneens in Utrecht een conferentie over het Israelisch-Palestijns conflict.

Personalia

Begin juli werd mevr. H. Ton benoemd tot burgemeester van Blaricum. Zij was van 1994 tot 1998 fractievoorzitter van GroenLinks in de gemeenteraad van Houten en vervolgens wethouder van die gemeente geweest. De benoeming – na een unanieme voordracht van de vertrou­wenscommissie – wekte hier en daar verbazing, aangezien Blaricum niet bekend stond als typische GroenLinks-gemeente.

Laatst gewijzigd:31 maart 2023 16:47