Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Christen Democratisch Appel (CDA) Geschiedenis

CDA jaaroverzicht 2001

Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 2001. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 2001' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2001 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2003), 15-95, aldaar 24-35.

Inleiding

In 2001 wisselde het CDA van partijleider. Een strijd om de macht tussen Jaap de Hoop Scheffer, fractievoorzitter in de Tweede Kamer, en partijvoorzitter Marnix van Rij resulteerde in een crisis in de partijtop, ten gevolge waarvan beide kopstukken uiteindelijk het veld moes­ten ruimen. Met het aanwijzen van Jan Peter Balkenende als nieuw politiek leider keerde de rust in de partij echter betrekkelijk snel terug.

De Milliano en de beweging ‘Ieder mens telt’

Op 1 januari kwam de zetel vrij van CDA-vice-fractievoorzitter Ank Bijleveld-Schouten, die burgemeester van de nieuwe gemeente Hof van Twente was geworden. Omdat de Kieswet bepaalt dat openge­vallen kamerzetels eerst moeten worden aangeboden aan eerder gekozen leden die tussentijds zijn vertrokken, kwam Jacques de Milliano in aanmer­king voor het bezetten van de zetel. De voormalig directeur van de organi­satie Artsen zonder Grenzen was na de verkiezingen van mei 1998 geduren­de een half jaar lid van de CDA-fractie geweest. Hij had zich in november uit het parlement terug­ge­trokken uit onvrede met het beleid van de fractie inzake Bosnië (zie Jaaroverzicht 1998 ) en kort daarna zijn lidmaatschap van het CDA opgezegd.

De Milliano liet weten dat hij als onafhankelijk lid wilde terugkeren in de Tweede Kamer, ondersteund door de rond hem gevormde nieuwe beweging Ieder mens telt – een vriendenclub bestaande uit onder anderen de Rotterdamse hoogleraar culturele economie Arjo Klamer en hoofdredacteur Jurriaan Kamp van het New Age-tijdschrift Ode. De beweging gebruikte ‘Het verdrag van Noordwijk’ als politiek program, waarin onder meer werd gepleit voor een rechtvaardiger economie. Verder kondigde De Milliano aan in de Tweede Kamer te zullen strijden voor een ‘democratie van bezieling’, waarin voor fractiediscipline geen plaats meer zou zijn (NRC Handelsblad, 20 januari 2001).

De CDA-fractie reageerde furieus op De Milliano’s voornemen. De Hoop Scheffer sprak van ‘zetelroof’ en Van Rij noemde zijn stap ‘on­democratisch’ (CDA-Krant,2 februari 2001). Ook de andere partijen in de Tweede Kamer reageerden afkeurend met uitzondering van Groen­Links, dat samenwerking met de eenmansfractie niet uit de weg wilde gaan. Anderhalve week later maakte De Milliano bekend dat hij alsnog afzag van een terugkeer in het parlement. Hij zei geschrokken te zijn van de felheid waarmee op zijn plannen gereageerd was. Door zijn besluit verdween ook de bewe­ging Ieder mens telt weer van het poli­tieke toneel.

Marleen de Pater-Van der Meer werd begin februari als opvolgster van Bijleveld-Schouten in de Tweede Kamer beëdigd.

Euthanasie

Begin 2001 kwam het CDA in aanvaring met de paarse regeringspar­tijen over het wets­ontwerp dat euthanasie onder bepaalde voorwaarden uit het Wetboek van Strafrecht wilde halen. Dit voorstel was in novem­ber 2000 door de Tweede Kamer aangenomen en moest nog in de Eerste Kamer behandeld worden. In januari schaarde de Europese Volkspartij (EVP), waarin de christen-democraten in Europees verband zijn ver­enigd, zich tijdens een congres in Berlijn unaniem achter een motie die het Nederlandse euthanasiewetsontwerp scherp veroordeelde. In februari organiseerde het Europees Parlement op initiatief van de EVP en de Eurofractie van SGP, Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en Reformatorische Politieke Federatie (RPF) een hoor­zitting over dit onderwerp, omdat het wetsontwerp regelrecht in strijd zou zijn met internati­onale verdragen voor de rechten van de mens. Premier Wim Kok reageerde geïr­riteerd en verklaarde dat het CDA in het Europees Parle­ment bij­droeg aan het ver­sprei­den van ‘heel veel onzin’ en er 'puur op was gericht om de wet in een kwaad daglicht te stellen' (Trouw,10 februari 2001). Het kabinet besloot dat D66-minister Els Borst-Eilers van Volks­gezondheid, Welzijn en Sport niet in zou gaan op de uitno­di­ging om bij de hoorzitting aanwezig te zijn. De CDA-fractie in de Tweede Kamer vroeg Kok vervolgens om opheldering over zijn uitspraken, waarna de premier in een brief aan het parlement zijn kritiek op de christen-demo­craten introk.

In februari organiseerde het CDA een besloten bijeenkomst in Utrecht om de be­zwaren tegen de nieuwe euthanasiewet te bundelen in een verklaring die naar de Eerste Kamer gestuurd zou worden. Meer dan vijfentwintig organisaties gaven acte de présence, waaronder de Chris­tenUnie en de SGP. Al deze activiteiten konden echter niet voorkomen dat het omstreden wetsontwerp in april door de senaat werd aange­nomen.

Partijraden en congres

Op 17 februari kwam de partijraad in Utrecht bijeen om het jaarthema ‘Solidariteit tussen de generaties’ af te ronden. Partijleden uit verschil­lende generaties gingen met elkaar in debat over de voorstellen en de ideeën die het jaarthema had opgeleverd. Ver­der stond de bijeenkomst in het teken van de ‘competitie van ideeën’ ter voor­bereiding van het nieuwe verkiezingsprogramma (zie onder ‘ontwerp­programma Tweede-Kamerverkiezingen’). Partijleider De Hoop Scheffer pleitte in zijn toespraak voor het op­nemen van ‘veiligheid’ als sociaal grondrecht in de Grondwet. Hij kon­digde aan dat de Tweede-Kamerfractie een ini­tiatief-wetsvoorstel in die richting zou indienen. De partijraad nam verder een drietal moties aan: één richtte zich tegen de schaal­ver­groting in het onderwijs; de tweede wilde dat 0,8% van het Bruto Nationaal Product besteed zou blijven aan ontwikkelingssamenwerking; en de derde, die ingediend werd door de Christen-Democratisch Jongeren Appèl (CDJA), keerde zich tegen het gedoogbeleid van de overheid als bestuurlijk middel. Dit laatste standpunt zou worden opgenomen in het nieuwe verkiezingsprogramma.

Op 2 en 3 november kwam de partijraad in Utrecht bijeen om te spreken over partij­vernieuwing en -ontwikkeling (zie onder ‘partijvernieu­wing’). Het congres dat aan­sluitend werd ge­houden stond in het teken van het ontwerpverkiezingsprogramma. Naast het centrale congres vonden tegelijkertijd een aantal regionale congressen plaats om – in de aan­loop naar de gemeenteraadsverkiezingen – de regionale en lokale wor­tels van de partij te benadrukken.

Partijvernieuwing

In juni publiceerde de Commissie Partijontwikkeling, die in 2000 was ingesteld (zie Jaaroverzicht 2000 ), een aantal voorstellen om de partij te moderniseren en laagdrempeliger te maken. De belang­rijkste waren de invoering van meerdere vormen van lidmaatschap (naast het gewone lidmaatschap een meerpersonen-, een proeflidmaat­schap en een donateurschap); een grotere invloed van de leden bij het kiezen van personen in partijfuncties door middel van een meervoudige voordracht; besluitvorming op basis van het ‘one-person-one-vote’-systeem, waarbij partijraad en partijcongres samengevoegd zouden worden tot één centrale ledenvergadering; en het oprichten van een digitale afdeling met de mogelijkheid van een digitaal lidmaat­schap. Een ‘vernieuwingsbrigade’, bestaande uit vijfenzestig leden uit alle provincies, introduceerde de voorstellen bij de leden.

In november sprak de partijraad zich positief over de plannen uit. De raad besloot dat meerdere vormen van lidmaatschap mogelijk moesten zijn; dat het ‘one-person-one-vote’-systeem na een daarvoor benodigde statutenwijziging in 2003 ingevoerd zou worden met spreek- en stem­recht voor alle leden op lokale, provinciale en landelijke ledenver­gaderingen (stemmingen over kandidatenlijsten voor verkiezingen uitge­zon­derd); en dat met ingang van 2002 partijvoorzitter, leden van het dagelijks bestuur en voorzitters van lokale en provinciale afdelingen door middel van een meervoudige voordracht van kandidaten verkozen zouden worden. Al deze vernieuwingen zouden na een periode van drie jaar geëvalueerd moeten worden.

Met de oprichting van een digitale afdeling werd op 30 augustus een begin ge­maakt, toen voor een proefperiode van een jaar een website geopend werd die alleen toegan­kelijk voor leden was. Op dit zogeheten ‘CDAnet’ konden zij onder meer mee­doen aan dis­cussies. Het CDAnet, dat in december ruim duizend deelnemers telde, had tevens een advise­rende stem in het partij­bestuur.

Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen

Aan het einde van 2000 was het CDA begonnen met de kandidaatstel­lingsprocedure voor de Tweede-Kamerverkiezingen van mei 2002. Het partijbestuur stelde een ver­trouwenscommissie in onder voorzitterschap van Conny Kerkhof-Mos (zie Jaar­overzicht 2000 ), en stelde een profielschets op waaraan de kandidaten moes­ten voldoen. Tot 6 april 2001 konden de gemeentelijke afdelingen maximaal vijf kandi­daten voordragen. Partijleden konden ook zelf solliciteren. Samen met de zitten­de Tweede-Kamerleden kwamen deze personen op de zoge­heten alfabetische groslijst te staan. Mede op basis van de adviezen van de vertrouwenscommissie stelde het par­tijbestuur op 14 september de advieskandidatenlijst vast. Partijvoorzitter Van Rij sprak bij de presen­tatie van een even­wichtige lijst wat betreft de man-vrouw verhou­ding, de regionale spreiding en de cul­turele diversiteit. Volgens hem was de in 1998 begonnen vernieuwingsoperatie door­gezet: de generatie politici die toen in het parle­ment kwam (zoals Balkenende, Clémence Ross-Van Dorp, Joop Atsma, Gerda Verburg, Joop Wijn, Theo Riet­kerk, Siem Buijs en Camiel Eurlings) was grotendeels doorgeschoven naar de eerste twintig plaatsen. Lijsttrekker werd aanvankelijk De Hoop Scheffer, met op de tweede plaats het Kamerlid Maria van der Hoeven en op drie financieel specialist Balken­ende, maar na het aftre­den van De Hoop Scheffer (zie onder ‘crisis politiek leider­schap’) nam Balkenende de eerste plaats in. Van de eerste dertig kandidaten waren er negen nieuw. De Brabantse gedeputeerde Pieter van Geel kreeg als hoogste nieuwkomer de vierde positie toebedeeld; op nummer negen volgde de Surinaamse Kathleen Ferrier (secretaris van SKIN, de organisatie van veertig migrantenkerken in Neder­land). Het Turkse Kamerlid Coskun Cörüz, die in mei de overleden Klaasje Eisses-Tim­merman was opgevolgd, kreeg – ondanks protesten van de Beweging Christelijke Koers CDA, die meende dat moslims niet op de kandidatenlijst thuishoorden – een verkiesbare zestiende plaats toebedeeld. Oud-gedienden als Hans Hil­len, Gerd Leers (beiden kamerlid sinds 1990) en Pieter Jan Biesheuvel (lid sinds 1986) hadden zich niet meer kandidaat gesteld. De ervaren Wim van de Camp, die vanaf 1986 in de Tweede Kamer had geze­ten, belandde aanvankelijk op een opvallend lage 31-ste plaats. Toen het met regionale vertegen­woordigers ‘versterkte’ partijbestuur (aangevuld met regionale vertegenwoor­digers) op 12 oktober de advieskandidaten­lijst vaststelde, kwam hij twee plaatsen hoger uit, op nummer 29.

Tussen 12 oktober en 16 november spraken de gemeentelijke afdelingen zich over de gros- en advieskandidatenlijst uit. Tijdens het verkiezings­congres op 23 februari 2002 zou de lijst definitief vastgesteld worden.

Ontwerpprogramma Tweede-Kamerverkiezingen

In september 2000 had het partijbestuur een programcommissie inge­steld onder voor­zitterschap van Jos Hessels (zie Jaaroverzicht 2000 ). Vanuit de partij kreeg de commissie diverse bouwstenen aangeleverd (zie onder ‘verwante instel­lingen en publicaties’). Daar­naast maakte zij bij haar werk gebruik van de ‘competitie van ideeën’, waarbij leden maar ook niet-leden via de website van het CDA aan de hand van tien thema’s konden dis­cussiëren, suggesties doen en stemmen over stellingen. De partijraad in februari stond voor een belangrijk deel in het teken hiervan. De ‘competitie’ leverde meer dan twintig duizend reacties op, waarvan 30% van niet-leden. Tien ‘focusgroepen’ brachten al deze reacties terug tot honderd concrete ideeën en leverden deze op 1 mei in bij de pro­gram­­commissie. Deze verwerkte een deel ervan in het ont­werpprogramma Betrokken samenleving, betrouwbare overheid , dat op 30 oktober gepresenteerd werd.

Rode draad in het programma was volgens de nieuwe partijleider Bal­kenende een ‘radicale’ verschuiving van zeggenschap van de overheid en de markt naar de burgers zelf, zo­dat ‘onnodige staatsbemoeienis en bureaucratie’ op terreinen als school, ziekenhuis en kinderopvang teruggedrongen zouden worden (Trouw, 31 oktober 2001). Het gezins­beleid speelde evenals vier jaar geleden een belangrijke rol in het ont­werpprogram. Het CDA pleitte voor een verbetering van de inkomens­positie van gezinnen door onder andere het verhogen van de kinderbij­slag en het verlenen van fiscale voordelen. Andere prioriteiten lagen op het gebied van veiligheid, onderwijs en zorg.

De VVD reageerde tevreden op de lastenverlichting die het CDA in petto had, al waren de liberalen van mening dat die niet voor specifieke groepen maar voor iedereen moest gelden. PvdA-fractieleider Ad Melkert noemde het teleurstellend dat de christen-democraten – in het kader van een miljardenbesparing op de collectieve uitgaven – de ge­subsidieerde banen voor werklozen af wilden schaffen. ChristenUnie-leider Kars Veling noemde het programma ‘te vaag, te open en niet scherp genoeg’, hoe­wel hij vooral met de ethische stellingnames wel kon instemmen (Nederlands Dagblad, 31 oktober 2001).

Het ontwerpprogramma werd na de presentatie niet alleen in de afdelin­gen besproken, ook was het voor de leden mogelijk via het CDAnet tot 1 januari amendementen in te dienen. Bij voldoende steun binnen het digitale net zouden deze naar de program­commissie doorgestuurd worden.

Crisis politiek leiderschap

Op 27 september, ruim zeven maanden voor de Tweede-Kamerverkie­zingen trad partijvoorzitter Van Rij onverwacht af wegens een ‘funda­menteel verschil van mening’ (Trouw, 28 september 2001)met fractie­voorzitter De Hoop Scheffer over de te volgen strategie in de verkie­zingscampagne. Van Rij, hierin gesteund door het dagelijks bestuur, was van mening dat De Hoop Scheffer een te afwachtende en wei­nig offen­sieve partijleider was en de partij te weinig ideologische kleur gaf. Aan Van Rij’s af­treden was een interne strijd om het lijsttrekkerschap vooraf gegaan. Al hal­verwege augustus had oud-staatssecretaris Yvonne van Rooy De Hoop Scheffer gepolst of hij plaats wilde maken voor Van Rij. Deze voelde hier aanvan­kelijk wel wat voor, maar kwam hier onder invloed van Tweede-Kamerlid Hillen bijna onmid­dellijk weer op terug. Vervolgens liet Van Rij De Hoop Scheffer op 9 september weten dat hij een derde plaats op de kandidatenlijst ambi­eerde, direct na De Hoop Scheffer en Van der Hoeven. De Hoop Scheffer wilde deze wens niet ho­no­reren. Het leek Van Rij nu beter als partijvoorzitter terug te treden, maar daarvan wilde het dagelijks bestuur èn De Hoop Scheffer niets weten. De laatste bood Van Rij op 25 sep­tember (elf dagen nadat de advieskandidatenlijst door het partijbestuur was vastgesteld) een zesde plaats aan, die de partijvoorzitter echter weigerde. Dezelfde dag nog vroeg het dagelijks bestuur aan De Hoop Scheffer of hij bereid was zijn plaats als lijsttrekker aan Van Rij af te staan, hetgeen hij aanvankelijk afwees als een ‘onzedelijk voorstel’ (NRC Handels­blad, 2 oktober 2001). Na overleg met een aantal ver­trouwelingen binnen de fractie wilde hij Van Rij echter wel als tegen­kandidaat voor het lijsttrekkerschap dulden, maar deze zei dit niet langer te ambiëren en trad twee dagen later als partijvoorzitter af. Als verklaring deelde Van Rij mee dat er een fundamenteel meningsverschil bestond tussen hem en De Hoop Scheffer over de or­ganisatie van de verkiezingscampagne. De Hoop Scheffer belegde daarop inder­haast een pers­conferentie, waarop hij Van Rij ervan beschuldigde op het lijsttrek­kerschap van het CDA uit te zijn geweest. Volgens hem zou Van Rij met zijn terugtreden als­nog proberen de buit binnen te halen.

Op 29 september besloot het partijbestuur tijdens een spoedzitting om De Hoop Schef­­fer als lijsttrekker te handhaven en Van Rij – ter verster­king van de top van de lijst – een derde plaats te gunnen. Het dagelijks bestuur en Van Rij accepteerden deze optie, maar De Hoop Scheffer trok zijn kandidatuur voor het lijsttrekkerschap in. Hij vond dat hij niet genoeg vertrouwen meer genoot binnen de partij en te zeer ‘bescha­digd’ geraakt was: slechts de Tweede-Kamerfractie steunde hem nog una­niem. Op 1 oktober trad hij om dezelfde reden af als fractievoorzitter. Hij zou zijn tijd in het par­lement tot de ver­kiezingen uitzitten als ‘back­bencher’. In De Hoop Scheffers voet­spoor legden ook zijn vertrouwe­lingen Jack de Vries (zijn persoonlijk voorlichter) en Hillen (fractiesecreta­ris) hun functies neer. De fractie koos die dag vervolgens Balkenende, vice-fractievoorzitter en derde op de kandidatenlijst, tot haar nieuwe leider.

Diezelfde avond vergaderde het partijbestuur in Hilversum over de ontstane situatie. Het bestuur verwierp een voorstel van Van Rij om de lijsttrekker door de partijleden te laten kiezen uit een meervoudige voordracht bestaande uit hemzelf en minstens twee andere kan­didaten, omdat het bang was voor nog meer verwarring binnen de partij. Het par­tij­be­stuur droeg vervolgens unaniem Balkenende en niet Van Rij voor als nieuw politiek leider. Hij werd gekozen vanwege zijn parlementaire ervaring en vanwege zijn kwa­liteiten als debater en als vernieuwer van het christen-democratische gedachtegoed. De partijraad nam in novem­ber de voordracht van het partijbestuur over en koos Balkenende tot kandidaat-lijsttrekker.

In de nasleep van de leiderschapscrisis vielen er nog meer slachtoffers. Begin oktober legde campagneleider J. Mourits zijn functie neer, omdat hij na een intensieve samen­werking met Van Rij Balkenende de moge­lijkheid wilde geven om zelf een campag­ne­leider te kiezen. Medio november wees het partijbestuur het oud-Tweede-Kamerlid Ries Smits, die ook de cam­pagnes van 1981, 1982 en 1986 geleid had, tot zijn opvolger aan. Ook de positie van het dagelijks bestuur was wankel geworden. Zo vond oud-partijvoorzitter Hans Hel­gers dat dit vanwege amateuristisch handelen snel diende af te treden. Een groeiend aantal regionale CDA-voorzitters sprak van een vertrouwenscrisis met het dage­lijks bestuur. Ook Balkenende was van mening dat het bestuur diende op te stappen. Na aanvankelijk ontkend te hebben dat het iets te verwijten viel, nam het dagelijks bestuur uiteindelijk toch de verant­woordelijkheid voor de escalatie van het conflict op zich en trad per 13 oktober af. Het partijbestuur benoemde op 10 oktober oud-fractie­leider en oud-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Bert de Vries tot interim-voorzitter. Deze zag het als zijn hoofdtaak de rust in de partij terug te brengen en het vertrouwen van de achterban in de leiding te herstellen. Twee dagen erna koos het partijbestuur een interim-dagelijks bestuur, dat tot de partijraad in juni 2002 aan zou blijven.

Een ander gevolg van de affaire was dat de Tweede-Kamerfractie en het partijbureau van het CDA op 5 oktober gezamenlijk aangifte deden tegen een medewerker van het partijbureau, omdat deze in het heetst van de strijd om het leiderschap een – naar later bleek door hemzelf ge­schreven – onderzoek naar het imago van De Hoop Scheffer aan de televisierubriek 2Vandaag had gegeven. In dit rapport werd de CDA-leider door een meerderheid van de kiezers beoordeeld als ‘ouderwets’, ‘oubollig’ en ‘mora­liserend’. De Hoop Schef­fer was tijdens de uitzen­ding onverwachts met de uitkomsten van het onderzoek geconfronteerd. De betreffende medewerker werd door de partij op staande voet ontsla­gen en legde eind oktober – na aanvankelijk ontkend te hebben – tegen­over de politie een bekentenis af.

Gemeenteraadsverkiezingen

Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2002 ver­scheen in januari een geheel herziene versie van het Handboek ge­meenteraadsverkiezingen. Eind maart publiceerden CDA en CDA-bestuurdersvereniging Verantwoordelijke gemeente, sterke gemeen­schappen. Gemeenteprogram 2002-2006, onder eindredactie van H. Cloudt. Het was geschreven door de Commissie Leidraad Gemeente­program 2002-2006, die werd voorgezeten door de Rotterdamse wet­houder Sjaak van der Tak. In juli werd de Campagnewijzer gemeenteraads­verkiezingen uitgebracht.

Verwante instellingen en publicaties

Het CDA publiceerde in april De waarde(n) van de kennissamenleving, onder redactie van Alex Krijger en M. Mooren. Samen met de uitkomsten van een interactief ICT-debat dat op 19 april in Utrecht plaatsvond voor de Twintigers- en Dertigersgroepen van het CDA, bood de publicatie suggesties voor het verkiezingsprogramma in wor­ding. In augustus verscheen het rapport Naar een duurzame en vitale landbouw­sector in Nederland. Een christen-democratisch perspectief, opgesteld door een com­missie onder voorzitterschap van Cees Veerman. Ook de concrete beleids­aanbeve­lingen van dit rapport zouden in het nieuwe verkiezings­programma worden opge­no­men. In de zomer publiceerde de Commissie Buitenland Ontwikkeling­ssamenwerking in de eenentwintigste eeuw, waarin gepleit werd voor het – via particulier initiatief – bewerkstelligen van verantwoordelijke samenlevingen in de ontwikkelingslanden. Op 3 november presenteerde dezelfde commissie tijdens de najaarspartijraad het rapport In open debat naar open markten en duurzame ontwikkeling. Een christen-democratisch standpunt over handelspolitiek en WTO, samengesteld door het CDA-projectteam WTO onder voorzitterschap van Winand Quaedvlieg.

Op 21 maart nam Jos van Gennip afscheid als directeur van het Wetenschap­pelijk Instituut voor het CDA (WI) met een conferentie over heden en toekomst van Europa, getiteld ‘Europa, een Unie van Waar­den?’. Zijn afscheidsrede werd door de Eduardo Frei Stichting gepubli­ceerd onder de titel Euroland or Europe? A contribution towards the debate about the future of the European society. Van Gennip werd opgevolgd door Ab Klink. In januari publiceerde het WI Vertrouwen in talent. Ruimte voor onderwijs met een missie , van de hand van Petra van der Kwast. Centraal element hierin was het ‘teruggeven’ van verant­woordelijkheden aan de scholen. Eind mei gaf het WI Evenredig en rechtvaardig. Een voorstudie naar een vlakke belasting uit. Hierin werd gepleit voor een belastingtarief van 35% voor iedereen, zonder dat een en ander gevolgen zou hebben voor de aftrekbaarheid van hypotheek­rente en pensioen­premies. De studie was een vervolg op Herstel van draagkracht. Beleidsadvies inzake de belastingherziening 2001 , dat in 2000 verschenen was (zie Jaaroverzicht 2000 ). In september bracht het WI het rapport De druk van de ketel. Naar een levensloopstelsel voor duurzame arbeidsdeelname, en tijd en geld voor scholing, zorg en privé uit, geschreven door Peter Cuyvers, Guusje Dolsma en Klink. De publicatie bevatte een groot aantal voorstellen om gezinnen met kinderen zodanig te ondersteunen dat ze er vierduizend gulden per jaar op vooruit zouden gaan. Een ‘levensloopverzekering’ zou het mogelijk moeten maken zonder inkomensverlies zorgtaken, scholing of vrije tijd met een baan te combineren. Een aantal voorstellen zou in het nieuwe verkie­zings­programma opgenomen worden.

Het CDJA, de jongerenorganisatie van het CDA, bracht in januari de discussieversie van het Politiek actie pamflet 2001 (PAP) uit, waarin het zijn beleid uiteenzette voor de komende jaren. Tijdens de algemene leden­vergadering en de CDJA-Raad, die van 11 tot 13 mei plaatsvon­den, werd het stuk vastgesteld. In september publiceerden de CDA-jongeren het Raadsstuk Neder­land in de 21e eeuw, dat een nadere uitwerking van het PAP behelsde. De CDJA-Raad, die het politieke beleid van het CDJA bepaalt, werkte dit jaar voor het eerst volgens een nieuwe structuur, waarbij elk lid van de jongerenorganisatie automa­tisch stemhebbend lid van de Raad was, zowel in plenaire sessies als in commissies. Mini­maal vier leden konden een fractie vormen, die niet langer alleen regionaal maar ook op inhoudelijke gronden samengesteld kon worden.

Het CDA-Vrouwenberaad (CDAV) kreeg in februari tijdens de partij­raad een nieuwe voorzitter: Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart volgde Jet Creemers in die functie op. Samen met het CDA publi­ceerde het CDAV in februari Levensloop­plan­ning: weten is winst; in keerdruk met Ruimte voor generaties. Voorstellen naar aanleiding van de discussienotitie ‘Ruimte voor elkaar’. Op 23 maart vond in Utrecht de ledendag van het CDAV plaats, die in het teken stond van het Inter­nationale Jaar van de Vrijwil­ligers. Tijdens de partijraad op 3 november was een deelsessie in het kader van het thema ‘partijontwikkeling’ gewijd aan de toekomstige plaats en vorm van het CDAV binnen het CDA. Samen met de Eduardo Frei Stichting organiseerde het CDAV op 17 november in Den Haag een conferentie met als thema 'Vrouwen in conflictsituaties vanuit Europees perspectief’, de derde en laatste confe­rentie in het kader van ‘Vrou­wen en geweld’. VVD-minister Jozias van Aartsen van Buitenlandse Zaken hield er een inleiding.

Op 6 oktober hield de Bestuurdersvereniging van het CDA haar jaar­lijkse bestuur­dersdag in Den Bosch, waarbij in deelsessies onder meer gesproken werd over landbouw en plattelandsontwikkeling, vrijwilli­gersbeleid en vernieuwing van de lokale democratie. De Ledenraad van de bestuurders kwam tweemaal bijeen. Op 7 april sprak de raad in Utrecht naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede en de café­brand in Volendam over ‘Verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid en hand­having’. Op 24 november stond het ontwerpverkiezingsprogramma centraal. Tijdens deze laatste bijeenkomst werd ook gesproken over het in mei gehouden Bezinnings­onderzoek CDA bestuurdersvereniging. Een onderzoek naar het beleid en de com­municatie van de CDA-bestuur­dersvereniging. Het onderzoek vond plaats naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de vereniging en haar blad Bestuursforum, respectie­velijk op 1 januari 2002 en 1 januari 2003. De Ledenraad besloot door middel van een contributieverhoging geld vrij te maken voor de belang­rijkste aan­beveling uit het onderzoek: het opzetten van een professio­nele interactieve website voor bestuurders.

De Tweede-Kamerfractie organiseerde samen met de partij en het WI op 18 mei en op 15 juni in Den Haag twee studieconferenties over maatschappelijk verantwoord onder­nemen. De uitkomsten van de discussie zouden verwerkt worden in het nieuwe verkiezingspro­gramma.

Het Centrum voor Politiek, Religie en Zingeving sloot op 23 november met een bijeenkomst in Amsterdam zijn jaarthema ‘De toekomst van de Nederlandse samen­leving, in relatie tot multiculturaliteit’ af. De resul­taten van de discussie over dit onderwerp werden vastgelegd in het pamflet Religie als middel tot integratie. Par­tijvoorzitter Van Rij was de gangmaker geweest van het Centrum (zie Jaaroverzicht 2000 ). Na zijn terugtreden als voorzitter stierf het centrum een stille dood.

Op 9 juni organiseerde Confrontatie met de toekomst – een netwerk van mensen die streven naar vernieuwing van de christen-democratie – in samenwerking met het CDAV, het CDJA en de Dertigersgroepen van het CDA een debat in Amsterdam over het manifest Een nieuwe zomer. Alternatieven voor het (paarse) neo-liberalisme vanuit gerechtigheid, solidariteit, verantwoordelijkheid en rentmeesterschap, dat opgesteld was door Confrontatie met de toekomst. De resultaten van de discussie zouden verwerkt worden in het nieuwe verkiezingsprogramma.

In maart publiceerden twaalf CDA- en GroenLinks-bestuurders uit zes steden Een nieuwe lente. Politiek essay van CDA- en GroenLinks wet­houders, waarin zij af­tastten wat beide partijen gemeen hadden.

Personalia

Op 26 april overleed Klaasje Eisses-Timmerman. Zij had van 1992 tot 1994 en daarna van­af 1998 deel van de Tweede Kamer uitgemaakt.

Op 29 april overleed Barend Biesheuvel, een van de voormannen van de voormalige Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en een van de grondleg­gers van het CDA. Van 1956 tot 1963 maakte hij deel uit van de Tweede Kamer. Van 1963 tot 1967 vervulde hij de functie van minister van Landbouw en Visserij in het kabinet-Marijnen, -Cals en -Zijlstra; tevens was hij in deze periode vice-premier. Van 1967 tot 1971 was hij fractieleider van de ARP in de Tweede Kamer. In de jaren 1971-1973 was hij minister-president. Daarna vervulde hij verschillende functies in adviescommissies aan de regering.

Jacob Reitsma, die vanaf 1986 voor het CDA in de Tweede Kamer had gezeten, werd per 1 juni burgemeester van de gemeente Wymbritsera­diel in Friesland. Hij werd in het parlement opgevolgd door Jan ten Hoo­pen, die al eerder van 1995 tot 1998 Tweede-Kamerlid was geweest.

Op 5 september overleed oud-ziekenfondsman Jo Hendriks, die van 1973 tot 1977 voor de KVP staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne was in het kabinet-Den Uyl.

Op 2 oktober werd oud-minister van Landbouw en Visserij en voorzitter van de CDA-senaatsfractie Gerrit Braks gekozen tot voorzitter van de Eerste Kamer. Hij volgde de liberaal Frits Korthals Altes op. Yvonne Timmerman-Buck werd in Braks plaats fractievoorzitter.

Per 1 november verliet voormalig minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin de Eerste Kamer. Hij werd lid van de Raad van State. Zijn plaats in de senaat werd ingenomen door Kobus Walsma.

Op 14 november overleed oud-vakbondsman Frans van der Gun. Van 1950 tot 1971 zat hij namens de Katholieke Volkspartij (KVP) in de Provinciale Staten van Utrecht. Van 1971 tot 1979 was hij lid van de Tweede Kamer, waarna hij in 1979 overstapte naar het Europees Parlement. Hier bleef hij namens het CDA tot 1989 lid van.

Op 23 december overleed oud-premier en hoogleraar economie Jelle Zijlstra. Van 1952 tot 1959 was hij voor de ARP minister van Economi­sche Zaken in het tweede en derde kabinet-Drees en in het tweede kabinet-Beel. In 1956 en 1959 voerde hij de ARP-kandidatenlijst aan bij de Tweede-Kamerverkiezingen. In het kabinet-De Quay (1959-1963) was hij minister van Financiën. In de jaren 1963-1966 maakte hij deel uit van de Eerste Kamer. In de periode 1966-1967 leidde hij als minis­ter-president het interim-kabi­net-Zijlstra. Daarna was hij van 1967 tot 1981 president van de Neder­landsche Bank. In 1983 werd hij minister van Staat, een eretitel voor het leven.

Op 28 december overleed oud-staatssecretaris Gerard van Leijenhorst. Hij was secretaris en redacteur van het CHU-weekblad De Nederlander, toen hij in 1971 lid werd van de Tweede Kamer (tot 1981). In het tweede en derde kabinet-Van Agt (1981-1982) was hij staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, en in het eerste kabinet-Lubbers (1982-1986) staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen. Van 1986 tot 1994 maakte Van Leijenhorst wederom deel uit van de Tweede Kamer.

Laatst gewijzigd:07 augustus 2023 15:38