CDA jaaroverzicht 1995
Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman. 'Kroniek 1995. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1995' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1996), 14-91, aldaar 31-41.
Inleiding
Het CDA ondervond in 1995 nog steeds de gevolgen van de zware electorale nederlagen van het vorige jaar. Na het vertrek van oud-premier Ruud Lubbers en oud-voorzitter van de Tweede-Kamerfractie Elco Brinkman beschikte de partij niet over een duidelijke politiek leider. Enneüs Heerma, Brinkmans opvolger, had moeite met zijn rol als oppositieleider en kon op weinig vertrouwen rekenen bij zijn achterban. Volgens opiniepeilingen in december zou het CDA op zes kamerzetels verlies staan. In financieel opzicht kreeg de partij eveneens de rekening gepresenteerd: de dure verkiezingscampagnes, de verminderde overheidssubsidies als gevolg van het geslonken aantal kamerzetels en het teruglopend ledental leidden tot een financieel tekort over 1994 van een kwart miljoen gulden.
Partijcongres
Op 4 februari kwam het partijcongres van het CDA bijeen. Het programma was aangepast vanwege enkele evacuaties die het gevolg waren van de hoge waterstand in de rivieren. Het congres koos de voormalige gevangenisdirecteur Hans Helgers tot nieuwe partijvoorzitter. Hij loste Tineke Lodders-Elfferich af, die na het vertrek van Wim van Velzen in maart 1994 het partijvoorzitterschap had waargenomen (zie Jaaroverzicht 1994). In zijn toespraak keerde Helgers zich tegen de '24-uurs-economie' en de schaalvergroting. 'We moeten weer zoeken naar de menselijke maat' (Trouw, 6 februari 1995). In zijn maiden-speech trok hij een vergelijking tussen zwartkijkers en illegalen, die niet bij iedereen in goede aarde viel. Het lid van de CDA-initiatiefgroep Vluchtelingenwerk A. Ruitenbeek zei 'met kromme tenen' naar Helgers te hebben geluisterd (CDActueel, 11 februari 1995).
Ook fractievoorzitter Heerma nam de doorgeschoten schaalvergroting op de korrel. Hij erkende daarbij dat het CDA ten tijde van de kabinetten-Lubbers zelf het nodige aan de schaalvergroting in het onderwijs en openbaar bestuur had bijgedragen.
Katholieke Politieke Partij (KPP)
Op 14 februari werd de Katholieke Politieke Partij (KPP) opgericht. Het initiatief hiertoe werd genomen door het gewezen CDA-lid G.L.O. baron van Boetzelaer, die ook partijvoorzitter werd. Van Boetzelaer, zelf van protestantse huize, was binnen het CDA actief geweest in de Beweging Christelijke Koers CDA (die overigens de oprichting van de KPP betreurde). Bij de Europese verkiezingen van juni 1994 had hij op een onverkiesbare plaats van de kandidatenlijst gestaan.
De KPP bepleitte het herstel van authentiek-christelijke waarden en verzette zich tegen de liberale regelgeving ten aanzien van abortus, euthanasie en drugs. De in 1992 opgerichte Partij voor Christelijk Reveil, die zei 1400 leden en sympathisanten te tellen, besloot zich bij de KPP aan te sluiten. Op 8 april hield de KPP haar eerste landelijke bijeenkomst, waarop onder anderen de bisschop van Haarlem, Henny Bomers, sprak.
Provinciale Statenverkiezingen
Op 20 februari startte het CDA in Limburg de campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen. Aanvankelijk zou op het partijcongres van 4 februari het startschot worden gegeven, maar vanwege de watersnood was dit uitgesteld. In de campagne, die in het teken stond van 'de menselijke maat', was ook een rol weggelegd voor oud-minister van Landbouw Gerrit Braks. Hij werd in Noord-Brabant ingezet met de bedoeling om weggelopen agrarische kiezers weer terug te winnen.
Op 23 februari belegde het partijbestuur in Rosmalen een conferentie over 'integraal ouderenbeleid' en de rol van de provincie daarbij. Thema's waren onder andere zorg, wonen en veiligheid. Aan de conferentie werd meegewerkt door de voorzitters van de ouderenbonden ANBO, PCOB en Unie KBO. Van CDA-zijde leverde onder meer oud-leider van de Christelijk-Historische Unie (CHU) Roelof Kruisinga, vice-voorzitter van de partijcommissie Ouderenbeleid, een bijdrage.
Bij de Statenverkiezingen zakte het CDA van 257 zetels in 1991 naar 186 in 1995, een zware teruggang. Vergeleken bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1994 gingen de christen-democraten licht vooruit, van 22,2% naar 22,9%. Heerma reageerde dan ook enigszins opgelucht. De geringe winst was echter geflatteerd, gezien de lage opkomst waarvan het CDA traditioneel sterk profiteert. In een verkiezingsanalyse in de CDA-krant (8 april 1995) werd dan ook erkend dat een hogere opkomst met verlies gepaard zou zijn gegaan.
Ondanks de grote teruggang in het aantal Statenzetels bleef het CDA in alle colleges van Gedeputeerde Staten vertegenwoordigd. De vorming van het provinciale bestuurscollege in Limburg leidde begin april tot grote tweespalt in de CDA-fractie in de Provinciale Staten. Zes fractieleden afkomstig uit Noord-Limburg schortten hun werkzaamheden op, omdat in plaats van hun kandidaat Riet Greweldinger-Beudeker de fractie de Zuidlimburgse Martin Eurlings nomineerde als gedeputeerde voor Welzijn en Cultuur. Hierdoor zou Noord-Limburg voor het eerst sinds lange tijd geen Gedeputeerde leveren. Op een bijeenkomst van Noordlimburgse bestuurders werd met instemming van het bestuur van het CDA-Limburg een dringend beroep gedaan op de CDA-Statenfractie om mevr. Greweldinger-Beudeker alsnog te kandideren. De fractie hield echter voet bij stuk en stemde op 18 april bij de verkiezing van het college van Gedeputeerde Staten voor Eurlings.
Europarlementariër Maij-Weggen
Tijdens de campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen kwam CDA-europarlementariër mevr. J. Hanja Maij-Weggen in botsing met VVD-leider Frits Bolkestein. Naar aanleiding van zijn uitspraken over het asielbeleid (zie in deze Kroniek onder VVD) had zij hem op 27 februari vergeleken met Filip Dewinter, de leider van het extreem-rechtse Vlaams Blok in België. Maij-Weggen werd gesteund door haar collega Arie Oostlander. De oud-directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA verweet in het Centraal Weekblad (3 maart 1995) Bolkestein vreemdelingenhaat in de hand te werken en associeerde hem met Centrumdemocraten-leider Hans Janmaat. Bolkestein eiste daarop tijdens een VVD-verkiezingsbijeenkomst excuses van de CDA-leiding. Alhoewel Heerma en Helgers wel pogingen ondernamen om Maij-Weggen te laten inbinden, liet de CDA-top haar en Oostlander niet vallen. In overleg met Heerma en Helgers stelden Maij-Weggen en Oostlander een verklaring op, waarin zij lieten weten hun vergelijkingen 'politiek passend' te blijven vinden.
Tijdens het televisiedebat tussen de fractievoorzitters van CDA, VVD, D66 en PvdA op 5 maart stelde Bolkestein de kwestie weer aan de orde. Heerma wenste echter opnieuw niet publiekelijk afstand te nemen van de twee CDA-Europarlementariërs. Dit kwam hem op kritiek te staan van enkele fractieleden, die meenden dat Heerma zich had moeten distantiëren van de aanval op Bolkestein. Daarbij speelde ook een rol dat de hele affaire het CDA electoraal nadeel zou hebben bezorgd. Op de avond van de Statenverkiezingen bood Maij-Weggen haar partij excuses aan voor de gemaakte 'strategiefout'. Verontschuldigingen aan Bolkestein bleven evenwel uit.
Politiek leiderschap
Maij-Weggens optreden bleef niet zonder gevolgen voor het 'collectief leiderschap' van het CDA. Nadat Heerma Brinkman op 18 maart 1994 als voorzitter van de Tweede-Kamerfractie was opgevolgd, was besloten om een meerhoofdig leiderschap in te stellen waarvan ook de partijvoorzitter, de voorzitter van de Eerste-Kamerfractie en de leider van de CDA-delegatie in het Europees Parlement deel uitmaakten (zie Jaaroverzicht 1994). Deze constructie werd op 9 maart, een dag na de Statenverkiezingen, door de Tweede-Kamerfractie op de helling gezet. Na aanleiding van het optreden van Heerma in de affaire-Maij-Weggen meende de fractie dat hij zich meer als de politiek leider van het CDA diende op te werpen. Heerma zei toe de teugels in handen te zullen nemen, waarna hij zich na afloop van het fractieberaad met de aanduiding 'politiek leider' tooide. Na de Statenverkiezingen trok Maij-Weggen zich terug uit het collectief leiderschap.
Partijvoorzitter Helgers, die ook bij het fractie-overleg aanwezig was geweest, plaatste een dag later enkele kanttekeningen bij de proclamatie van Heerma tot politiek leider. 'De partijleiding berust bij de partijvoorzitter, inclusief een politieke dimensie, al richt die zich meer op de middellange termijn. Het politieke primaat ligt bij de fractie', zo meende hij (NRC-Handelsblad, 10 maart 1995). Ook leden van het partijbestuur spraken hun verwondering uit over het naar voren treden van Heerma.
Op 13 maart leek het partijbestuur na lang beraad te kiezen voor een tweehoofdige leiding. Het primaat voor de actuele politiek lag bij Heerma, de verantwoordelijkheid voor de partijorganisatie (inclusief de regie bij de kandidaatstelling en het opstellen van verkiezingsprogramma's) bij Helgers, aldus de verklaring van het partijbestuur. Van afschaffing van het collectief leiderschap werd niet gesproken, maar Helgers zou later meedelen dat er geen collectief leiderschap was (CDActueel, 25 maart 1995).
Partijvoorzitter Helgers
Naar aanleiding van een interview met de Volkskrant van 13 mei werd partijvoorzitter Helgers mikpunt van kritiek in het CDA. In dit vraaggesprek had hij zich uitgelaten over de samenstelling van de nieuwe Tweede-Kamerfractie. 'Als we veertig zetels halen, moeten er 13, 14 nieuwe Kamerleden in. Daarbij moeten we nadrukkelijk investeren in de jonge generatie onder de veertig jaar, katholieken en vrouwen. Ze moeten hoog genoeg op de lijst staan om bij een tegenvallende uitslag in de fractie te komen,' aldus Helgers. Verder meende hij dat na drie zittingstermijnen Kamerleden in principe niet voor een nieuwe kandidatuur in aanmerking kwamen.
Een voorpublikatie van dit vraaggesprek verscheen op 12 mei. Helgers' uitlatingen overschaduwden zodoende het internationale symposium over de toekomst van het CDA, dat op deze dag begon. Vanuit de Tweede-Kamerfractie werd verontwaardigd gereageerd. Vooral het aanzwengelen van de bloedgroependiscussie werd de partijvoorzitter kwalijk genomen. Na een gesprek met Heerma zwakte Helgers zijn woorden af. Hij noemde de weergave van zijn uitlatingen een 'karikatuur'. Op 16 mei vergaderde de Tweede-Kamerfractie over zijn uitspraken. Op deze bijeenkomst kreeg de partijvoorzitter veel kritiek te verduren. Afgesproken werd dat Helgers politiek gevoelige teksten van interviews en speeches voortaan aan Heerma zou voorleggen. Daarbij maakte Heerma duidelijk dat hij de politiek leider was: 'Er is maar één kapitein op het schip en dat ben ik' (de Volkskrant, 17 mei 1995).
Tweede-Kamerlid Van der Linden
In dezelfde dagen dat Helgers in opspraak raakte, kwam ook het Tweede-Kamerlid René van der Linden in botsing met zijn partij. De Limburgse volksvertegenwoordiger had in een interview met een aantal regionale bladen gezegd een afsplitsing van het CDA niet uit te sluiten, wanneer zijn partij niet een meer 'conservatief-sociale' koers zou inslaan. Van der Linden signaleerde in zijn partij een 'vervreemdingsproces' tussen Den Haag en de rest van het land. Als er voor de volgende kamerverkiezingen geen verbetering zou komen, behoorde een Limburgse (en wellicht Brabantse) afsplitsing van het CDA tot de mogelijkheden. 'In de politiek moet je nooit "nooit" zeggen', aldus Van der Linden, die verder meende dat de regio's binnen het CDA meer invloed zouden moeten hebben om de Haagse politieke cultuur terug te dringen (Nieuwsblad van het Noorden, 12 mei 1995). In de fractievergadering van 16 mei werd ook Van der Linden tot de orde geroepen. Heerma zei dat voor Van der Linden hetzelfde gold als voor Helgers, dat wil zeggen dat zij geen aanleiding moesten geven tot het ontstaan van verkeerde beeldvorming over het CDA.
Eerste-Kamerverkiezingen
Op 21 januari stelde het partijbestuur de advieslijst voor de Eerste Kamer vast. De kandidatenlijst was voorbereid door de Selectiecommissie die onder voorzitterschap stond van Virginie Korte-van Hemel, oud-staatssecretaris van Justitie. Op 13 februari overlegde het partijbestuur met vertegenwoordigers van Statenfracties en provinciale afdelingen, die de mogelijkheid hadden wijzigingen aan te brengen. Daarna werd de kandidatenlijst definitief vastgesteld. Lijsttrekker werd de erevoorzitter van het CDA, Piet Steenkamp. Hij maakte in 1965 zijn opwachting in de senaat. Fractievoorzitter Luck van Leeuwen stond nummer twee. Op de tiende plaats prijkte oud-minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin, die hiermee van de Tweede naar de Eerste Kamer zou overstappen. Op de kandidatenlijst kwam de partijvoorzitter van het CDA niet langer voor. Helgers had vóór zijn verkiezing tot partijvoorzitter te kennen gegeven geen zetel te ambiëren, mede om onafhankelijk te kunnen staan tegenover de kamerfracties.
Bij de Eerste-Kamerverkiezingen verloor het CDA acht zetels en kwam uit op negentien (zie tabel 2).
Strategisch Beraad
Op 21 januari maakte waarnemend partijvoorzitter Lodders-Elfferich de instelling bekend van de Centrale Werkgroep Strategisch Beraad. Het initiatief was genomen door het partijbestuur en het Wetenschappelijk Instituut. De werkgroep moest vanuit christen-democratisch perspectief lange termijnvisies ontwikkelen op brede maatschappelijke problemen. Het was niet de bedoeling dat men een nieuw beginselprogram ging voorbereiden; het Program van Uitgangspunten was immers nog in 1993 geheel gewijzigd.
Voorzitter van het Strategisch Beraad werd de gewezen leider van de Katholieke Volkspartij (KVP) en oud-Europees Commissaris Frans Andriessen; secretaris de hoogleraar Jan Peter Balkenende. Lid waren oud-minister Hirsch Ballin, de voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid Piet Hein Donner, RABO-bank-topman Herman Wijffels, de Rotterdamse wethouder R.M. Smit, de hoogleraren Marie-Louise Bemelmans-Videc en Hans Franken, en ten slotte waarnemend partijvoorzitter Lodders-Elfferich. Tot de adviseurs van de werkgroep behoorden onder anderen Heerma en oud-premier Lubbers.
Naast de Centrale Werkgroep bestond het Strategisch Beraad uit zes 'kernthemagroepen', die zich bezig hielden met internationalisering en globalisering, politiek en bestuur, rechtsstaat en veiligheid, onderwijs en integratie, werk en participatie en ten slotte medisch-ethische zaken.
Op 8 november presenteerde Andriessen als voorzitter van de Centrale Werkgroep het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden aan partijvoorzitter Helgers. Volgens de werkgroep was het rapport 'een principiële verkenning tot in de volgende eeuw'. Onder andere werd meer aandacht in het beleid gevraagd voor het gezin als 'de basis van het samenleven' (dit punt was door fractievoorzitter Heerma al eind september bij de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer naar voren gebracht). Ook zou de overheid daadkrachtiger de criminaliteit moeten bestrijden. In tegenstelling tot de Tweede-Kamerfractie, die eind september had voorgesteld de AOW te beknotten, wilde het Strategisch Beraad deze handhaven.
Binnen de partij werd in het algemeen positief gereageerd op het rapport. Het Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA), de jongerenorganisatie van het CDA, plaatste echter onder de leus 'prima waarden, maar te weinig nieuwe wegen' enkele kanttekeningen, hetgeen tot boze reacties bij de opstellers van het rapport leidde. CDJA-voorzitter Jack de Vries pleitte onder andere voor meer waardering voor het vrijwilligerswerk. Ook zag hij weinig heil in het terugdringen van softdrugs uit de gedoogsfeer in de illegaliteit.
Het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) was in het algemeen wel tevreden met de sociale lijn in het rapport. Het vakverbond vond de suggestie om het wettelijk minimumloon los te laten minder geslaagd, zo bleek uit het betoog van voorzitter Anton Westerlaken op de partijraad van 18 november. Op deze bijeenkomst werd een eerste aanzet gegeven tot de discussie binnen de partij over het rapport. Tot 30 maart 1996 kregen alle geledingen binnen de partij de gelegenheid zich uit te spreken. Op de partijraad van 1 juni 1996 diende de definitieve besluitvorming over het rapport plaats te vinden.
Herkenbaar en slagvaardig
In oktober 1994 had de partijcommissie Appèl en Weerklank II haar rapport Herkenbaar en slagvaardig gepubliceerd (zie Jaaroverzicht 1994). Hierin werden voorstellen gedaan om de interne partijdemocratie te hervormen. Na het verschijnen van het rapport bogen de afdelingen en de aan het CDA gelieerde organisaties zich over de suggesties. Het CDJA tekende protest aan tegen het dreigende verlies van zijn onafhankelijke positie. Eind april vergaderde het partijbestuur over de reacties van de achterban. Op een aantal punten leidde dit tot wijziging van de voorstellen, bijvoorbeeld met betrekking tot de toekomstige status van het Vrouwenberaad en de Bestuurdersvereniging. In plaats van een vergaande integratie van deze organisaties in de partij bleef in de eindvoorstellen hun onafhankelijkheid gewaarborgd.
De partijraad van 10 juni behandelde vervolgens de voorstellen tot wijziging van de partijorganisatie. Over het plan om ledenraadplegingen in te voeren, waren de meningen verdeeld. Deze zouden beperkt moeten blijven tot gezichtsbepalende onderwerpen als lijsttrekkers of bepaalde politieke thema's.
De bedoeling van de discussie op de partijraad was om na te gaan in hoeverre bepaalde voorstellen konden rekenen op brede instemming. Voornemens waarbij dat het geval was, werden na de partijraad omgewerkt tot statuten- en reglementswijzigingen. Het was de bedoeling dat de partijraad van 18 november zich hierover zou uitspreken. Omdat velen binnen de partij deze periode te kort vonden, werd besloten de uiteindelijke besluitvorming op de partijraad van 1 juni 1996 te laten plaatsvinden.
Tweede-Kamerfactie
Eind januari waren de Tweede-Kamerfractie en het partijbestuur in Maarssen bijeen gekomen om de oppositie tegen het paarse kabinet te bespreken. Op deze bijeenkomst sprak oud-VVD-leider Hans Wiegel over de kunst van het oppositie voeren, waarbij hij putte uit zijn ervaringen als oppositieleider ten tijde van het kabinet-Den Uyl in de jaren 1973-1977.
Op 16 en 17 september kwam de Tweede-Kamerfractie opnieuw bijeen, dit keer in Lage Vuursche. De fractie was niet tevreden over haar functioneren in de oppositie. Besloten werd om op onderwerpen als drugs, sociale zekerheid en inkomensbeleid een hardere oppositie te voeren om het CDA een duidelijker profiel te verschaffen. Verder werd een commissie ingesteld bestaande uit fractievoorzitter Heerma, Tweede-Kamervoorzitter Wim Deetman en het fractielid Jaap de Hoop Scheffer, die het functioneren van de fractie moest doorlichten. Nadat deze commissie met alle fractieleden gesprekken had gevoerd, presenteerde zij op 13 december haar bevindingen. Voorgesteld werd om het fractiebestuur een zwaarder politiek aanzien te geven. Om die reden werd vice-fractievoorzitter Frans Wolters vervangen door De Hoop Scheffer. Wolters bleef wel deel uitmaken van het fractiebestuur.
Enkele dagen eerder, op 7 december, had voorzitter Heerma zijn fractie met aftreden gedreigd wanneer de anonieme kritiek vanuit de fractie op zijn functioneren niet zou verstommen. Heerma noemde zijn critici 'lafbekken'. Aanleiding vormden de negatieve uitspraken van enkele anonieme fractieleden over het optreden van Heerma als oppositieleider tijdens het debat over de onderwijsvrijheid. Heerma was toen gedwongen een motie van wantrouwen tegen minister Hans Dijkstal van Binnenlandse Zaken in te trekken, vanwege gebrek aan steun van de andere oppositiepartijen. Na afloop van de fractievergadering deelde Heerma mee dat hij een streep had getrokken. 'Mededelingen van fractieleden over het functioneren van de fractie en van mij in de pers zijn onacceptabel' (NRC-Handelsblad, 8 december 1995).
Brinkman
Op 15 februari kondigde oud-fractievoorzitter Brinkman aan dat hij op 1 april de Tweede Kamer zou verlaten om voorzitter te worden van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf (AVBB), de federatie van bouwbedrijven. Zijn nieuwe functie achtte hij niet verenigbaar met het kamerlidmaatschap. Bovendien wenste hij de nieuwe leiding van de fractie niet voor de voeten te lopen. Brinkman hield de mogelijkheid van een terugkeer in de politiek open.
Brinkman was van 1982 tot 1989 minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur geweest. Na de Tweede-Kamerverkiezingen van 1989 werd hij tot voorzitter van de Tweede-Kamerfractie van het CDA gekozen. In het algemeen werd hij beschouwd als de opvolger van Lubbers als politiek leider van het CDA. Op 16 augustus 1994, na de grote verkiezingsnederlaag en de kabinetsformatie die resulteerde in de paarse coalitie zonder het CDA, legde hij het fractievoorzitterschap neer (zie Jaaroverzicht 1994).
Op 17 maart verscheen het boek De branding, waarin de journalist Marcel Metze de gebeurtenissen die aan de verkiezingsnederlaag en Brinkmans vertrek waren voorafgegaan, ontrafelde. De publikatie leidde tot de nodige commotie. Metze beschreef gedetailleerd de verschillende scenario's die oud-CDA-leider Lubbers in wanhoop zou hebben uitgedacht om kandidaat-premier Brinkman als CDA-lijsttrekker te vervangen. In deze door hemzelf aangewezen kroonprins had Lubbers toen alle vertrouwen verloren. Daarnaast werd bekend dat koningin Beatrix door Lubbers op de hoogte was gehouden van de interne ontwikkelingen binnen de CDA-top.
Lubbers
Op 27 januari besloot het kabinet-Kok oud-premier Lubbers te benoemen tot minister van Staat. Deze weinig toegekende titel wordt verleend aan politici die een lange staat van dienst hebben en die niet meer betrokken zijn bij de dagelijkse politieke praktijk. Op 10 juni benoemde de partijraad van het CDA Lubbers bij acclamatie tot voorzitter van het bestuur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Op 8 september aanvaardde Lubbers de leerstoel Globalisering van Economie en Samenleving aan de Katholieke Universiteit Brabant.
Eind oktober werd in de media de naam van Lubbers genoemd als kandidaat voor de post van secretaris-generaal van de NAVO. Met het terugtreden van de Belg Willy Claes was deze functie vacant geraakt. Op 30 oktober spraken de Franse president Jacques Chirac en de Britse premier John Major zich openlijk uit voor Lubbers' kandidatuur. Een dag later gaf de Duitse bondskanselier Helmut Kohl eveneens zijn steun. Vervolgens werd Lubbers ontboden naar Washington, waar hij op 2 november een gesprek had met Warren Christopher, de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten. Een dag later stelde de Nederlandse regering hem officieel kandidaat. Toen na enkele dagen bleek dat de Amerikanen grote bezwaren tegen Lubbers hadden, besloot deze op 10 november om zijn kandidatuur in te trekken. Minister Hans van Mierlo van Buitenlandse Zaken noemde de Amerikaanse handelwijze 'geen manier van doen'. Enige tijd later werd de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken Javier Solana tot nieuwe secretaris-generaal van de NAVO benoemd.
De publikatie van de memoires van Lubbers, die waren voorzien voor november, werd met ten minste één jaar uitgesteld. Naar verluidde zou Lubbers beducht zijn geweest om het CDA met zijn openhartigheid schade te berokkenen, vooral wat betreft het voor de partij rampzalig verlopen verkiezingsjaar 1994. Het boek getiteld Haagse jaren was geschreven door de historicus Theo Brinkel - werkzaam bij het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA - op basis van vele gesprekken die hij met Lubbers had gevoerd.
Op 27 december doorbrak Lubbers echter zijn stilzwijgen, toen hij in een interview in Trouw wel inging op de laatste periode van zijn premierschap. Aanleiding was een vraaggesprek op 23 december in hetzelfde dagblad met Hans van der Voet, de gepensioneerde directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), die als zodanig woordvoerder van Lubbers was geweest. Van der Voet meende dat Lubbers het laatste jaar van zijn premierschap 'de kluts kwijt was geweest'. In zijn reactie hierop meldde Lubbers dat hij pas in november 1993 aan de keuze van Brinkman als opvolger was gaan twijfelen. Vervolgens had hij 'een serieuze poging ondernomen het leiderschap van het CDA te verbreden'. In dit plan zou Lubbers zelf partijvoorzitter worden, terwijl Andriessen of oud-minister van Buitenlandse Zaken Peter Kooijmans zich openlijk beschikbaar zouden moeten stellen voor het premierschap. Brinkman zou na de verkiezingen aanblijven als fractievoorzitter. Volgens Lubbers wees Brinkman echter het voorstel van de hand: 'het was voor hem alles of niets. En alles was voor hem vooral het Catshuis.' Het feit dat Brinkman premier wilde worden, zou mede tot het paarse kabinet hebben geleid, aldus Lubbers. Binnen het CDA werd afwijzend gereageerd op Lubbers' uitlatingen. Oud-partijvoorzitter Van Velzen noemde diens versie te beperkt.
Symposium
Op 12 en 13 mei organiseerde het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA een internationaal symposium met als onderwerp 'De christen-democratie als beweging van de toekomst'. Tot de sprekers behoorden de Zwitserse theoloog Hans Küng, de minister-president van Luxemburg Jean-Claude Juncker en de voorzitter van de Europese Volkspartij, de Belg Wilfried Martens. Oud-premier Lubbers sprak de slotrede uit. In zijn eerste politieke toespraak sinds zijn heengaan als premier stelde hij dat zijn sinds 1982 gevoerde beleid gericht op economisch herstel, door het paarse kabinet werd voortgezet. Hij erkende dat zijn 'no nonsense'-beleid mede had geleid tot verzakelijking en het op de achtergrond raken van fundamentele normen en waarden, en riep op om de bakens te verzetten.
Verwante instellingen en publikaties
Op 4 maart werd een bijeenkomst belegd over het door het Wetenschappelijk Instituut opgestelde beleidsadvies Schakels tussen landbouw, milieu en natuur. Onder anderen sprak Jos van Gennip, de directeur van het Wetenschappelijk Instituut, en mede-opsteller van het rapport. Aan deze bijeenkomst was een aantal regionale conferenties voorafgegaan. In augustus verscheen Op weg naar de Intergouvernementele Conferentie 1996. Dit beleidsadvies met betrekking tot de Europese Unie was opgesteld door het Wetenschappelijk Instituut en de werkgroep Europa van de partijcommissie Buitenland. Voor de conferentie 'Investeren in integreren', die op 14 oktober werd gehouden, tekenden het Intercultureel Beraad en het Wetenschappelijk Instituut.
In maart stelde het partijbestuur het rapport Het democratisch avontuur. Politieke en economische betrekkingen met het nieuwe Zuid-Afrika vast. Het rapport, dat was opgesteld door leden van de werkgroep Mensenrechten van het CDA, bepleitte onder meer verhoging van het bedrag aan ontwikkelingssamenwerking voor Zuid-Afrika. Op 23 september belegde de partijcommissie-Buitenland een conferentie met als titel 'Het buitenlands beleid beschouwd en beoordeeld: de CDA-prioriteiten'.
Op 13 mei hield het CDJA zijn algemene ledenvergadering, die in het teken stond van het jaarthema 'Schipperen met ruimte'. Tweede-Kamerlid De Hoop Scheffer sprak over het asielbeleid. Zijn pleidooi voor snellere en strengere procedures viel bij zijn gehoor niet in goede aarde.
De Eduardo Freistichting, een organisatie van het CDA die zich bezig houdt met internationale solidariteit, belegde op 24 juni samen met het CDA-Vrouwenberaad en de Nationale Commissie Ontwikkelingssamenwerking een conferentie over 'de organisatie van het dagelijks leven'. Centraal stond de vraag hoe maatschappelijke organisaties van de grond komen. Op 11 november organiseerden de Eduardo Freistichting en het CDA-Vrouwenberaad een bijeenkomst met als thema 'Milieu: een grenzeloze aangelegenheid. Civil society en internationaal rentmeesterschap'.
Op 20 mei vond de ledendag van het CDA-Vrouwenberaad plaats. Ter gelegenheid daarvan verscheen de discussienota Samenleving in balans. Hierin werd een pleidooi gehouden om banen, vrijwilligerswerk en zorgtaken evenwichtiger te verdelen. Op 4 november hield het CDA-Vrouwenberaad een mini-symposium met als titel 'Wie zorgt er voor de kinderen'. De bijeenkomst was georganiseerd ter gelegenheid van het afscheid van Toos Jongsma-Roelants als voorzitter van het CDA-Vrouwenberaad. Zij had deze functie sinds 1991 vervuld. In 1996 zou een nieuwe voorzitter worden aangewezen; de vice-voorzitter Ans Willemse-Van der Ploeg nam zolang deze functie waar.
Op 13 mei organiseerde de CDA-bestuurdersvereniging in samenwerking met het Instituut voor Publiek en Politiek een studiedag over het onderwerp duurzame ontwikkeling. De visie van het CDA hierop werd toegelicht door het Tweede-Kamerlid Berry Esselink. De bestuurdersvereniging hield op 7 oktober haar jaarvergadering. Onder meer werd gesproken over de bestuurlijke reorganisatie.
Op 5 oktober werd aan Tweede-Kamerfractievoorzitter Heerma het eerste exemplaar overhandigd van het CDA-Jaarboek 1995-1996. De oppositierol van het CDA stond hierin centraal.
Personalia
Op 11 januari overleed Ad Kaland. Van 1962 tot 1979 was hij voor de CHU lid van het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland. Aan deze functie hield hij de bijnaam 'onderkoning van Zeeland' over. Van 1977 tot 1993 maakte Kaland deel uit van de Eerste-Kamerfractie van het CDA. Van 1988 tot zijn vertrek in 1993 was hij fractievoorzitter. In deze hoedanigheid kwam hij regelmatig in botsing met de toenmalige premier en CDA-leider Lubbers.
Op 30 maart beëindigde oud-premier Dries van Agt zijn termijn als ambassadeur namens de Europese Unie in de Verenigde Staten. Vóór zijn benoeming in 1990 was hij drie jaar ambassadeur van de Europese Gemeenschap in Japan geweest.
Op 31 maart zei een meerderheid van de gemeenteraad van Bergeyk het vertrouwen op in burgemeester Ad van Poppel. Aanleiding hiertoe vormde het feit dat Van Poppel een stuk grond had aangenomen van een projectontwikkelaar die een opdracht voor de gemeente Bergeyk uitvoerde. In juli volgde het ontslag van Van Poppel door minister Dijkstal van Binnenlandse Zaken, wegens verstrengeling van persoonlijke en gemeentelijke belangen.
Op 7 juni nam Cees Bremmer zitting in de Tweede Kamer, als opvolger van de in de Eerste Kamer verkozen Hirsch Ballin. Bremmer was in 1986 partijsecretaris van het CDA geworden. In 1989 en 1994 was hij campagneleider bij de Tweede-Kamerverkiezingen.
Laatst gewijzigd: | 06 april 2023 15:40 |