CDA jaaroverzicht 1993
Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman. Kroniek 1993. 'Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1993' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1993 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1994), 14-74, aldaar 23-33.
Inleiding
Het jaar 1993 - waarin het CDA zijn koperen jubileum vierde - stond voor de partij in het teken van de verkiezingen van 1994. Zo werd de procedure voor de opvolging van politiek leider Ruud Lubbers met de aanwijzing door de partijraad van Elco Brinkman als lijsttrekker voor de Tweede-Kamerverkiezingen in mei vrijwel afgerond. Daarnaast werden programma's en kandidatenlijsten voorbereid voor de verkiezingen voor gemeenteraden, Tweede Kamer en Europees Parlement. De grote lijnen van de drie verkiezingscampagnes werden uitgezet in het informatieboek Vuurproef '94 .
In januari werd het CDA-Tweede-Kamerlid Hans Hillen mikpunt van kritiek. In een interview bond hij de strijd aan tegen de 'versofting', die al in het gezin begon. In de moderne opvoeding zou te weinig sprake zijn van discipline. Naar zijn mening zou Brinkman er hetzelfde over denken: 'Ik zie een tendens in de samenleving naar individualisme, zo niet egocentrisme. Elco en ik vinden dat zorgwekkend' (de Volkskrant, 2 januari 1993). Later zei hij voor de VARA-radio dat kinderen tekort zouden komen wanneer hun moeder buitenshuis werkte.
Zijn uitspraken vielen slecht binnen het CDA. De jongerenorganisatie Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA) vroeg zich af 'van welke maatschappijvisie de heer Hillen uitgaat. Toch niet een christen-democratische?' (CDActueel, 6 februari 1993). Voorzitter Toos Jongma-Roelants van het CDA-Vrouwenberaad kwam eveneens in verzet tegen de opvattingen van de 'fundamentalist' Hillen.
Na een optreden van Hillen voor de televisie, waar hij zei dat veel werkende vrouwen met kinderen hun problemen afschuiven op niet-werkende vrouwen, greep partijvoorzitter Wim van Velzen in. Hij vroeg zich publiekelijk af 'of Hillen de meest aangewezen persoon is om opvattingen van het CDA op het gebied van gezin, kinderen en kinderopvang naar buiten te brengen' (NRC-Handelsblad, 2 maart 1993).
Euthanasie
In februari had de Tweede Kamer de nieuwe Wet op de Lijkbezorging aangenomen, waarmee euthanasie geregeld werd. Enige tijd later werd daarop door het Vaticaan in felle bewoordingen gereageerd. Op 18 februari vergeleek de Vaticaanse ethicus monseigneur Sgreccia de Nederlandse euthanasiepraktijk met de situatie in Hitler-Duitsland. De Osservatore Romano schreef op 21 februari dat Nederland onvrijwillige euthanasie zou legaliseren, die opgelegd zou worden 'aan geestelijk gestoorden en misvormde pasgeborenen'. Premier Lubbers en Tweede-Kamervoorzitter Wim Deetman toonden zich gebelgd over het commentaar uit Rome. Volgens kardinaal Simonis lag de schuld echter voor een deel bij het CDA. Partijvoorzitter Van Velzen zou hebben toegezegd christen-democratische zusterpartijen en het Vaticaan in te lichten over de nieuwe euthanasiewetgeving, maar dit hebben nagelaten. Van Velzen wees dit verwijt van de hand. Het hoorde volgens hem niet tot de verantwoordelijkheid van het CDA om het Vaticaan te informeren.
Met de nodige moeite stemde in november de Eerste-Kamerfractie van het CDA ook in met de euthanasievoorstellen. In een brief lichtte het CDA-secretariaat partijleden in over de aangenomen wet. Nadrukkelijk werd vermeld dat de nieuwe regeling in overeenstemming was met het Program van Uitgangspunten en de laatste verkiezingsprogramma's van het CDA.
Bisschop Bomers
In april zegde de Haarlemse bisschop Henny Bomers in een open brief zijn lidmaatschap voor het CDA op. Naar zijn mening was de opstelling van het CDA inzake abortus en euthanasie te weinig principieel. Aanleiding vormde een artikel van het Tweede-Kamerlid Ton de Kok in het NRC-Handelsblad van 18 december 1992, waarin deze in verband met het leergezag in de rooms-katholieke kerk Dostojevski's 'Groot-Inquisiteur' aanhaalde. De Kok doelde vooral op de starre kerkelijke opvattingen ten aanzien van seksualiteit. Een gesprek tussen Bomers, De Kok en Van Velzen leverde niets op, waarna Bomers bedankte als lid.
Kort na het opstappen van Bomers uitte Van Velzen felle kritiek op de Nederlandse bisschoppen. Naar aanleiding van het vertrek van bisschop Philippe Bär van Rotterdam zei hij voor de radio, dat de bisschoppen niet in staat waren voldoende leiding te geven aan de rooms-katholieke kerk. Van Velzen riep hen op om de dialoog aan te gaan met hun achterban. Binnen de partij vielen deze uitlatingen niet goed. Op een vergadering van het partijbestuur verklaarde Van Velzen dat hij zijn uitspraken op persoonlijke titel, 'als gelovige' had gedaan.
Twaalfeneenhalf-jarig bestaan CDA
Op 3 april werd in Woerden herdacht dat de oprichting van het CDA twaalfeneenhalf jaar geleden had plaatsgevonden. Partijvoorzitter Van Velzen, Tweede-Kamerfractievoorzitter Brinkman, Tweede-Kamervoorzitter Deetman en premier Lubbers hielden toespraken. De laatste spreker riep op tot meer soberheid. In het kader van de festiviteiten was er een opstelwedstrijd uitgeschreven onder leerlingen van basisscholen, over de vraag wat zij zouden doen als zij minister-president waren. De prijsvraag leverde ruim vierduizend inzendingen op.
Brinkman als opvolger van Lubbers
In mei 1992 had minister-president Lubbers verklaard in Brinkman zijn opvolger als politiek leider van het CDA te zien (zie het Jaaroverzicht 1992). Brinkman werd daarmee als 'kroonprins' aangewezen, zonder dat de partij zich daarover had uitgesproken. De aspirant-politiek leider kwam in januari onder druk te staan tijdens de WAO-crisis (zie Jaarboek 1993 DNPP, 14-20). Toen PvdA en CDA over de WAO niet tot een akkoord konden komen, wendde Brinkman zich tot de VVD in de veronderstelling dat Lubbers hem deze speelruimte had geboden. Terwijl de CDA-Tweede-Kamerfractie overeenstemming bereikte met de oppositiepartij, werden in het kabinet de onderhandelingen met de PvdA weer geopend. Op de achtergrond speelde Lubbers hierbij een belangrijke rol. Tijdens een overleg tussen beide coalitiepartners thuis bij minister Bert de Vries van Sociale Zaken, rolde er een compromis uit de bus. Aan dit vergelijk werd het voortbestaan van het kabinet verbonden, waarna Brinkman zwichtte.
In de media werd Brinkman als de grote verliezer aangemerkt. Het dagblad Trouw (25 januari) sprak van een 'dodemansactie', waardoor Brinkmans kandidatuur zou 'wankelen'. Brinkman, die zich gesteund wist door zijn fractie, verweerde zich door te stellen dat 'de spelregels tijdens het spel veranderd zijn'. Hij zou daarmee op de rol van Lubbers doelen (de Volkskrant, 26 januari 1993). Ook van voorzitter Ad Kaland van de CDA-fractie in de Eerste Kamer kreeg Brinkman kritiek. Kaland vond dat hij zich aan de afspraken met de VVD had moeten houden. Deze kritiek viel slecht binnen de partijtop. Partijvoorzitter Van Velzen vond Kalands opmerkingen over Brinkman 'onterecht' en meende dat Kaland zijn collega uit de Tweede Kamer had moeten steunen.
Ook na de WAO-crisis hield de kritiek op Brinkman aan. Al met al leek zijn kandidatuur niet geheel vanzelfsprekend meer. Deze twijfel werd nog gevoed toen Lubbers meedeelde dat hij 'dolgraag door zou gaan'. Op 8 maart werd er een einde aan alle speculaties gemaakt. Het partijbestuur besloot toen op voorstel van partijvoorzitter Van Velzen Brinkman unaniem als lijsttrekker aan te wijzen. Er moest duidelijkheid komen, zo verklaarde Van Velzen, omdat in de media het beeld was ontstaan alsof het CDA zou twijfelen.
Het CDJA toonde zich verbaasd over de vroegtijdige aanwijzing van de nieuwe lijsttrekker. De jongeren vonden dat hiermee 'de interne partijdemocratie geen recht is gedaan' (CDActueel, 27 maart 1993). Met name het feit dat de voordracht niet was geagendeerd, schoot het CDJA in het verkeerde keelgat. Op deze wijze was raadpleging van de achterban door de kamerkringvoorzitters niet mogelijk geweest. Daarnaast telde voor het CDJA ook de inhoud. In een open brief vroegen de jongeren aan Brinkman zich volledig in te zetten voor het vertalen van de christen-democratische beginselen in praktische politiek.
De partijraad van 15 mei keurde zonder tegenstem de voordracht goed. Het partijconges van 29 januari 1994 zou Brinkman formeel als lijsttrekker aanwijzen.
In november kwam het leiderschap van Brinkman onder vuur te liggen, toen hij terug wilde komen op de WAO-kwestie. Op een spreekbeurt bracht hij de 'bestaande gevallen' ter sprake, die bij de wetswijzigingen in de zomer van 1993 waren ontzien. In de Tweede Kamer bleek vervolgens niemand voor nieuwe ingrepen te voelen. Ook op de partijraad van 27 november werd duidelijk dat de WAO bij het CDA-kader gevoelig lag. Hetzelfde gold voor de door Brinkman gepropageerde afschaffing (of eventueel verlaging) van het minimumloon. Bij de opstelling van het verkiezingsprogram bleek de CDA-achterban niet bereid Brinkman hierin te volgen (zie hier onder 'verkiezingsprogramma').
Tegelijkertijd kwam er vanuit de partij ook meer kritiek op de presentatie van Brinkman. Het accent dat hij legde op zijn beeldvorming, werd door prominente CDA-ers gekritiseerd. Minister De Vries en staatssecretaris van VROM Enneüs Heerma verweten Brinkman in interviews in Vrij Nederland (25 december 1993) te veel met showelement en glamour bezig te zijn.
Opvolging Brinkman
Met de aanwijzing van Brinkman als politiek leider, waardoor hij naar alle waarschijnlijkheid na de kamerverkiezingen in 1994 premier zou worden, begonnen de speculaties over zijn opvolging als voorzitter van de Tweede-Kamerfractie. Het CDA-Vrouwenberaad liet weten een vrouwelijke kandidaat te wensen. In ieder geval zou de nieuwe voorzitter van katholieke huize moeten zijn, gezien de verdeling van de topfuncties over de diverse CDA-bloedgroepen. In april gaf de staatssecretaris van Economische Zaken Yvonne van Rooy - die al langer genoemd werd als mogelijke kandidaat - in het blad Interruptie (april 1993) van de CDA-jongeren te kennen geen ambities te hebben. Verder werden als mogelijke kandidaten genoemd het Tweede-Kamerlid Jaap de Hoop Scheffer, de vice-voorzitter van de Tweede-Kamerfractie Frans Wolters, en minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin.
Lubbers
Op 17 juli was Lubbers elfeneenhalf jaar achtereen minister-president. Hiermee was hij de langst zittende premier sinds 1848. In het in het najaar verschenen Jaarboek 1993-1994 CDA maakte Lubbers de balans op van zijn beleid vanaf 1982. Hij eindigde zijn 'politiek testament' met een 'vernieuwde agenda voor de toekomst'. Hierop prijkten bovenaan onderwerpen als werkloosheid en immigratie.
'Program van Uitgangspunten'
Op 14 en 15 mei werden de partijraad en het partijcongres van het CDA gehouden. Centraal op beide bijeenkomsten stond de vaststelling van het 'Program van Uitgangspunten', het beginselprogram van het CDA. Het ontwerp hiervoor, dat was voorbereid door een commissie onder leiding van Tweede-Kamervoorzitter Deetman, werd door het congres uiteindelijk unaniem aanvaard. De CDJA-jongeren kregen geen steun voor hun poging om de ontwikkelingshulp 'zuiver te houden'. Zij wilden deze tot de armste landen beperken en de financiële middelen niet mede bestemmen voor landen 'die niet in staat zijn op eigen kracht hun economische en ecologische ontwikkeling op gang te brengen', zoals de Midden- en Oosteuropese landen.
Verkiezingsprogramma
In oktober 1992 was een commissie onder leiding van oud-minister Gerrit Braks ingesteld, die het ontwerp-verkiezingsprogramma moest opstellen. Terwijl de commissie daarmee bezig was, verschenen enkele partijrapporten die bouwstenen voor het programma aanleverden. Op 24 maart zag het rapport De komende kabinetsperiode het licht, dat werd betrokken bij de opstelling van de financiële paragraaf van het program. Een studiegroep onder leiding van oud-premier Jelle Zijlstra pleitte ervoor dat de overheidsuitgaven de komende kabinetsperiode niet sterker zouden stijgen dan de inflatie. Bij een groeiende economie zou er door deze bevriezing geld vrijkomen voor verlaging van zowel lastendruk als financieringstekort.
In juli werd het rapport Schepping en rentmeesterschap over het milieubeleid gepresenteerd. Het was opgesteld door een studiecommissie onder voorzitterschap van C.W. van der Wal. In het rapport werd gepleit voor afname van de mondiale bevolkingsgroei door geboortenbeperking.
Op 20 augustus kwam het ontwerp-verkiezingsprogramma Wat echt telt uit. Hierin stonden werkgelegenheid, veiligheid en milieu centraal. Ondere andere werd afschaffing of - wanneer dat door internationale verplichtingen niet zou kunnen - verlaging van het minimumloon voorgesteld, alsmede vergroting van het verschil tussen lonen en uitkeringen. Ook werden vérgaande bezuinigingen aangekondigd. Met deze maatregelen hoopte het CDA de werkgelegenheid te bevorderen. Commissievoorzitter Braks typeerde het ontwerp bij de presentatie als een 'afscheid van het naoorlogse verleden' (Trouw, 21 augustus 1993). Deze opmerking beviel premier Lubbers niet zo. Hij noemde zijn kabinet een 'waterscheiding' en zag geen verschil tussen het CDA-program en zijn beleid.
De reacties op het ontwerp liepen uiteen. Coalitiegenoot PvdA kantte zich tegen de voorgestelde vergroting van de inkomensverschillen, maar zag wel perspectieven op een continuering van de regeringssamenwerking. Het CNV noemde het program 'bikkelhard'. De voorstellen over het minimumloon leidden tot negatieve reacties binnen het CDA, onder anderen van CDA-minister De Vries van Sociale Zaken en premier Lubbers. Het CDA-Vrouwenberaad en het CDJA kwamen eveneens in het geweer. Nadat ook vele afdelingen van hun afkeuring hadden blijk gegeven, besloot het partijbestuur in december het voorstel voor afschaffing van het minimumloon te laten vallen. Aan de mogelijkheid van een verlaging werd wel vastgehouden.
Het CDJA was verder ook nogal kritisch in zijn oordeel over het ontwerp. 'Wat niet echt telt in dit ontwerp-program zijn de lagere inkomens, het milieu en ontwikkelingssamenwerking', zo schreef voorzitter Jack de Vries in CDActueel (28 augustus 1993). Hij voegde daaraan toe dat ook jongeren en allochtonen er weinig van te verwachten hadden. Het CDA-Vrouwenberaad toonde zich positiever, maar plaatste ook enkele kanttekeningen. Het partijcongres van 29 januari 1994 zou het program definitief vaststellen.
Kandidaatstelling verkiezingen Tweede Kamer en Europees Parlement
In het voorjaar startte het dagelijks bestuur de voorbereiding voor de kandidaatstelling voor de verkiezingen voor Tweede Kamer en Europees Parlement. Uitgangspunt was dat een derde van het aantal leden van de beide fracties zou doorstromen. Verder streefde men ernaar de fracties voor een derde uit vrouwen te laten bestaan. In een advertentie in de CDA-krant werden partijleden opgeroepen te solliciteren. Eind september werden aan de hand van de binnengekomen reacties van de afdelingen en de sollicitatiebrieven de groslijsten opgesteld. Zittende parlementariërs alsmede bewindslieden (voor de kamerverkiezingen) werden aan de lijsten toegevoegd. Begin november stelde het dagelijks bestuur de advieslijsten vast. Dit geschiedde mede aan de hand van de adviezen van de sollicitatiecommissie, die werd voorgezeten door Willemien van Montfrans. Op de advieslijst voor de kamerverkiezingen kwamen zeventien van de 54 CDA-kamerleden niet meer voor, waarmee de gewenste doorstroming gerealiseerd werd. De tweede plaats - na lijsttrekker Brinkman - werd ingenomen door minister Hirsch Ballin. Van Rooy kreeg de derde positie toebedeeld. Vervolgens hechtte het versterkte partijbestuur zonder al te veel wijzigingen zijn goedkeuring aan de lijst. Daarna was het woord aan de afdelingen. Op 12 januari 1994 zouden de definitieve lijstvolgordes bekend worden. Het congres van 29 januari zou ten slotte de beide kandidatenlijsten bekrachtigen.
Lijsttrekker Europese verkiezingen
Op 13 oktober wees het dagelijks bestuur minister van Verkeer en Waterstaat Hanja Maij-Weggen als kandidaat-lijsttrekker voor de Europese verkiezingen aan. De commissie onder leiding van oud-premier Barend Biesheuvel, die zich met de kandidatenselectie voor deze verkiezingen bezighield, had hiertoe geadviseerd. Partijvoorzitter Van Velzen was ook in de race voor het lijsttrekkerschap. Hij trok zich echter terug nadat het vertrouwelijke advies van de commissie-Biesheuvel was uitgelekt. Zo wilde hij voorkomen dat zijn kandidatuur zou leiden 'tot een discussie over de vraag in welke mate de verschillende schakeringen binnen het CDA zich kunnen herkennen', aldus Van Velzen in een verklaring (CDA-krant, 23 oktober 1993). Op 27 november deed de partijraad de definitieve voordracht aan het partijcongres van 29 januari 1994.
Op 8-10 december werd in Brussel het programma van de Europese Volkspartij (EVP) vastgesteld, waarmee de Europese christen-democraten de verkiezingen ingaan. Hierin spraken zij zich uit voor een federaal en democratischer Europa. Voor het ontwerp tekende een commissie onder leiding van de voormalige minister-president van België, Wilfried Martens.
Bestuurlijke integriteit
In 1993 hield het CDA zich bezig met het probleem van de bestuurlijke integriteit. In het modelgemeenteprogram werd door de CDA-bestuurdersvereniging een gedragscode voor lokale bestuurders bepleit. Door de gemeenteraden zou een leidraad moeten worden opgesteld voor bestuurders en ambtenaren 'met het oog op hun optreden ten opzichte van contractpartijen van de gemeente'. De partijraad van 14 en 15 mei sprak zich ervoor uit dat de partij hoge eisen zou stelllen aan de 'bestuurlijke ethiek'.
Op 13 november sprak de ledenraad van de Bestuurdersvereniging van het CDA over politieke en bestuurlijke integriteit aan de hand van de notitie Een steekpenning bederft het hart (de titel was ontleend aan het bijbelboek Spreuken). Hierin werd gepleit voor de invoering van een gedragscode met afspraken over de handelwijze van bestuurders en ambtenaren in hun relaties met het bedrijfsleven. Op de bijeenkomst sprak oud-minister Kees van Dijk. Hij riep de gemeenteraden op om burgemeesters, wethouders en ambtenaren actiever te controleren.
Partijfinanciën
Eind oktober meldde het dagblad De Limburger dat het CDA-Limburg financiële bijstand zou krijgen van het bedrijfsleven ten behoeve van verkiezingscampagnes. Deze giften (jaarlijks ongeveer vijftienduizend gulden) zouden worden doorgesluisd via het Dr. Nolensfonds, een aan het Limburgse CDA gelieerde stichting. Het gewestelijk bestuur van het CDA in Limburg ontkende de berichten, maar gaf toe dat er door individuele leden fouten konden zijn gemaakt. Wel zou de regionale partijorganisatie tegen een aanmerkelijk gereduceerd tarief het pand waarin haar bureau was gevestigd, van de Nolensstichting huren. Het landelijk partijbestuur wees de regionale organisatie op de partijrichtlijnen - die financiële donaties boven de vijfduizend gulden verboden -, maar zag af van een intern onderzoek. Een paar dagen later werd daartoe echter toch besloten vanwege de 'aanhoudende geruchten'. Senator Van Dijk werd daarmee belast. Hij zou in januari 1994 verslag uitbrengen.
Verwante instellingen en publikaties
In februari verscheen de notitie Het CDA over sociale zekerheid, waarin achtergrondinformatie werd gegeven over de ontwikkelingen rond de nieuwe WAO-wetgeving.
Vlak voor het parlementaire slotdebat over de voorstellen van de subcommissies-Deetman (zie hierboven onder 'hoofdmomenten') zag in oktober het rapport De christen-democratie, bestuurlijke en staatkundige vernieuwing het licht. Het rapport, dat was opgesteld door een commissie onder voorzitterschap van vice-partijvoorzitter Rob van de Beeten, was bedoeld als een bijdrage aan de discussie over bestuurlijke en staatkundige vernieuwing. Door de commissie werd onder meer opheffing van de ministeries van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) bepleit. De taken van deze departementen moesten bij andere ministeries worden ondergebracht.
Op 12 februari hielden het Wetenschappelijk Instituut en de Commissie Buitenland in samenwerking met de EVP-fractie van het Europees Parlement een studiedag over Joegoslavië. Op 30 oktober werd door het Wetenschappelijk Instituut een studieconferentie georganiseerd over het rapport Schepping en rentmeesterschap (zie hierboven onder 'verkiezingsprogramma'). Verder publiceerde het Wetenschappelijk Instituut nog het rapport Europa en maatschappelijke organisaties, dat handelde over de positie van maatschappelijke organisaties binnen het kader van de Europese integratie.
In februari verscheen onder auspiciën van de CDA-bestuurdersvereniging het nieuwe modelprogram van het CDA voor de raadsverkiezingen van 1994, Duurzaam vernieuwen geheten. Het program was opgebouwd rond vier thema's: 'een veilige, een sterke, een schone en een activerende gemeente'.
Op 24 april belegde de CDA-bestuurdersvereniging samen met het Wetenschappelijk Instituut een conferentie over het belang van identiteitsgebonden en levensbeschouwelijk georiënteerde maatschappelijke organisaties. Ter voorbereiding van deze bijeenkomst verscheen de discussienota Identiteit. Een uitdaging voor provincie- en gemeentebestuurders.
Ook in april verscheen het eindrapport van de commissie-Verbree II, Naar een vernieuwd openbaar bestuur. Deze commissie was ingesteld door het CDA en de CDA-bestuurdersvereniging en stond onder het voorzitterschap van J. Verbree, burgemeester van Capelle aan den IJssel. In het rapport werd een lans gebroken voor de geleidelijke invoering van minstens twintig nieuwe intermediaire bestuurslichamen. Deze 'provincies-nieuwe-stijl' zouden een direct gekozen bestuur moeten hebben.
Op 5 juni kwam de algemene ledenvergadering van het CDJA bijeen. Voorzitter De Vries ging in zijn toespraak uitgebreid in op het verkiezingsjaar 1994. Naar zijn mening nam de CDA-fractie in de Tweede Kamer meer en meer afstand van het kabinet. Op deze wijze werd de 'paarse coalitie' zonder CDA minder denkbeeldig, aldus De Vries. Verder voerden minister Hirsch Ballin en kamervoorzitter Deetman het woord.
In het voorjaar publiceerde het CDA-Vrouwenberaad de discussienota Vernieuwd ouderschap en de brochure Kinderopvang. Luxe of noodzaak?. In november verscheen het eerste nummer van Vrouw en politiek, het eigen kwartaalblad van het CDA-Vrouwenberaad. Op 2 oktober vond de ledendag van het CDA-Vrouwenberaad plaats, met als thema het minderhedenbeleid. Voorafgaande aan de bijeenkomst werd de nota Minderhedenbeleid - hoe nu samen echt verder uitgebracht.
Naast het Vrouwenberaad gingen er in het land her en der 'CDA-Vrouwennetwerken' van start. Op 15 september had de landelijke CDA-Vrouwennetwerkdag plaats. Vanuit het CDA-Vrouwenberaad werd dit initiatief met enige reserves gadegeslagen. Wanneer de netwerken zich zouden inzetten voor grotere participatie van vrouwen in het CDA, dan werd dat toegejuicht. Het Netwerk moest echter niet de inhoudelijke en vormende taken van het Vrouwenberaad gaan overnemen.
Personalia
Hans van den Broek legde op 2 januari 1993 zijn functie van minister van Buitenlandse Zaken neer. Hij werd Europees Commissaris voor de buitenlandse politieke betrekkingen. Van den Broek was in 1982 minister geworden. Zijn vertrek kwam onverwachts. Tot zijn opvolger werd de Leidse hoogleraar volkenrecht Peter Kooijmans benoemd. Kooijmans was in 1973-1977 in het kabinet-Den Uyl staatssecretaris van Buitenlandse Zaken geweest en was afkomstig uit de Anti-Revolutionaire Partij (ARP).
In februari stapte de Maastrichtse wethouder van publieke werken J. in de Braekt op, nadat hij was verdacht van het aannemen van steekpenningen.
Met ingang van 1 juli werd staatssecretaris van Defensie Berend-Jan Baron van Voorst tot Voorst benoemd tot Commissaris der Koningin in Limburg. Ton Frinking, sinds 1977 lid van de Tweede Kamer, nam op 1 juni zijn functie over. Van Voorst tot Voorst volgde Emiel Mastenbroek op, die vanaf 1990 gouverneur was. Eerder had oud-minister Braks afgezien van de kandidatuur voor het gouverneurschap. Hij werd door de regering kandidaat gesteld voor de functie van directeur-generaal van de FAO, de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties, maar bleek in november bij de verkiezing kansloos.
Op 2 juni overleed Frans-Joseph van Thiel. Hij was van 1948 tot 1952 lid van de Tweede Kamer voor de Katholieke Volkspartij (KVP). In de jaren 1952-1956 maakte hij als minister van Maatschappelijk Werk deel uit van het tweede kabinet-Drees. Na zijn ministerschap keerde hij weer terug naar de Tweede Kamer, waarvan hij tot 1972 lid van was. Van 1963 tot zijn vertrek was hij kamervoorzitter.
In december legde de voorzitter van de CDA-Eerste-Kamerfractie A.J. Kaland zijn functie neer. Hij was vanaf 1977 lid van de senaat en sinds 1988 voorzitter van de CDA-fractie. In die functie was hij meerdere malen in aanvaring gekomen met het kabinet. Bij zijn afscheid sprak senaatsvoorzitter Herman Tjeenk Willink met respect over het doorzettingsvermogen van de 'koppige Zeeuw'. Als fractievoorzitter werd Kaland opgevolgd door Luck van Leeuwen, de laatste voorzitter van de Christelijk-Historische Unie (CHU) (1977-1980).
In november werd burgemeester Wiel Vossen van Gulpen veroordeeld wegens corruptie, valsheid in geschrifte en belastingfraude. Tevens werd hij voor vijf jaar uit zijn ambt ontzet. Vossen ging in hoger beroep.
Op 19 december overleed Antoon Veerman, oud-staatssecretaris van Onderwijs (1973-1975) in het kabinet-Den Uyl en lid van de Tweede Kamer in 1962-1963, 1967-1973 en 1975-1981. Veerman was in de jaren 1968-1973 voorzitter van de ARP. Hij spande zich in voor de totstandkoming van het CDA en bedacht de naam voor deze nieuwe partij.
In december werd het Tweede-Kamerlid Jan Krajenbrink benoemd tot burgemeester van Woudenberg. Hij was in 1981 lid geworden van de Tweede Kamer.
Laatst gewijzigd: | 10 mei 2023 09:58 |