CDA jaaroverzicht 1992
Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 1992. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1992' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1992 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1993), 13-52, aldaar 18-26.
Inleiding
Het jaar 1992 werd voor het CDA gekenmerkt door discussie. Behalve over de eigen grondslag wisselde de partij van gedachten over omstreden onderwerpen als ontwikkelingssamenwerking en sociale zekerheid. De discussie moest haar beslag krijgen in een in 1993 vast te stellen nieuw beginsel- en verkiezingsprogramma.
Eerste-Kamerfractie
Ook in 1992 zorgde de CDA-senaatsfractie weer voor de nodige commotie. In februari zei fractievoorzitter Ad Kaland in een interview met het blad van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond niet te verwachten dat het kabinet de volledige kabinetsperiode zou volmaken als het zo bleef 'doormodderen'. Hij zag te veel verschillen in opvatting tussen CDA en PvdA. Eerder die maand had Elco Brinkman, fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer, een spraakmakende rede gehouden tijdens een partijbijeenkomst op het eiland Texel, waarin hij een 'daadkrachtig' kabinetsbeleid eiste. De PvdA, die op Brinkmans Texelse rede vrij laconiek gereageerd had, liet de aanval van Kaland op de coalitie niet over haar kant gaan. Tweede-Kamerfractievoorzitter Thijs Wöltgens verlangde van de CDA-leiding dat ze zich zou distantiëren van Kalands uitlatingen. Dit gebeurde inderdaad bij monde van Brinkman en CDA-voorzitter en Eerste-Kamerlid Wim van Velzen. In een debat in de Tweede Kamer over de spanningen in de coalitie veroordeelde ook premier Ruud Lubbers Kalands optreden.
In mei deed de Eerste-Kamerfractie opnieuw van zich spreken. De CDA-senatoren dreigden de voorstellen voor de basisvorming van PvdA-staatssecretaris Jacques Wallage van Onderwijs af te wijzen, omdat die niet genoeg garantie boden dat kleine plattelandsscholen vooralsnog zouden kunnen blijven bestaan. Uiteindelijk werden de voorstellen toch aangenomen. In december ten slotte keerde de Eerste Kamer zich tegen de Nabestaandenwet, mede door toedoen van de CDA-fractie die kritiek had op het feit dat ook niet-geregistreerde ongehuwd-samenwonenden door de wet recht kregen op een nabestaandenuitkering. Invoering van de wet werd tot nader order uitgesteld.
Naar aanleiding van het verzet dat de senaatsfractie de laatste jaren tegen belangrijke wetsontwerpen pleegde (zie ook het Jaaroverzicht 1990, en het Jaaroverzicht 1991), ontstond er een discussie over positie en bevoegdheden van de Eerste Kamer. Zo pleitte de voorzitter van de Tweede Kamer Wim Deetman (CDA), tevens voorzitter van de kamercommissie die zich bezighoudt met staatsrechtelijke hervormingen, ervoor dat het vetorecht van de senaat vervangen zou worden door een 'terugzendrecht'. De Eerste Kamer zou dan wetsvoorstellen niet meer kunnen afwijzen, maar slechts terugsturen naar de Tweede Kamer, die het laatste woord zou hebben.
'Program van Uitgangspunten' en grondslagdiscussie
In april presenteerde het CDA zijn nieuwe geactualiseerde ontwerp-beginselprogramma tijdens een symposium in Den Haag. Een partijcommissie onder leiding van CDA-erevoorzitter en senator Piet Steenkamp was vanaf 1990 met het schrijven ervan bezig geweest. Reden voor de actualisering van het tien jaar oude 'Program van Uitgangspunten' was de behoefte aan christelijk geïnspireerde politiek in een snel veranderende wereld en samenleving. Het nieuwe programma hield rekening met de veranderde politieke situatie in Europa, met de toenemende milieuvervuiling, de (internationale) criminaliteit en de opkomst van nieuwe medische technieken. Centrale begrippen in zowel het oude als het nieuwe programma waren gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit en rentmeesterschap. Het evangelie bleef richtsnoer voor het politieke handelen. Het nieuwe ontwerp-program ging ter bespreking naar de afdelingen, waarna het in mei 1993 op partijraad en congres definitief vastgesteld zou worden. Het moest dan de basis gaan vormen voor het nieuwe verkiezingsprogramma.
In oktober stelde het CDA een commissie in die het verkiezingsprogramma moest gaan voorbereiden. Voormalig minister van Landbouw Gerrit Braks werd tot voorzitter benoemd. De commissie zou verder onder andere bestaan uit Ad Kolnaar (kroonlid van de Sociaal-Economische Raad), Jos van Gennip (directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA) en Jos Werner (voorzitter van de vorige verkiezingsprogrammacommissie). Onder anderen Brinkman zou als adviseur optreden.
In augustus laaide de grondslagdiscussie op. Directe aanleiding was het toetreden van de Surinaamse hindoe Ram Ramlal tot de Tweede-Kamerfractie van het CDA, waarbij hij de eed zwoer. Niet alleen Meindert Leerling, fractievoorzitter van de Reformatorische Politieke Federatie (RPF), bekritiseerde het feit dat een hindoe een christelijke partij moest gaan vertegenwoordigen, maar ook binnen het CDA zelf ontstond onrust. Van Velzen gooide vervolgens olie op het vuur door in een interview met Het Binnenhof het CDA niet een christelijke, maar een christen-democratische partij te noemen, dat wil zeggen een partij die zich moest richten op de hele samenleving en niet alleen op christenen. Door protesten binnen de partij zag hij zich gedwongen zijn woorden te verduidelijken. In een brief aan het partijbestuur erkende hij dat hij in plaats van 'christelijk' beter het woord 'confessioneel' (gebaseerd op een confessie of kerkelijke belijdenis) had kunnen gebruiken. Ook Lubbers en Deetman lieten weten het CDA geen kerkelijke partij te vinden.
EVP en conservatieven
In het Europees Parlement was al enige jaren sprake van toenadering tussen conservatieven en christen-democraten. De top van de Europese Volkspartij (EVP) - het samenwerkingsverband van christen-democratische partijen in de EG en van de fracties in het Europees Parlement - drong er in februari bij de EVP-fractie op aan om per 1 mei een 'gemeenschap van fracties' te gaan vormen met de EDG (de fractie van 32 Britse en twee Deense conservatieven). De wens om een groot machtsblok te vormen tegenover de socialisten in het Europees Parlement lag hieraan ten grondslag. Het CDA, gesteund door een uitspraak van de partijraad uit 1990 en door de jongerenorganisatie Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA), was hiertegen. De partij was beducht voor aantasting van het christen-democratisch karakter van de EVP en twijfelde aan de Europese gezindheid van de conservatieven. In april stemde de EVP-fractie in meerderheid vóór toelating. Belangrijkste tegenstemmers waren de voltallige CDA-delegatie en de Belgische CVP. Hiermee was de aansluiting een feit geworden. Jean Penders, voorzitter van de CDA-delegatie in het Europees Parlement, achtte samenwerking met de nieuw toegetredenen wel mogelijk, omdat zij de hoofdlijnen van het EVP-fractiebeleid onderschreven hadden. Het CDJA zei toe de zaak kritisch te zullen blijven volgen.
In september verscheen het ontwerp-beginselprogramma van de EVP. Hierin sprak de EVP zich onder andere uit voor een federaal Europa, fundamenteel democratisch, economisch sterk en sociaal rechtvaardig. Van Gennip, mede-opsteller van het basisprogram, noemde het 'een serieuze poging de EVP op christelijke grondslag te verankeren' (CDActueel, 19 september 1992). Het ontwerp-program werd besproken op het EVP-congres van 11-13 november in Athene.
Ontwikkelingssamenwerking
In februari publiceerde de partijcommissie-Buitenland haar rapport Internationale hulpverlening. Aanleiding hiervoor was de al langer bestaande onenigheid binnen het CDA over de besteding en omvang van het budget voor ontwikkelingssamenwerking (zie hiervoor ook het Jaaroverzicht 1991). De commissie, die onder leiding stond van oud-minister van Ontwikkelingssamenwerking Kees van Dijk, bepleitte een herschikking van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking waardoor 500 miljoen gulden vrij zou komen voor hulp aan Midden- en Oost-Europa. PvdA-minister Jan Pronk van Ontwikkelingssamenwerking werd een weinig doelmatig beleid verweten. Pronk toonde zich voor de NCRV-radio zeer verontwaardigd over het advies van de commissie. Hij voelde zich 'intellectueel beledigd' en vond het rapport 'ergerlijk en beneden de maat'. Naar zijn mening moest zijn budget gereserveerd blijven voor landen die aangemerkt konden worden als ontwikkelingsland.
Maar ook binnen het CDA bleek het stuk omstreden. Zo memoreerde voorzitter Ad Koppejan van het CDJA het besluit van de partijraad van juni 1991 dat er geen ontwikkelingsgelden zouden worden besteed aan Midden- en Oost-Europa. Voormalig CDA-minister Jan de Koning van Ontwikkelingssamenwerking koos in mei openlijk de kant van Pronk, toen CDA-minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek - gesteund door de Tweede-Kamerfractie van het CDA - een hernieuwde aanval deed op het budget en de bevoegdheden van Pronk.
In november kwam de bijna twintig jaar oude norm dat 1,5% van het netto nationaal inkomen aan ontwikkelingshulp besteed moest worden, op losse schroeven te staan. Een meerderheid in de Tweede Kamer - waaronder de CDA-fractie - besloot dat de norm in de volgende kabinetsperiode zou moeten verdwijnen. Het CDJA, het CDA-Vrouwenberaad en enkele kamerkringen van het CDA verzetten zich hier hevig tegen. In 1991 had de voorjaarspartijraad nog besloten de norm te handhaven. In 1992 zou op beide partijraden de ontwikkelingssamenwerking ter discussie staan (zie ook onder 'partijbijeenkomsten').
Opvolging Lubbers
Op 20 mei verklaarde minister-president Lubbers voor de KRO-televisie in Brinkman zijn opvolger als politiek leider van het CDA te zien. Hij hoopte dan ook dat de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie door de partij als lijsttrekker voor de verkiezingen van 1994 zou worden aangewezen. Brinkman zelf vond deze aankondiging wat vroeg komen. Enkele partijgenoten, met name de minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin en de adjunct-directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, C.J. Klop, uitten twijfels over het politiek leiderschap van Brinkman.
In de pers werd reeds lang gespeculeerd over de kansen voor Lubbers om in 1994 de Fransman Jacques Delors op te volgen als voorzitter van de Europese Commissie. De zittende Nederlandse commissaris, Frans Andriessen, zou dan aftreden, aangezien er in de Commissie geen plaats zou zijn voor twee Nederlanders. De benoeming van minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek in december tot opvolger van Andriessen in de Commissie leken de kansen voor Lubbers aanzienlijk te verminderen, daar het onwaarschijnlijk werd geacht dat Van den Broek binnen twee jaar al weer zou aftreden (zie onder 'personalia').
'CDA-politici in functie'
Eind juni werd het rapport CDA-politici in functie gepubliceerd, geschreven door een commissie onder voorzitterschap van De Koning. Het deed aanbevelingen voor werving, selectie, doorstroming en 'uitstroom' van christen-democratische volksvertegenwoordigers. Het voorstel om politici niet langer dan twaalf jaar dezelfde functie te laten bekleden viel slecht binnen de partij. Zo liet Deetman bijvoorbeeld voor Veronica-radio weten dat de kiezers en niet de partij uiteindelijk moesten bepalen of iemand langer dan twaalf jaar kon blijven zitten.
Partijbijeenkomsten
De partijraad kwam op 23 mei in Amsterdam bijeen. De verwachte onenigheid over het rapport van de commissie-Van Dijk bleef uit. Het CDJA liet weliswaar weten dat de steun aan Oost-Europa niet ten koste mocht gaan van hulp aan de armsten, maar achtte ook een herbezinning op het beleid en herschikking van gelden nodig. Hierbij moesten echter de begrotingen van andere departementen betrokken worden. Andere discussie-onderwerpen op de bijeenkomst waren de toekomst van de sociale zekerheid en het minderhedenbeleid. De aanwezigen namen ook een resolutie aan, waarin de EVP-fractie opgeroepen werd door te gaan met de versterking van de christen-democratische identiteit van de EVP door middel van samenwerking met gelijkgezinde partijen. Een amendement van het CDJA om de toetreding van nieuwe conservatieve partijen tot de fractie te blokkeren haalde het niet. Een tweede, door het CDJA ingediende resolutie ging over het milieubeleid. Regering en parlement werden er in gevraagd een grotere voortgang te maken met de uitvoering van milieumaatregelen.
Brinkman citeerde in zijn rede het bekende gedicht 'Er is een land waar vrouwen willen wonen' van de overleden feministe Joke Smit. Hij reageerde hiermee op uitspraken die het CDA-Tweede-Kamerlid Hans Hillen in mei had gedaan in een interview met het weekblad HP/De Tijd. Het Kamerlid had daarin een lans gebroken voor het traditionele gezin. Ook het CDA-Vrouwenberaad en het CDJA hadden zich aan het vraaggesprek gergerd, zo bleek uit de discussie op de partijraad.
Op 28 november kwam de partijraad opnieuw bijeen, in Arnhem. Ook deze keer was de ontwikkelingssamenwerking een belangrijk punt van bespreking. Basis voor de discussie was een nota van de voorzitter van de commissie-Buitenland H. Neuman, geschreven in opdracht van het partijbestuur. De discussienota ging niet langer uit van de vaste norm van 1,5% van het netto nationaal inkomen voor ontwikkelingssamenwerking (zie ook hierboven onder 'ontwikkelingssamenwerking'). De hulp aan de allerarmsten moest echter wel gehandhaafd blijven. Tegelijkertijd pleitte de commissie voor een bredere opzet van de ontwikkelingssamenwerking, die dan ook 'internationale hulpverlening' moest gaan heten: steun aan de Midden- en Oost-Europese landen, bestrijding van internationale milieuvervuiling en bijdragen aan de vredesoperaties van de Verenigde Naties zouden hier dan ook onder vallen. Andere departementen moesten een bijdrage gaan leveren aan die kosten. De partijraad aanvaardde uiteindelijk een resolutie van het bestuur, die deze ideeën als uitgangspunt had. De resolutie sprak zich ook uit voor het opstellen van een nieuwe norm voor internationale hulpverlening ten behoeve van het verkiezingsprogramma 1994-1998. Een voorstel van CDJA en CDA-vrouwenberaad om de oude norm van 1,5 % voor 'zuivere' ontwikkelingshulp te handhaven werd met 114 tegen 92 stemmen verworpen. De nieuwe voorzitter van het CDJA Jack de Vries kondigde aan op de kwestie terug te komen bij de vaststelling van het nieuwe 'Program van Uitgangspunten' en het nieuwe verkiezingsprogramma.
Een ander belangrijk punt van bespreking was de sociale zekerheid (zie onder 'discussie sociale zekerheid'). De partijraad had een feestelijk tintje in verband met het tienjarig jubileum van Lubbers als minister-president. Tijdens de bijeenkomst werd CDAtel - een nieuwe videotexdienst met allerlei actuele informatie over de partij - officieel in gebruik gesteld.
Discussie sociale zekerheid
In april bracht een partijcommissie onder leiding van de hoogleraar Kolnaar een rapport uit met de titel Sociale zekerheid en verantwoordelijkheid, dat een leidraad moest vormen voor het nieuwe verkiezingsprogramma. In grote lijnen wilde het rapport de verantwoordelijkheid voor de sociale zekerheid verschuiven van overheid naar burger, ondernemer en sociale partners. De werkgroep pleitte voor een 'opbouwstelsel', waarbij hoogte en duur van de uitkering afhankelijk zijn van het arbeidsverleden. De introductie van een ministelsel achtte de commissie niet uitvoerbaar. Wel vond men enige forse aanpassingen van het systeem noodzakelijk, zoals afschaffing van de Ziektewet en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Een voorstel van het partijbestuur op de partijraad van 28 november dat de AAW - conform het rapport-Kolnaar - wilde afschaffen, haalde het niet en werd met een kleine meerderheid verworpen.
Op deze partijraad dienden CDJA, CDA-vrouwenberaad en een aantal kamerkringen een motie in om af te zien van de bevriezing van WAO-uitkeringen voor 'bestaande gevallen' jonger dan 50 jaar. Pas toen Brinkman had toegezegd dat hij de situatie opnieuw zou bekijken en dat er gesprekken gaande waren met het kabinet over mogelijke alternatieven, werd de motie ingetrokken. In december liet de CDA-fractie overigens weten de kabinetsvoorstellen inzake de WAO nog steeds het beste te vinden. Volgens de kamerkring Amsterdam werd hiermee de belofte aan de partijraad verbroken.
Verwante instellingen en publikaties
In mei publiceerde het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA het rapport Genen en grenzen, geschreven door een commissie onder voorzitterschap van E. Bleumink. Het gaf een christen-democratische visie op gentechnologie en de rol die de overheid op dit gebied moet spelen. Op 20 juni organiseerde het Wetenschappelijk Instituut in Utrecht een studieconferentie over het rapport. In augustus bracht het Wetenschappelijk Instituut een rapport uit getiteld Wij zijn het volk: de nationale kwestie in Midden- en Oost-Europa, geschreven door een commissie onder leiding van Peter Kooijmans.
De CDA-jongeren kozen op 13 juni een nieuwe voorzitter. De Vries volgde Koppejan op, die vier jaar het voorzitterschap had bekleed.
Ook de CDA-Bestuurdersvereniging kreeg een nieuwe voorzitter. De ledenraad koos op 25 januari Jan Pastoor als opvolger van A. Beelaerts van Blokland, die vanaf 1986 voorzitter was geweest. In oktober kwam de vereniging in aanvaring met Brinkman, die tijdens een lezing in Rotterdam een lans had gebroken voor het gekozen burgemeesterschap. De secretaris van de CDA-Bestuurdersvereniging reageerde afwijzend.
De jaarlijkse ledendag van het CDA-Vrouwenberaad op 26 september was gewijd aan nieuwe relatie- en ouderschapsvormen. De nota Hernieuwd ouderschap van het Vrouwenberaad diende als uitgangspunt. Het CDA besloot in 1992 regionale vrouwennetwerken in de kamerkringen op te zetten om de bestuurlijke participatie van vrouwen binnen de partij te vergroten. Deze netwerken zouden gaan functioneren naast het CDA-Vrouwenberaad.
In mei verscheen de discussienota Betere zorg op basis van solidariteit en eigen verantwoordelijkheid, geschreven in opdracht van het partijbestuur door een werkgroep onder leiding van Van Velzen. De auteurs waren van mening dat de verdere uitvoering van het 'plan-Simons' opgeschort moest worden.
In september verscheen voor het eerst het Jaarboek CDA 1992-1993. Naast interne partij-informatie stonden er opiniërende artikelen in van onder anderen Brinkman, Lubbers en Deetman.
In oktober presenteerde een werkgroep onder leiding van Van Velzen de discussienota School aan de ouders, waarin gepleit werd voor een grotere invloed van ouders in de besturen van zowel bijzondere als openbare scholen. De nota moest gaan dienen als richtlijn voor het nieuwe verkiezingsprogramma.
Eind oktober verscheen het rapport Naar een vernieuwd openbaar bestuur. Een commissie onder voorzitterschap van J. Verbree pleitte hierin voor het afschaffen van de huidige twaalf provincies. Ze zouden vervangen moeten worden door tenminste twintig rechtstreeks gekozen regiobesturen, die zouden moeten fungeren als bestuurslaag tussen rijk en gemeente. Dit was een omstreden kwestie binnen de partij. Zo lieten elf van de twaalf provinciale CDA-fractievoorzitters in december een verklaring uitgaan naar partijbestuur en parlementsfracties, waarin ze zich uitspraken tegen het opheffen van de provincies.
Ook in november verscheen het rapport Vreemdelingen-, migranten- en vluchtelingenbeleid - een gezamenlijk produkt van CDA, CDJA en CDA-Vrouwenberaad - onder redactie van Piet Hein Donner. Op basis van het rapport zou de partij gaan discussiren over het vreemdelingenbeleid.
Personalia
In januari werd Onno Ruding, van 1982 tot 1989 minister van Financiën in de kabinetten-Lubbers I en II, vice-voorzitter van Citicorp/Citibank, de grootste bank van de Verenigde Staten. Hij trad af als voorzitter van de partijcommissie-Buitenland. In mei koos de partijraad H. Neuman tot zijn opvolger.
Op 3 februari overleed oud-minister Jan van Aartsen op 82-jarige leeftijd. Vanaf 1958 maakte hij namens de ARP als minister van Verkeer en Waterstaat deel uit van de kabinetten-Drees en Beel. Van 1959 tot 1963 was hij minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid in het kabinet-De Quay en daarna tot 1965 weer minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Marijnen. In 1965 werd hij Commissaris van de Koningin in Zeeland. Dat bleef hij tot zijn pensioen in 1974.
Gert Koffeman, sinds 1989 Tweede-Kamerlid van het CDA, werd in maart vrijgesproken van de aanklacht dat hij neveninkomsten van zijn vorige werkgever, de Algemeen Christelijke Politiebond, niet zou hebben opgegeven (zie ook Jaaroverzicht 1991). Het Openbaar Ministerie besloot in hoger beroep te gaan. Nadat de belastinginspecteur echter in november de belastende verklaringen tegen Koffeman had ingetrokken, zag de officier van justitie van verdere vervolging af. Koffeman, die zijn werkzaamheden als kamerlid in september 1991 had opgeschort, had zijn plaats in het parlement in maart weer ingenomen.
In juni verliet Hans Gualthérie van Weezel na vijftien jaar lidmaatschap de Tweede Kamer. Hij werd permanent vertegenwoordiger van de Raad van Europa in Straatsburg.
In augustus ging de Commissaris van de Koningin in Zeeland C. Boertien met pensioen. Hij werd opgevolgd door Wim van Gelder, die veertien jaar lang als Statenlid en Gedeputeerde deel had uitgemaakt van de Noordhollandse provinciale politiek. Vanaf april was Van Gelder waarnemend Commissaris van de Koningin in Noord-Holland.
In december legde Van den Broek na tien jaar minister van Buitenlandse Zaken te zijn geweest, zijn functie neer om zijn partijgenoot Andriessen per 2 januari 1993 op te volgen als lid van de Europese Commissie - het dagelijks bestuur van de Europese Gemeenschap. Andriessen was twaalf jaar EG-commissaris geweest. Kooijmans, als jurist gespecialiseerd op het gebied van de mensenrechten en voormalig ARP-staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Den Uyl (1973-1977), volgde Van den Broek op.
Laatst gewijzigd: | 10 mei 2023 10:02 |