Zijn denken
De filosofie van Hemsterhuis beweegt zich op het grensvlak van Verlichting en Romantiek, van rede en gevoel. Het centrale thema in zijn denken is de mens en zijn betrekkingen (rapports). Alles is op een of andere wijze met al het andere verweven en de mens heeft in het geheel zijn eigen positie.
Ook de mens staat via talloze betrekkingen in contact met de buitenwereld. De toegang tot de buitenwereld wordt hem verschaft via de zintuigen, die daarmee dienen als toegangspoorten èn als filters om de betrekkingen in kaart te brengen. Alles wat wordt waargenomen, dat bestaat werkelijk; maar van alles wat bestaat wordt niet alles waargenomen. Immers, in de 17de en 18de eeuw hadden de nieuwe uitvindingen van de microscoop en de telescoop ook het bereik van de waarneming verlegd, en voor optica had Hemsterhuis een meer dan gemiddelde belangstelling.
Dat maakt Hemsterhuis enerzijds tot een empirist – hij was een bewonderaar van Newton – maar anderzijds ook tot een relativist: met andere organen en bijbehorende betrekkingen zou ander inzicht in de werkelijkheid verkregen kunnen worden en daarmee een ander wereldbeeld. In het besef van deze beperktheden ligt de mogelijkheid om de beperktheden van het empirisme te overstijgen.
Na de newtoniaanse fysica komt het platoonse verlangen tot inzicht: de Eros. De mens is begerig om zicht te krijgen op de betrekkingen waarin zijn bestaan verweven is. De filosofie van Hemsterhuis leidt zo van de fysica naar de metafysica. Alle bestaande kennis wordt omvat en de filosoof schept er behagen in om te helpen bij het verwerven van verder reikend inzicht. Hemsterhuis dient zich aan als een pedagoog à la Socrates en vond aldus een luisterend gehoor.
Laatst gewijzigd: | 14 juli 2020 13:05 |