Hoe gaat het nu met… alumna en toproeister Ymkje Clevering?
Date: | 12 October 2020 |
Author: | Groningen Topsportstudiestad |
In Polen werd afgelopen weekend op het water gestreden voor de Europese titels roeien. Tijdens dit kampioenschap kwam ook een oud-student van de RUG in actie: Ymkje Clevering. En dit deed zij niet onverdienstelijk, want Ymkje pakte goud met de vrouwen vierzonder. Een mooie aanleiding om haar een aantal vragen voor te leggen over haar periode als topsportstudent in Groningen.
Kun je jezelf kort voorstellen?
“Hoi! Ik ben Ymkje Clevering en woon tegenwoordig in Amsterdam. Ik ben een 25 jaar oude roeister en heb in Groningen mijn bachelor Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen afgerond.”
Hoe zag jouw leven qua studie en topsport eruit in Groningen?
“Vanaf mijn tweede studiejaar ben ik fanatiek gaan roeien bij de studenten roeivereniging Gyas. Dat was een drukke, gezellige tijd met een grote groep meiden. Op dat moment wist ik nog niet wat mijn sport me zou brengen, dus was ik er erg op gebrand dat het niet ten koste ging van mijn studie. In mijn tweede jaar roeien probeerde ik om in aanmerking te komen voor een uitzending naar het -23 WK. Intussen was ik ook derdejaars student Geneeskunde, dus had het best wel druk en er moest meer getraind worden om dit te laten slagen. Geen baantje, maar geld lenen en efficiënt te werk gaan. Dit had ik al een beetje geleerd in mijn eerste wedstrijdjaar, maar in het tweede jaar was dit echt essentieel. Ik denk dat deze periode het meeste kunst- en vliegwerk vereiste.”
Hoe kijk je terug op die tijd?
“Ondanks alle drukte kijk ik terug op een hele leuke tijd! Ik houd van een volle agenda. Het voordeel aan Groningen was dat alles lekker dicht bij elkaar was en een bezoekje aan vriendinnen of tussendoor even afspreken in de stad snel georganiseerd was. Ik heb het idee dat ik, ondanks mijn sport, toch echt het fijne studentenleven heb meegepakt dat je kunt hebben in Groningen.”
Hoe ging het combineren van studie met topsport je af?
“Met een beetje gevoel voor efficiëntie kwam ik er altijd uit. Uiteindelijk heb ik nominaal mijn bachelor gehaald en was het een goed begin van mijn sportcarrière. Op mijn faculteit waren er een aantal regelingen die goed werkten, zoals het aangeven van voorkeurstijden of dagen van tutoronderwijs. Verder kon ik vaak een goede inschatting maken van welke colleges essentieel waren en wanneer ik de stof zelf kon doornemen. Die vrijheid in het universitair onderwijs vond ik goed werken, iedereen heeft wel voor bepaalde stof een voorkeursmanier van tot je nemen. Ik heb uiteindelijk één keer de topsportbeurs gekregen. Ik was hier erg blij mee en vond het een mooi systeem. Het support zowel je sport- als studieprestaties. Nadat ik mijn bachelor had gehaald, begon ik aan mijn wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoek waar ik toen aan meewerkte kwam niet snel genoeg van de grond. In het voorjaar was er nog wel een mogelijkheid om dit af te ronden, maar toen werd ik uitgenodigd om aan te sluiten bij de Nederlandse equipe. Ik heb die kans toen gegrepen en mijn onderzoek nooit afgerond. En hiermee niet genoeg punten gehaald dat jaar. In zo’n situatie is het dan wel jammer, maar misschien ook terecht. Ik heb me dat jaar meer gericht op het roeien en koos ervoor om geen coschappen te lopen. De verdeling studie-sport verschoof dat jaar al in de richting van mijn sport.”
Wat waren hoogtepunten en dieptepunten, zowel qua studie als qua topsport?
“Ik heb zeker iets geleerd van mijn voorbereidende werk voor het onderzoek waar ik aan meewerkte. Om het een dieptepunt te noemen is te dramatisch, maar het was fijner geweest als dit beter had uitgepakt. Op topsport gebied is het een lange tijd vlekkeloos verlopen, natuurlijk wel met wat sportieve mee- en tegenvallers. Snelle aansluiting, leuke toernooien, goede resultaten en leuke ploeggenoten. Selectieperiodes, die soms lang duren, vind ik lastigere tijden. Die onzekerheid en het strijden tegen ploeggenoten in plaats van buitenlandse ploegen, zijn niet mijn favoriete momenten van het jaar. In het bijzonder dit jaar, want ik begon die selectieperiode met een val van mijn fiets waarbij ik een gebroken sleutelbeen en radius opliep. Ik stond 6-0 achter en dat in het Olympische jaar. Negen weken later kon ik weer meedoen en moest ik snel het roestige van mijn roeien af zien te krijgen. Dit ging niet vlekkeloos, maar plots kreeg ik meer tijd door een pandemie. De nieuwe datum naderde intussen ook weer en ik was nog niet op topsnelheid. Toch lukte het half juli om mijn plek in de dames vier-zonder te behouden.”
Hoe ziet je leven er nu uit?
“Ik ben één derde van het jaar op pad, dan heb ik trainingskampen in Italië en Spanje en wedstrijden in veelal Europa, met af en toe een uitstapje buiten Europa. Als ik niet op pad ben train ik twee keer per dag in Amsterdam, en doe ik af en toe een derde activiteit zoals pilates. Afwisselend roeien, krachttrainen, ergometeren of als alternatief racefietsen. In de weekenden kom ik graag terug naar Friesland en Groningen. Ik spring vaak zaterdagmiddag in de trein richting het Noorden om vrienden en familie op te zoeken!”
Welke ambities heb je voor de toekomst?
“Olympisch goud is mijn doel. Ik zit in een enorm gedreven boot en daarnaast hebben we het goed naar ons zin samen, wat het denk ik een reëel doel maakt! Ik ben intussen een master aan de VU begonnen en dit wil ik afmaken na de Spelen. Een duidelijke droombaan heb ik nu niet. Nu waardeer ik vaak, als ik buiten aan het varen of fietsen ben, dat dit mijn baan is!”