Bouw een eiland van ijs
Voor onderhoudende experimenten heb je niet per se een groot laboratorium nodig. De BOEM-redactie neemt een voorschot op de bouw van een ijskoud eiland in de oceaan.
Verplaats je even in het volgende probleem: je bent oorlog aan het voeren, je vrachtschepen worden getorpedeerd door onderzeeërs en je vliegtuigen hebben niet voldoende actieradius om je boten op de wijde oceaan te beschermen. Dat was ongeveer waarmee de Britten worstelden tijdens de Battle of the Atlantic. In het onbeschermde deel van de oceaan, het zogeheten Atlantic Gap, hadden Duitse U-boten vrij spel – met dramatische gevolgen.
Wat doe je dan? De oplossing is even geniaal als onzinnig. Bouw halverwege de oceaan een eiland. Van ijs. Het idee voor het ijseiland kwam van de excentrieke journalist, onderwijshervormer en uitvinder Geoffrey Pyke. Hij ontdekte dat ijs bijna onbreekbaar wordt als je het mengt met zaagsel. (Het werkt ook met spinazie; probeer maar eens een blok diepvriesspinazie te breken.) Een mengsel van ijs en zaagsel smelt bovendien veel langzamer dan gewoon ijs omdat het warmte veel minder goed geleidt. Prima spul om een eiland van te bouwen.
Dat de Britten het idee niet ogenblikkelijk naar de prullenbak verwezen, geeft wel aan hoe wanhopig ze waren. Daar komt natuurlijk bij dat Pyke het soort figuur was waarop Britten dol zijn: inventief en tegendraads. Het type man dat in het schuurtje in de achtertuin een supersonisch vliegtuig ontwerpt.
Het maken van pykrete (spreek uit: pajk-riet) is niet veel moeilijker dan het maken van ijsblokjes. Het belangrijkste is dat je ergens vulmiddel vindt voor je ijs. Geoffrey Pyke gebruikte 14 procent zaagsel op 86 procent water. De BOEM-redactie had zo snel geen zaagsel in huis en koos (dus) voor oude kranten – in overvloed aanwezig in het schuurtje achter het BOEM-lab. Twee andere pykretestaven werden gemaakt met versgemaaid gras en met een paar meter opgefrommeld nylonkoord.
Neem als vorm vier langwerpige plastic bakjes (5 × 5 × 20 centimeter) en doe daar een laag van twee à drie centimeter vulmiddel in. Vul de bakjes daarna met water zodat je vier even grote ijsstaven krijgt. (In de vierde bak gaat geen vulmiddel; dat is je controle.)
Voor het meten van de breeksterkte kun je de meest ingenieuze constructies verzinnen. Veruit het makkelijkst is twee latjes van gelijke dikte en een badkamerweegschaal. Leg de latjes ongeveer vijftien centimeter van elkaar naast de weegschaal. Leg vervolgens het pykrete dwars op de latjes, ga met één voet op de weegschaal staan en zet je andere voet – voorzichtig, zonder kracht uit te oefenen – op het ijs.
Breng langzaam je gewicht op je ijsvoet en onthou de stand van de weegschaal als het pykrete breekt. Trek dat getal af van je gewicht en voilá: je hebt de breeksterkte. In het BOEM-lab bleek de hogere breeksterkte van pykrete al toen het ijs uit de vormpjes kwam.
Het zuivere ijs brak direct in drie stukken. (Dàhààg, nulmeting...) De overgebleven ijsblokken hielden zich keurig aan de verwachting: gras (korte vezels) brak het eerst, bij een belasting van 23 kilo.
Het blok met krantensnippers brak bij 45 kilo. Het ijs met nylonkoord deed het boven verwachting goed. Bij een belasting van tachtig kilo (dat is één volledige BOEM-redacteur) ontstonden er wel scheuren en boog het ijs door, maar het brak niet doormidden.
Auteur: Ernst Arbouw
Laatst gewijzigd: | 12 april 2021 13:12 |