Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek Groninger Expertisecentrum Taal- en Communicatiestoornissen Centrum voor Dyslexie en Dyscalculie (CDD)

Dyslexie

student met een boek
Wat is dyslexie?

Dyslexie is een stoornis die wordt gekenmerkt door een hardnekkig probleem met lezen en schrijven. Wanneer iemand dyslexie heeft, heeft deze persoon moeite met vlot en accuraat lezen, maar ook met spellen. Dyslexie wordt als volgt door Stichting Dyslexie Nederland (2016) gedefiniëerd: 


“Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking.” 

Een belangrijk kenmerk van dyslexie is dat de moeilijkheden met lezen en spellen niet veroorzaakt worden door een andere stoornis. Mensen met dyslexie hebben over het algemeen een gemiddeld IQ en presteren op taken die niet met lezen en/of spellen te maken hebben, gelijk aan personen zonder dyslexie. Dit betekent niet dat mensen met een hoog of een laag IQ geen dyslexie kunnen hebben. Dyslexie moet dus gezien worden als een onafhankelijk fenomeen (Snowling et al., 2020). 

Er zijn verschillende theorieën over de oorzaak van dyslexie. De meer traditionele theorieën gingen uit van een enkelvoudig deficiet. Dit houdt in dat er een onderliggende stoornis is die de problemen met lezen en spellen veroorzaakt. Een prominente theorie over een enkelvoudig deficiet is de phonological core deficit theory (Ziegler & Goswami, 2005), die stelt dat de onderliggende oorzaken van dyslexie verklaard kunnen worden door een deficiet in de fonologische verwerking. Dit houdt in dat individuen met dyslexie meer moeite hebben met het omzetten van letters naar de juiste klanken. De theorieën van tegenwoordig gaan er meer van uit dat er meerdere risicofactoren zijn die kunnen leiden tot dyslexie. Verschillende studies hebben aangetoond dat mensen met dyslexie niet allemaal dezelfde onderliggende stoornissen hebben. Per persoon kunnen deze onderliggende risicofactoren verschillen (Pennington, 2006). 

DNA

Er wordt geschat dat dyslexie voorkomt bij 3 tot 10% van de bevolking. Er is nog niet veel bekend over de oorzaak van dyslexie. Wel zijn er al veel onderzoeken die aangetoond hebben dat dyslexie erfelijk kan zijn. In tweelingonderzoek is bijvoorbeeld aangetoond dat eeneiige tweelingen vaker allebei dyslexie hebben dan twee-eiige tweelingen (DeFries & Alarcón, 1996). Daarnaast is de kans groter dat kinderen dyslexie hebben wanneer een van de ouders ook dyslexie heeft. Wanneer een van de ouders dyslexie heeft, is de kans 31 tot 62% dat het kind ook dyslexie heeft (Grigorenko, 2001).

Dyslexie in het hoger onderwijs

Er zijn veel studenten met dyslexie die er pas in het hoger onderwijs achterkomen dat ze dyslexie hebben, omdat ze de lees- en spellingachterstanden voorheen altijd hebben kunnen compenseren door bijvoorbeeld hun intelligentie. Het kan zijn dat dit pas als een probleem wordt ervaren wanneer de student begint met een studie aan de universiteit, omdat de werkdruk hoger ligt en de hoeveelheid literatuur toeneemt.. De student kan dit merken wanneer hij of zij niet genoeg tijd heeft om de opgegeven literatuur te lezen, de leerstof bij te houden, of te weinig tijd heeft bij het maken van tentamens. Studenten met dyslexie ervaren vaak minder problemen met spelling, maar dit zou bijvoorbeeld kunnen komen doordat de meeste tekstverwerkers over een spellingcheck beschikken en er op de universiteit veel gestudeerd wordt op de computer (O’Rourke et al., 2020). 


Op de universiteit wordt veel onderwijs in het Engels aangeboden. Voor studenten met dyslexie kan het moeilijk zijn om academisch onderwijs te volgen, als ze het Engels niet goed genoeg beheersen om de stof te begrijpen (Rouweler, 2021). Volgens de Linguistic Coding Differences Hypothesis (Sparks & Ganschow, 1991) zou je pas een tweede taal goed kunnen beheersen als je de eerste taal ook goed beheerst. Dit zou betekenen dat mensen met dyslexie, die problemen hebben met het Nederlands, vergelijkbare problemen zullen ervaren in het Engels. Verder heeft het Engels een diepere orthografie dan het Nederlands (Borleffs et al., 2017). Dit betekent dat in het Engels minder makkelijk af te leiden is hoe je bepaalde klanken moet schrijven, omdat er vaak veel mogelijkheden zijn om een klank te spellen. In het Nederlands is het vaak duidelijker te horen hoe een woord geschreven moet worden. Hierdoor kan het lastiger zijn voor studenten met dyslexie om te schrijven in het Engels.

scrabble
Referenties
  • Borleffs, E., Maassen, B.A.M., Lyytinen, H. & Zwarts, F. (2017). Measuring orthographic transparency and morphological-syllabic complexity in alphabetic orthographies: a narrative review. Reading and Writing 30, 1617–1638.
  • Callens, M., Tops, W., & Brysbaert, M. (2012). Cognitive profile of students who enter higher education with an indication of dyslexia. PloS one, 7(6), e38081.
  • DeFries, J. C., & Alarcón, M. (1996). Genetics of specific reading disability. Mental Retardation and Developmental Disabilities Research Reviews, 2(1), 39-47. 
  • Grigorenko, E. L. (2001). Developmental dyslexia: An update on genes, brains, and environments. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 42(1), 91-125.
  • O'Rourke, L., Connelly, V., Barnett, A., & Afonso, O. (2020). Use of Spellcheck in Text Production by College Students with Dyslexia. Journal of Writing Research, 12(1).
  • Pennington, B. F. (2006). From single to multiple deficit models of developmental disorders. Cognition, 101(2), 385-413.
  • Rouweler, L. L. M. (2021). The impact of dyslexia in higher education [Dissertation]. University of Groningen.
  • SDN, De Jong, P. F., De Bree, E. H., Henneman, K., Kleijnen, R., Loykens, E. H. M., Rolak, M., Struiksma, A. J. C, Verhoeven, L., & Wijnen, F. N. K. (2016). Dyslexie: diagnostiek en behandeling. Brochure van de Stichting Dyslexie Nederland
  • Snowling, M. J., Hulme, C., & Nation, K. (2020). Defining and understanding dyslexia: past, present and future. Oxford Review of Education, 46(4), 501–513.
  • Sparks, R. L., & Ganschow, L. (1991). Foreign language learning differences: Affective or native language aptitude differences?. The modern language journal, 75(1), 3-16.
  • Swanson, H. L., & Hsieh, C. J. (2009). Reading disabilities in adults: A selective meta-analysis of the literature. Review of Educational Research, 79(4), 1362-1390.
  • Ziegler, J. C., & Goswami, U. (2005). Reading acquisition, developmental dyslexia, and skilled reading across languages: a psycholinguistic grain size theory. Psychological bulletin, 131(1), 3.
Laatst gewijzigd:05 juni 2024 09:19
View this page in: English