Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek Graduate School of Philosophy Promoties Promoties: archief

Folk moral objectivism

Promotie:L. Zijlstra, PhD
Wanneer:19 december 2019
Aanvang:09:00
Promotor:prof. dr. F.A. (Frank) Hindriks
Copromotors:dr. H.W.A. (Daan) Evers, dr. J. Verplaetse
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Wijsbegeerte
Folk moral objectivism

Zijn morele oordelen objectief waar of onwaar?

Lieuwe Zijlstra’s proefschrift gaat over een vraagstuk in de metaethiek, namelijk of mensen denken dat morele oordelen objectief waar of onwaar zijn. De opvatting dat er objectieve morele waarheden zijn noemen filosofen ‘moreel objectivisme’. Sommige filosofen denken dat er goede argumenten zijn om te vooronderstellen dat morele uitspraken objectief waar of onwaar zijn terwijl andere filosofen het tegenovergestelde betogen. Veel filosofen denken dat mensen van nature geneigd zijn om te denken dat morele uitspraken objectief waar of onwaar zijn. Het idee dat mensen geloven dat morele oordelen objectief waar of onwaar zijn omschrijft Zijlstra als de these van “Folk Moral Objectivism” (FMO). Hierbij wordt dus voorondersteld dat mensen geloven dat moreel objectivisme waar is. Sommige filosofen denken dat het feit dat mensen dit geloven ondersteuning geeft aan het idee dat er objectief ware morele oordelen bestaan. In zijn proefschrift evalueert Zijlstra of de resultaten van bestaand empirisch onderzoek evidentie verschaffen voor FMO (met name in hoofdstuk 1). Daarnaast heeft hij zelf empirisch onderzoek naar FMO uitgevoerd. In het tweede hoofdstuk presenteert Zijlstra een empirische studie naar de vraag welke psychologische (latente) dimensies ten grondslag liggen aan de oordelen van mensen over morele waarheid. In het derde hoofdstuk onderzoekt hij het onderscheid tussen impliciete en expliciete oordelen. In het vierde hoofdstuk onderzoekt hij of mensen geloven in de mogelijkheid van objectieve morele vooruitgang, objectieve morele kennis, en het maken van morele vergissingen in objectieve zin. Zijlstra’s conclusie is dat er voorlopig onvoldoende empirische evidentie is om FMO te staven noch te weerleggen.