Paulus and Adam van Vianen and the artistic potential of silversmithing
Promotie: | E.F. (Esther) van der Hoorn, MA |
Wanneer: | 28 november 2024 |
Aanvang: | 14:30 |
Promotor: | A.S. (Ann-Sophie) Lehmann, Prof |
Copromotors: | dr. J.P. (Joost) Keizer, dr. E.D. Nagelsmit |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Letteren |
Nieuw licht op het werk van de zilversmeden Paulus en Adam van Vianen
Het proefschrift van Esther van der Hoorn biedt een nieuwe interpretatie van het werk van de vroeg zeventiende-eeuwse Nederlandse zilversmeden Paulus en Adam van Vianen, die vooral bekend staan om hun plooibare, amorfe vormen die tegenwoordig worden aangeduid als kwab. Kwab is lang bestudeerd als een soort ornament, d.w.z. een onstoffelijk motief. Van der Hoorn probeert het kwab van de Van Vianens echter te begrijpen door het te benaderen als onderdeel van de materiële en visuele cultuur van Nederland en Praag. Deze benadering doorbreekt de kunsthistorische scheiding tussen de beeldende en toegepaste kunsten.
Het eerste deel van het proefschrift beschrijft de werken van de Van Vianens vanuit verschillende invalshoeken. Van der Hoorn concludeert dat deze, en in het bijzonder kwab, moeten worden gezien als een betekenisvolle reactie op vraagstukken waarmee kunstenaars in hun milieu na de Nederlandse Opstand en Reformatie te maken hadden. In deze periode was er sprake van de opkomst van een nieuw type mecenas, de liefhebber, de vorming van een Nederlandse praktijktheorie via zowel kunstwerken als geschriften, waaronder Karel van Mander's Schilder-boeck, en bezorgdheid over de verleidende werking van beelden.
De case-studies naar de receptie van kwab die het tweede deel vormen, tonen aan dat kijkers al in de tweede helft van de zeventiende eeuw de materiële en visuele kwaliteiten van kwab ontkenden. Dit hing samen met kritiek op het laat zestiende-eeuwse maniërisme, dat is gezien als bewijs voor een stilistisch onderscheid met de meer levensechte zeventiende-eeuwse Nederlandse kunst. Van der Hoorn toont echter aan dat er op praktisch en theoretisch niveau geen sprake was van een “artistiek keerpunt”.