Constructing Turkey as a bridge in parliamentary discourses
Promotie: | drs. E. (Erdogan) Aykaç |
Wanneer: | 21 november 2024 |
Aanvang: | 14:30 |
Promotor: | prof. dr. J. (Jan) van der Harst |
Copromotor: | dr. A. (Arjan) van den Assem |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Letteren |
Turkije en de EU: een steeds moeizamer relatie
Turkije wordt al jaren bestempeld als een brug tussen het ‘Westen’ en het ‘Oosten’. Maar de relaties tussen Turkije en de EU staan de afgelopen jaren flink onder druk. Erdogan Aykaç toont met zijn promotieonderzoek aan de RUG zowel het Turkse als het Europese perspectief op verschillende vraagstukken, zoals migratie, energieveiligheid, terrorisme en de relaties met het Midden-Oosten. Volgens Aykaç hebben Europarlementariërs moeite om de islam en de Ottomaanse geschiedenis te omarmen als onderdeel van Europa, en benaderen ze het land steeds minder als een potentiële EU-lidstaat, maar meer als een strategische partner.
De inspiratie voor de ‘brug-metafoor’ is vooral geworteld in de geografische ligging van Turkije, als letterlijke verbinding tussen Europa en Azië. Onduidelijk blijft vaak echter wat deze brugfunctie exact inhoudt. Het proefschrift van Erdogan Aykaç toont hoe politieke elites de Turkse geopolitieke rol, identiteit en natie hebben vormgeven door gebruik te maken van de brugmetafoor in het Turkse parlement, van 1987 tot 2017. Aykaç illustreert hoe de brugmetafoor betekenis geeft aan de Turkse geografie, geschiedenis en cultuur, maar ook hoe zij ‘tegengestelde’ identiteiten – het ‘Westen’ en het ‘Oosten’ – samenbrengt en de ‘in-between positie’ van Turkije construeert.
Aykaç concludeert onder meer dat verwijzingen naar de islam en het Ottomaanse Rijk niet nieuw zijn en niet enkel toegeschreven kunnen worden aan de AKP, de partij van president Erdogan. Wel is de huidige regering assertiever en kent ze meer gewicht toe aan de Turkse rol en ambities met betrekking tot de regio en de rest van de wereld. Het onderzoek van Aykaç toont deze verschuiving, maar ook de uitdagingen die hiermee gepaard gaan. Hoewel Europarlementariërs de Turkse multidimensionale identiteit in de onderzochte periode erkenden, hadden ze moeite met het accepteren en samenbrengen van de diverse componenten van deze identiteit. De islam en het Ottomaanse Rijk werden gezien als ‘oosters’, en in sommige gevallen als een bedreiging voor de Europese identiteit. Aykac: ‘De moeite van Europarlementariërs om de islam en de Ottomaanse geschiedenis te omarmen als onderdeel van Europa, doet de vraag rijzen wat dit betekent voor moslimgemeenschappen in EU-lidstaten en Balkanlanden met een moslimmeerderheid die het EU-lidmaatschap ambiëren.’
Ook laat het onderzoek zien dat Europarlementariërs door de tijd heen Turkije minder benaderen als een potentiële EU-lidstaat, maar als een strategische partner om samen te kunnen werken op belangrijke vraagstukken op het terrein van energieveiligheid, migratie en de strijd tegen het terrorisme. Aykaç: ‘Deze tendens toont tevens het falen van de EU om Turkije te beïnvloeden op gebied van democratisering en mensenrechten.’