PvdA jaaroverzicht 1996
Uit: J. Hippe, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman. 'Kroniek 1996. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1996' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1996 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1997), 13-87, aldaar 57-66.
Inleiding
In 1996 vierde de PvdA haar vijftigjarig bestaan. Bij deze verjaardag stond de partij niet al te lang stil. De toestand waarin de jarige PvdA verkeerde was al jaren niet al te best: het leden- en kiezerstal lag beduidend lager dan dat waaraan de partij tot het einde van de jaren tachtig gewend was. Een nieuwe ledenwerf-campagne, waarbij partijleden via speelse advertenties werden opgeroepen de adressen van sympathisanten in hun omgeving aan het partijbureau door te geven, leverde weliswaar een bescheiden ledenwinst op, maar kon aan de teruggang in het ledental geen halt toeroepen. In de opiniepeilingen schommelden de sociaal-democraten tussen de 33 en 37 zetels. Deze peilingen bevestigden de populariteit van premier Kok: in december vond een relatieve meerderheid (25%) van de ondervraagde kiezers hem de beste politicus van het jaar.
Partijtop
Partijvoorzitter Rottenberg werd aan het begin van het jaar geveld door sarcoïdose, een auto-immuunziekte die bij hem een infectie in de longen veroorzaakte. Hij bleef nog wel columns schrijven voor het PvdA-Vlugschrift, behalve in de maanden april en mei. In een open brief aan alle partijleden kondigde Rottenberg op 4 november aan, zich in 1997 niet herkiesbaar te stellen omdat het herstel van zijn ziekte te lang duurde. Van verschillende kanten kreeg hij lof toegezwaaid voor wat werd genoemd zijn creatieve en vernieuwende manier van leiding geven. Daarnaast was er ook kritiek, onder meer van oud-partijbestuurder en politicoloog B. Tromp die Rottenberg verweet de PvdA om te vormen naar het model van Greenpeace: een eigenmachtig actief bestuur dat lijdzaam gesteund wordt door een machteloze massa donateurs (zie ook Jaaroverzicht 1995).
Vice-voorzitter Vreeman nam gedurende de rest van het jaar de functie van Rottenberg waar. Vanwege zijn waarnemend partijvoorzitterschap trok hij zich in oktober terug uit het bestuur van de Tweede-Kamerfractie, waar hij werd opgevolgd door mevr. E. Kalsbeek-Jasperse. Mevr. S.E.A. Noorman-den Uyl keerde evenmin terug in het fractiebestuur; naar verluidt werd zij niet herkozen naar aanleiding van conflicten met fractiegenote mevr. Van Nieuwenhoven. L.P. Middel nam haar plaats in het fractiebestuur over.
Begin november suggereerde Vreeman om mevr. K. Adelmund, de vice-voorzitter van de Tweede-Kamerfractie, kandidaat te stellen voor het partijvoorzitterschap. Zij wilde de kandidatuur wel aanvaarden, maar weigerde haar kamerlidmaatschap daarvoor op te geven. Aangezien ze als voorzitter dan geen salaris hoefde te hebben, zou ze daarmee de financiële nood van de partij enigszins verlichten. Haar mogelijke dubbelfunctie wekte enige weerstand in de partij, niet alleen bij fractiegenoten maar ook in de gewesten Groningen en Zuid-Holland en bij de Jonge Socialisten (JS). Een prominent partijlid als de Rotterdamse burgemeester A. Peper zag een oligarchiseringsproces in de partij optreden.
Ondanks de kritiek bleek Adelmund in december de enige prominente kandidaat voor het voorzitterschap te zijn. De fractievoorzitter van de PvdA in de Amsterdamse gemeenteraad, E. van der Laan, en zijn Leidse collega R. Hillebrand, die beiden door oud-partijbestuurder Tromp kandidaat waren gesteld, bleken niet bereid die kandidatuur te aanvaarden. Vijf andere personen, waaronder de voorzitter van de afdeling Harmelen, A. Bazuin, en een oud-lid van de Provinciale Staten in Gelderland, mevr. M. van de Kam-Tolsma, waren wel bereid als tegenkandidaten op te treden, maar genoten weinig bekendheid binnen de partij. Het partijbestuur sprak zijn steun uit voor Adelmund, waarmee het vrijwel zeker leek dat het partijcongres in februari 1997 haar tot voorzitter zou kiezen.
Partijcongres
Op 10 februari vierde de PvdA haar vijftigjarig bestaan in Zwolle. Het congres stond niet lang stil bij deze verjaardag. In zijn openingsrede wees waarnemend voorzitter Vreeman op de noodzaak de partij voortdurend te vernieuwen. Hij bestreed de kritiek van de reeds genoemde Tromp dat de partijvernieuwing ten koste zou gaan van de partijdemocratie.
Het congres was voornamelijk gewijd aan de ontwerpresolutie Ideeën voor de toekomst, die het partijbestuur in 1995 had opgesteld na de discussie over een drietal rapporten, De PvdA en de stad, De wonderbaarlijke terugkeer van de solidariteit en De sociale staat van Nederland (zie Jaaroverzicht 1995).
De resolutie werd in vier onderdelen behandeld. Het meest beladen was de discussie over arbeid en sociale zekerheid. Het Tweede-Kamerlid Adelmund verdedigde de privatisering van Ziektewet en WAO, die volgens haar niet ten koste van de uitkeringsniveaus zou gaan; 'we zijn niet de Partij van de Overheid' (Trouw, 12 februari 1996) voegde zij de talrijke tegenstanders van privatisering toe. Ook de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie, J. Wallage, nam het in zijn congresrede op voor de herziening van Ziektewet en WAO. De kritische moties van de tegenstanders - met name de JS en de afdeling Groningen - kregen uiteindelijk onvoldoende steun van het congres. Wel nam het congres een amendement van de JS aan op de resolutie van het partijbestuur betreffende 'basisbanen': weigering van betaald werk of opleiding zou niet met kortingen op uitkeringen gestraft mogen worden. De resolutie werd op nog een aantal punten tegen de zin van het partijbestuur geamendeerd: in plaats van een hardere aanpak van drugs besloot het congres legalisering van soft drugs na te streven; groot-gebruikers van energie zouden een energieheffing (ecotax) dienen te betalen; en de hypotheekrente zou slechts in beperkte mate fiscaal aftrekbaar mogen blijven.
Sociale zekerheid in de toekomst
Met het congres in februari sloot de PvdA het debat over sociale zekerheid nog niet af. Het congres verzocht om een discussie over de toekomst van de sociale zekerheid op langere termijn. Adelmund zou hierbij het voortouw nemen. Vier sociale wetenschappers schreven elk een voorspelling van de situatie in het jaar 2005. Op 30 mei werden de vier scenario's in Den Haag gepresenteerd.
Op 12 september presenteerde Adelmund de nota van de door haar geleide commissie, Sociale zekerheid bij de tijd. Voor de commissie stonden economische zelfstandigheid en het recht op initiatief voor werklozen voorop. Men wilde onder andere via een 'participatiewet' werklozen de keuze bieden een opleiding te volgen, maatschappelijke dienstverlening te verrichten of een eigen onderneming te beginnen, met (gedeeltelijk) behoud van uitkering. Minister A.P.W. Melkert van Sociale Zaken sprak bij de presentatie enigszins terughoudend van een 'gedurfd plan'. Op 23 november legde een ROSA-vrouwenconferentie in Amsterdam de voorstellen van de commissie-Adelmund 'langs de emancipatie-meetlat'.
Congresconferentie
De voorstellen van de commissie-Adelmund werden vervolgens besproken op een zogenaamde 'congresconferentie' in Zwolle op 12 oktober. Deze bijeenkomst diende als voorbereiding op het partijcongres in februari 1997. Hier kreeg Adelmund zowel kritiek als bijval voor haar plannen. Minister Melkert en senator W. van de Zandschulp vreesden dat de voorgestelde participatiewet te duur zou worden en wellicht teveel individualisering zou betekenen ten koste van de solidariteit. Later zou ook Wallage kritiek leveren. De JS daarentegen juichte de plannen toe. Het partijbestuur nam uiteindelijk de voorstellen zonder veel wijzigingen over in de ontwerpresolutie voor het congres in 1997.
Op de congresconferentie stonden ook nota's over het buitenlands beleid en de AOW ter discussie. Een commissie onder leiding van het Tweede-Kamerlid Van Traa had in september de discussienota Voorbij de waterlinie. Het buitenland van de PvdA het licht doen zien, waaraan ook oud-staatssecretaris P. Dankert had bijgedragen. Opzien baarde de mening van de commissie over Europese integratie. Aan de ene kant wees zij federalisme af; aan de andere kant stond zij actieve integratie voor 'ook als dat proces niet naar wens verloopt vanwege het ontbreken van werkelijke democratische controle'. Na de discussie op de congresconferentie nam het partijbestuur in de ontwerpresolutie voor het volgende partijcongres deze keuze niet over; het 'democratisch tekort' van de Europese Unie bleef in zijn ogen onaanvaardbaar.
Het Tweede-Kamerlid J.P.C.M. van Zijl had een nota opgesteld over de AOW in de toekomst, getiteld Een onbezorgde oudedag; haalbaar en betaalbaar. Een sociaal-democratische visie op houdbare oudedagsvoorzieningen, die in mei door de Tweede-Kamerfractie was gepubliceerd. Zijn voorstellen voor een bufferfonds voor de AOW - te financieren uit een beperkte premiestijging, verbreding van het draagvlak van de premie en een bijdrage van ouderen zelf - kregen wisselende reacties. Het partijbestuur nam de voorstellen in enigszins afgezwakte vorm over in de ontwerpresolutie voor het congres in februari 1997.
Op weg naar een nieuw beginselprogramma?
In 1992 nam het partijcongres een resolutie aan om in 1994 te beginnen met de opstelling van een nieuw beginselprogramma. Het huidige programma uit 1977 leek in de ogen van veel partijleden al lang verouderd. Van het congresvoornemen kwam echter weinig terecht, totdat enige tijd geleden de voormalige voorzitter van de Tweede-Kamerfractie, M.A.M. Wöltgens - sinds 1994 burgemeester van Kerkrade - begon aan een programontwerp. Naar zijn zeggen was hij hiertoe uitgenodigd door partijvoorzitter Rottenberg. In juni 1996 besloot het partijbestuur echter eerst advies in te winnen of herziening van het beginselprogramma wel zo urgent was. Waarnemend voorzitter Vreeman had al gesuggereerd hiermee te wachten tot na de Tweede-Kamerverkiezingen van 1998. Uiteindelijk besloot het partijbestuur aan Wöltgens te vragen om een notitie op te stellen waarin de wenselijkheid van zo'n nieuw program werd nagegaan en een voorstel werd gedaan voor de te volgen procedure. Deze notitie verscheen in november onder de titel Een nieuw beginselprogramma voor de Partij van de Arbeid? Op basis daarvan besloot het partijbestuur om na de verkiezingen van 1998 een beginselprogrammacommissie in te stellen.
De WBS had eerder al aan het thema beginselen aandacht geschonken met de publicatie Inzake beginselen. Het zeventiende jaarboek voor het democratisch socialisme. Deze bundel verscheen onder de redactie van F. Becker, W. van Hennekeler, B. Tromp en M. van Zuylen.
Tweede-Kamerverkiezingen 1998 en toekomst paarse coalitie
De Tweede-Kamerverkiezingen wierpen in 1996 reeds hun schaduw vooruit. Op 31 juli verzocht het partijbestuur A.J. Dunning, hoogleraar geneeskunde en voorzitter van het curatorium van de WBS, om een commissie te leiden die kandidaten voor deze verkiezingen zou gaan selecteren. Dunning willigde dit verzoek in.
Nu het kabinet-Kok twee jaar had vol gemaakt, kwam af en toe de mogelijke voortzetting van de coalitie van PvdA met D66 en VVD na de kamerverkiezingen in 1998 ter sprake. In een toelichting op de troonrede sprak premier Kok zijn voorkeur uit voor voortzetting van de coalitie. In een gesprek met oud-staatssecretaris M.P.A. van Dam bij een partijbijeenkomst in oktober voegde Kok daar echter aan toe dat er een 'niet geringe complicatie' zou ontstaan indien de VVD de grootste partij zou worden (Trouw, 14 oktober 1996). In dat geval zou hij niet als minister in een kabinet-Bolkestein willen terugkeren.
Fractievoorzitter Wallage toonde zich terughoudender en liet duidelijk de mogelijkheid van een coalitie met het CDA open. In zijn ogen maakte VVD-leider Bolkestein voortzetting van de paarse coalitie 'uiterst onwaarschijnlijk', indien hij vasthield aan de wens de vermogensbelasting af te schaffen en de tarieven van inkomstenbelasting voor de hoogste inkomens te verlagen. Overigens hadden in 1996 tussen vooraanstaande leden van CDA en PvdA verschillende gesprekken plaatsgevonden over de sociale rechtsstaat (zie in deze Kroniek onder CDA).
Hogesnelheidslijn
De discussie over het traject van de Hogesnelheidslijn leidde tot verdeeldheid binnen de PvdA. Terwijl het kabinet, met inbegrip van alle PvdA-ministers, akkoord ging met een (gedeeltelijk ondertunnelde) route door het Groene Hart, gaf de Tweede-Kamerfractie de voorkeur aan de zogenaamde Bos-variant langs de autosnelwegen. Een aantal provinciale en lokale bestuurders van de PvdA in Zuid-Holland - bijvoorbeeld de Rotterdamse wethouder H. Kombrink - sprak in november steun uit voor het kabinetsstandpunt en wees de Bos-variant af. In december zwichtte de fractie en stemde uiteindelijk in met het traject door het Groene Hart (zie ook in deze Kroniek onder Hoofdmomenten).
Niet Nix
In 1995 was in de PvdA naast de JS een jongerennetwerk ontstaan. De initiatiefnemers waren de geschiedenisstudenten E. van Bruggen en L. Booij, die al enige tijd de redactie van het PvdA-Vlugschrift verzorgden. Zij wilden jongeren op een lossere manier bij de PvdA betrekken dan via de JS. Mede daarom organiseerden zij - in samenwerking overigens met de JS - op 21 en 22 september een grote jongerenconferentie in Amsterdam. Bijna tweeduizend jongeren namen hieraan deel, waarvan minder dan de helft leden van de PvdA of de JS. TV-presentator en filmmaker Th. van Gogh interviewde een aantal PvdA-prominenten. De organisatoren van de conferentie schreven samen met negentien andere jongeren - waaronder de auteur R. Giphart - het pamflet Niet Nix, ideeën voor de Partij van de Arbeid. Deze kritische 'liefdesverklaring aan de PvdA' werd op 2 december in Amsterdam aan kandidaat-voorzitter Adelmund aangeboden. De auteurs wensten meer ruimte voor jongeren, zowel in bedrijven en bij de overheid als binnen de partij. Op vrijwel alle beleidsterreinen hadden ze voorstellen geformuleerd: voor versterking van de VN en democratisering van de Europese Unie, een 'groene chipknip' voor aanschaf van milieuvriendelijke producten zonder BTW, een leerplicht van twee tot achttien jaar, en een flexibeler arbeidsmarkt. Anders dan de vorige generatie - zoals die zich in de jaren zestig als Nieuw Links manifesteerde - streefden de 'Niet-Nixers' niet naar de verovering van machtsposities binnen de partij, al pleitten ze wel voor vernieuwing op alle bestuursniveaus. Gewezen Nieuw-Linksers als Van Dam en J.C.J. Lammers vonden hen daarom nogal braaf. Adelmund sprak de hoop uit dat zij zich meer in de partij zouden engageren; Rottenberg daarentegen raadde hen aan distantie te bewaren en was vol lof voor 'Niet Nix'.
De JS was minder ingenomen met het initiatief. In een open brief, 'Nix nieuws onder de zon', noemde de JS de Niet Nixers 'een clubje randstedelijke academici' met weinig nieuwe ideeën. Niettemin verklaarde JS-voorzitter mevr. F. Bod zich bereid tot samenwerking.
Europa
De PvdA-delegatie in het Europees Parlement organiseerde in 1996 verschillende bijeenkomsten. Op 3 februari hield men een 'Europadag' in Rotterdam. Europarlementariër W. van Velzen verweet in zijn toespraak het kabinet, te weinig aandacht aan Europa te besteden en pleitte voor een Europees werkgelegenheidsbeleid. Op 22 februari organiseerde de PvdA-delegatie een conferentie in Amsterdam, in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam, onder de titel 'Haalt de EMU 1999?' Naast enkele economen spraken thesaurier-generaal H. Brouwer, Europarlementariër A. Metten en de directeur van De Nederlandse Bank, W. Duisenberg, de aanwezigen toe. Op 15 juni belegde de delegatie samen met het gewest Zuid-Holland van de PvdA te Rotterdam een discussiemiddag over 'De uitbreiding van de EU: ja knikken, nee bedoelen?'.
In september raakte mevr. L. van Bladel in conflict met haar fractiegenoten in het Europees Parlement. Aanleiding vormde het ontslag dat zij haar medewerker R. Vierhout verleend had, zonder instemming van de fractie. Bladel sloot zich vervolgens aan bij de fractie Unie voor Europa (Union pour l'Europe), een gematigd-nationalistische groepering waarvan onder andere de Franse neo-gaullisten, de Italiaanse Forza Italia en de Ierse Fianna Fail deel uitmaakten. De PvdA vond dat zij haar zetel diende op te geven. Het conflict escaleerde enigszins in oktober, toen volgens Bladel haar voormalige fractie- en huisgenote mevr. H. d'Ancona haar in het parlementsgebouw met een tas geslagen zou hebben. D'Ancona ontkende dit, maar gaf toe dat zij Bladel de weg versperd had. Zij verweet Bladel 'mee te stemmen met de fractie van Le Pen' (de Volkskrant, 9 november 1996). De leider van de Franse neo-gaullisten in het Europees Parlement, J.-C. Pasty, reageerde verontwaardigd op deze vergelijking van zijn partij met die van de neo-fascist Le Pen, maar D'Ancona hield vol dat het stemgedrag van beide partijen sterk overeenkwam.
Een werkgroep onder leiding van Europarlementariër M. van Putten publiceerde in september de notitie Roeien met meer riemen: impulsen voor een geïntegreerd Europees milieubeleid. Mede met het oog op het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie in 1997 deed de werkgroep een groot aantal concrete aanbevelingen, waaronder een energieheffing om CO2-emissies te verminderen en accijns op kerosine (vliegtuigbenzine).
Verwante instellingen en publicaties
Het vijftigjarig bestaan van de PvdA vormde de aanleiding voor de bundel Hier: de Partij van de Arbeid! Vijftig jaar geschiedenis in interviews, onder redactie van M. Mevius, L. Booij, E. van Bruggen en Sj. de Jong. In deze bundel haalden 35 bekende en minder bekende partijleden persoonlijke herinneringen aan de partij op.
Op 25 januari hield het wetenschappelijk bureau van de PvdA, de Wiardi Beckman Stichting (WBS), in Amsterdam een discussie over De verplaatsing van de politiek. De WBS had in 1995 een rapport gepubliceerd onder dezelfde titel. De Groninger geschiedfilosoof F. Ankersmit en de Leuvense politicoloog L. Huyse reageerden op het rapport.
De WBS vierde op 5 februari haar vijftigjarig bestaan. Oud-minister E. van Thijn en premier Kok spraken de bijeenkomst toe. Kok merkte hierbij op dat hij de WBS zo voortreffelijk vond dat hij haar wel eens wilde uitlenen aan andere partijen; maar, voegde hij er malicieus aan toe, soms had hij het gevoel dat dat zonder zijn medeweten al gebeurd was. Hij doelde daarbij op de soms scherpe kritiek die met name WBS-directeur P. Kalma de laatste tijd geleverd had op de koers van de partij en op het kabinet-Kok.
De WBS publiceerde in 1996 De strijd om de EMU. Economisch beleid aan banden? van de hand van Europarlementariër Metten en beleidsmedewerker B. van Riel. De schrijvers achtten de Economische en Monetaire Unie onmisbaar, maar meenden dat daarbinnen een nationaal werkgelegenheidsbeleid mogelijk moest blijven.
De JS, de jongerenorganisatie van de PvdA, koos op haar Pinksterkamp op 26 en 27 mei te Heemskerk een nieuwe voorzitter, mevr. F. Bod. Zij was voordien persvoorlichter en redactrice van het blad Clinch geweest. Verder hield men zich bezig met de onderwerpen 'De invloed van werk op je leven' en 'overheid en sexualiteit'.
Op 23 en 24 november hield de JS haar jaarlijks congres te Groningen. Er werd gediscussieerd over het thema modernisering van de sociale zekerheid. Tijdens het huishoudelijke deel koos de JS een nieuw bestuur, waarbij Bod herkozen werd als voorzitter. Het congres besloot voorts om samen met de jongerenorganisaties van D66 en GroenLinks een regeerakkoord voor een 'groene coalitie' tussen de drie partijen te gaan opstellen.
De JS publiceerde in 1996 een kritische nota over de Nieuwe Algemene Bijstandswet getiteld Geen maatwerk, maar willekeur: een onderzoek naar het toeslagenbeleid in 21 Nederlandse steden, van de hand van de bestuursleden S. Sytema en R. van de Schaaf; dit was een herziene versie van een in 1995 verschenen stuk.
De Evert Vermeer Stichting (EVS), de organisatie voor ontwikkelingssamenwerking van de PvdA, hield een landelijke conferentie op 16 maart in Amersfoort onder het motto 'In actie voor milieu en werk'. Minister J.P. Pronk van Ontwikkelingssamenwerking pleitte in zijn toespraak voor 'afslanking' van het apparaat van de VN. Verder sprak onder meer de voorzitter van de EVS, H. van der Vlist.
Van 7 tot 12 oktober hield de EVS een 'debat-tournee' in acht steden over 'Milieu en werk in Noord en Zuid', waaraan de ministers Pronk en mevr. De Boer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer deelnamen. Op 3 december organiseerde de EVS in Utrecht een debat over 'Het PvdA-kompas voor (mondiale) duurzaamheid'.
De Alfred Mozer Stichting - een instelling van de PvdA die zich bezig houdt met Midden- en Oost-Europa - organiseerde ook in 1996 trainingen voor geestverwante politici in Oost-Europa, met name Albanië, Estland, Montenegro, Roemenië en de Tsjechische Republiek. Voorts werkte ze mee aan seminars in Macedonië en Rusland.
Het Centrum voor Lokaal Bestuur (CLB) hield op 24 februari een conferentie in Utrecht over de toekomstige positie van de gemeente. Het Tweede-Kamerlid D. de Cloe en staatssecretaris mevr. A.G.M. van de Vondervoort van Binnenlandse Zaken spraken over de herindeling van gemeenten respectievelijk provincies.
Op 11 mei vond in Arnhem het jaarlijkse Festival voor het Binnenlands Bestuur plaats met als thema: 'de inrichting van Nederland'. De voorzitter van het CLB, de Groninger burgemeester H. Ouwerkerk, hield een jaarrede met als titel 'Breukvlakken in de lokale democratie'.
Op 28 september organiseerde het CLB een studiedag te Amsterdam. Premier Kok blikte in zijn toespraak terug op de afgelopen regeerperiode. De vice-voorzitter van het CLB, F. de Zeeuw sprak over lokale lasten. Vervolgens hield de Leidse oud-hoogleraar politicologie H. Daalder de tweede Wibautlezing over W. Drees als gemeentebestuurder.
In maart publiceerde de Landelijke Werkgroep Ouderenbeleid de brochure Veerkrachtig ouderenbeleid. Een bijdrage van PvdA-ouderen aan de politieke discussie. Vier projectgroepen hadden deelrapporten geschreven over onderwijs, inkomenspositie, wonen en zorg voor ouderen. De auteurs deden tal van aanbevelingen, onder meer om ouderen een educatief basispakket te garanderen, de AOW waarde- en welvaartsvast te maken en eventueel daartoe de premies te verhogen.
De coördinatiegroep 'Emancipatie en Samenleving' stelde een ROSA-vrouwenprogram op om de samenwerking tussen vrouwen in de partij te bevorderen, onder meer via debatten over actuele politieke onderwerpen. In het kader van het ROSA-programma werd in het najaar een conferentie georganiseerd voor fractievoorzitters in gemeenteraden om de politieke participatie van allochtone vrouwen te bevorderen.
Personalia
Op 13 januari overleed H.J. Roethof, die van 1969 tot 1982 en van 1986 tot 1989 lid van de Tweede Kamer was geweest. Hij begon zijn politieke loopbaan in 1951 als voorzitter van de Jongerenorganisatie voor Vrijheid en Democratie (JOVD), maar bedankte in 1963 voor de in zijn ogen te conservatieve VVD om zich een jaar later aan te sluiten bij de PvdA.
Op 28 maart nam A.H.A. Lenssen ontslag als burgemeester van Emmen, nadat eerder al vijf wethouders afgetreden waren. De bestuurscrisis in Emmen kwam tot uitbarsting nadat twee ambtenaren waren geschorst die beschuldigd werden van een arrogante en agressieve stijl van leiding geven.
In maart trad Th. Quené af als voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER). Hij zou in september waarnemend burgemeester van Zaanstad worden, na het vertrek van mevr. J. Bruinsma-Kleijwegt. Zij nam ontslag na verschillende aanvaringen met raadsleden, de gemeentesecretaris en de hoofdcommissaris van politie in de regio. Als voorzitter van de SER werd Quené op 1 april opgevolgd door zijn partijgenoot K. de Vries, directeur van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en lid van de Tweede Kamer van 1971 tot 1988. De functie van De Vries werd vanaf 1 september door een partijgenoot vervuld, de voorzitter van de Eerste-Kamerfractie J.Th.J. van den Berg, tevens hoogleraar politieke wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Leiden. Fractievoorzitter in de senaat werd de Maastrichtse hoogleraar in de rechten M.J. Cohen, die in 1993-1994 staatssecretaris voor Onderwijs en Wetenschappen was geweest. De Eerste-Kamerzetel van Van de Berg viel toe aan P. Stoffelen, oud-lid van de Tweede Kamer van 1971 tot 1994; hij had al in 1995 een verkiesbare plaats op de kandidatenlijst gekregen maar was toen gepasseerd door M. Pit, na een voorkeursactie van Gelderse Statenleden.
H.W. Riem, oud-burgemeester van Brunssum, was in 1995 door de rechtbank van Maastricht vrijgesproken van corruptie en valsheid in geschrifte. In hoger beroep voor het gerechtshof van Den Bosch werd hij in juli opnieuw vrijgesproken van corruptie, maar veroordeeld tot een boete van 2.500 gulden wegens valsheid in geschrifte.
Op 21 augustus overleed I. Vorrink, minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne in het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Zij was voordien Eerste-Kamerlid (1969-1973) en nadien wethouder in Amsterdam (1978-1979). In 1979 had ze zich uit de wereld van bestuur en politiek teruggetrokken.
Op 1 september aanvaardde J.G.M. Alders zijn functie als Commissaris van de Koningin in Groningen. Alders was minister voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer geweest in het derde kabinet-Lubbers (1989-1994) en daarna directeur van het Europese bureau voor milieubescherming van de VN in Génève.
Op 26 september nam J.C.J. Lammers afscheid als Commissaris van de Koningin in Flevoland. Hij was de eerste Commissaris van de nieuwe provincie, die hij eerst als landdrost bestuurd had.
In november kwam de Groninger burgemeester H. Ouwerkerk in opspraak vanwege een niet door hem vermelde nevenfunctie in het bestuur van een stichting die de administratie van een aannemersbedrijf in Zuid-Holland verzorgde. Ouwerkerk legde de functie onmiddellijk neer.
Laatst gewijzigd: | 11 april 2023 11:13 |