Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Partij van de Arbeid (PvdA) Geschiedenis

PvdA jaaroverzicht 1996

Uit: J. Hippe, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman. 'Kroniek 1996. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1996' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1996 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1997), 13-87, aldaar 57-66.

Inleiding

In 1996 vierde de PvdA haar vijftigjarig bestaan. Bij deze verjaardag stond de partij niet al te lang stil. De toestand waarin de jarige PvdA verkeerde was al jaren niet al te best: het leden- en kiezerstal lag beduidend lager dan dat waaraan de partij tot het einde van de jaren tachtig gewend was. Een nieuwe ledenwerf-cam­pagne, waarbij partijleden via speelse ad­verten­ties werden opgeroepen de adressen van sympa­thisanten in hun omgeving aan het partijbureau door te geven, leverde wel­iswaar een bescheiden leden­winst op, maar kon aan de terug­gang in het ledental geen halt toeroepen. In de opiniepeilin­gen schommel­den de sociaal-democraten tussen de 33 en 37 ze­tels. Deze pei­lingen bevestig­den de popula­riteit van pre­mier Kok: in decem­ber vond een relatieve meer­derheid (25%) van de onder­vraagde kiezers hem de beste politi­cus van het jaar.

Partijtop

Partijvoorzitter Rottenberg werd aan het begin van het jaar geveld door sarcoïdose, een auto-immuun­ziekte die bij hem een infectie in de longen veroorzaakte. Hij bleef nog wel columns schrijven voor het PvdA-Vlug­schrift, behalve in de maanden april en mei. In een open brief aan alle par­tijleden kon­digde Rotten­berg op 4 november aan, zich in 1997 niet her­kies­baar te stellen omdat het her­stel van zijn ziekte te lang duur­de. Van verschil­lende kanten kreeg hij lof toege­zwaaid voor wat werd genoemd zijn creatie­ve en ver­nieuwende manier van leiding ge­ven. Daarnaast was er ook kritiek, onder meer van oud-par­tij­be­stuurder en politicoloog B. Tromp die Rotten­berg verweet de PvdA om te vormen naar het model van Greenpeace: een eigen­machtig actief bestuur dat lijdzaam gesteund wordt door een machteloze massa donateurs (zie ook Jaaroverzicht 1995).

Vice-voorzitter Vreeman nam gedurende de rest van het jaar de functie van Rottenberg waar. Vanwege zijn waarne­mend par­tij­voor­zit­ter­schap trok hij zich in oktober terug uit het bestuur van de Twee­de-Kamer­frac­tie, waar hij werd opge­volgd door mevr. E. Kals­beek-Jasperse. Mevr. S.E.A. Noorman-den Uyl keerde even­min terug in het frac­tiebestuur; naar verluidt werd zij niet herko­zen naar aanlei­ding van con­flicten met frac­tiegenote mevr. Van Nieuwenho­ven. L.P. Middel nam haar plaats in het fractie­bestuur over.

Begin november suggereerde Vreeman om mevr. K. Adelmund, de vice-voor­zitter van de Tweede-Kamerfrac­tie, kandidaat te stel­len voor het partijvoorzit­terschap. Zij wilde de kandida­tuur wel aanvaarden, maar weigerde haar kamerlidmaatschap daarvoor op te geven. Aangezien ze als voorzitter dan geen salaris hoefde te hebben, zou ze daarmee de finan­ciële nood van de partij enigs­zins verlichten. Haar mogelijke dubbelfunc­tie wekte enige weerstand in de partij, niet alleen bij fractie­ge­noten maar ook in de gewes­ten Groningen en Zuid-Holland en bij de Jonge Socialisten (JS). Een prominent partijlid als de Rotter­damse burge­meester A. Peper zag een oli­garchise­ringspro­ces in de partij optreden.

Ondanks de kritiek bleek Adelmund in december de enige promi­nente kandi­daat voor het voorzitter­schap te zijn. De frac­tie­voorzit­ter van de PvdA in de Amsterdamse gemeenteraad, E. van der Laan, en zijn Leidse collega R. Hillebrand, die beiden door oud-partijbestuurder Tromp kan­didaat waren gesteld, bleken niet bereid die kandidatuur te aanvaarden. Vijf andere perso­nen, waar­onder de voorzitter van de afdeling Harmelen, A. Ba­zuin, en een oud-lid van de Provin­ciale Staten in Gelder­land, mevr. M. van de Kam-Tolsma, waren wel bereid als tegen­kandi­daten op te treden, maar genoten weinig bekendheid binnen de partij. Het partijbe­stuur sprak zijn steun uit voor Adel­mund, waar­mee het vrijwel zeker leek dat het partij­congres in febru­ari 1997 haar tot ­voor­zitter zou kiezen.

Partijcongres

Op 10 februari vierde de PvdA haar vijftigjarig bestaan in Zwolle. Het congres stond niet lang stil bij deze verjaar­dag. In zijn openingsrede wees waarnemend voorzitter Vreeman op de noodzaak de partij voortdurend te vernieuwen. Hij be­streed de kritiek van de reeds genoemde Tromp dat de partijvernieuwing ten koste zou gaan van de par­tijdemocratie.

Het congres was voornamelijk gewijd aan de ontwerpreso­lutie Ideeën voor de toe­komst, die het partij­bestuur in 1995 had op­gesteld na de discussie over een drietal rap­porten, De PvdA en de stad, De wonderbaarlijke terugkeer van de solida­riteit en De sociale staat van Neder­land (zie Jaar­overzicht 1995).

De resolutie werd in vier onderdelen behandeld. Het meest be­laden was de discussie over arbeid en sociale zekerheid. Het Tweede-Kamerlid Adelmund verdedigde de privati­sering van Ziektewet en WAO, die volgens haar niet ten koste van de uit­keringsniveaus zou gaan; 'we zijn niet de Partij van de Over­heid' (Trouw, 12 februari 1996) voegde zij de talrijke tegen­standers van privati­sering toe. Ook de voorzitter van de Tweede-Kamerfrac­tie, J. Walla­ge, nam het in zijn congresrede op voor de her­ziening van Ziekte­wet en WAO. De kritische moties van de tegenstanders - met name de JS en de afdeling Groningen - kregen uiteindelijk on­voldoen­de steun van het congres. Wel nam het congres een amen­dement van de JS aan op de resolu­tie van het partij­bestuur be­treffende 'basisbanen': weigering van betaald werk of oplei­ding zou niet met kortingen op uitke­ringen ge­straft mogen wor­den. De resolutie werd op nog een aantal punten tegen de zin van het partijbestuur geamen­deerd: in plaats van een hardere aanpak van drugs besloot het congres legalisering van soft drugs na te streven; groot-gebruikers van energie zouden een energieheffing (ecotax) dienen te betalen; en de hypo­theekren­te zou slechts in beperk­te mate fiscaal aftrekbaar mogen blij­ven.

Sociale zekerheid in de toekomst

Met het congres in februari sloot de PvdA het debat over soci­ale zekerheid nog niet af. Het congres verzocht om een discus­sie over de toekomst van de sociale zekerheid op langere ter­mijn. Adelmund zou hierbij het voortouw nemen. Vier sociale weten­schappers schreven elk een voorspelling van de si­tuatie in het jaar 2005. Op 30 mei werden de vier scenario's in Den Haag gepresen­teerd.

Op 12 september presenteerde Adelmund de nota van de door haar geleide commissie, Sociale zekerheid bij de tijd. Voor de com­missie stonden economische zelfstandigheid en het recht op ini­tiatief voor werklozen voorop. Men wilde onder andere via een 'participatiewet' werklo­zen de keuze bieden een opleiding te volgen, maat­schap­pe­lijke dienst­verle­ning te verrichten of een eigen onder­ne­ming te beginnen, met (gedeel­telijk) behoud van uitke­ring. Minister A.P.W. Melkert van Sociale Zaken sprak bij de presentatie enigs­zins terug­houdend van een 'ge­durfd plan'. Op 23 november legde een ROSA-vrouwenconferen­tie in Amsterdam de voorstellen van de commissie-Adel­mund 'langs de eman­cipa­tie-meet­lat'.

Congresconferentie

De voorstellen van de commissie-Adelmund werden vervol­gens be­sproken op een zogenaamde 'congresconferentie' in Zwolle op 12 oktober. Deze bijeenkomst diende als voorbereiding op het par­tijcongres in februari 1997. Hier kreeg Adelmund zowel kritiek als bijval voor haar plannen. Minister Melkert en senator W. van de Zandschulp vreesden dat de voorgestelde participatiewet te duur zou worden en wellicht teveel individualisering zou be­tekenen ten koste van de solidariteit. Later zou ook Walla­ge kritiek leveren. De JS daarentegen juichte de plannen toe. Het partij­bestuur nam uiteindelijk de voorstellen zonder veel wij­zigin­gen over in de ontwerpresolu­tie voor het congres in 1997.

Op de congresconferentie stonden ook nota's over het buiten­lands beleid en de AOW ter discussie. Een commissie onder lei­ding van het Tweede-Kamerlid Van Traa had in september de discussienota Voor­bij de waterli­nie. Het buiten­land van de PvdA het licht doen zien, waaraan ook oud-staatsse­cre­taris P. Dankert had bijge­dragen. Opzien baarde de mening van de com­missie over Europese integratie. Aan de ene kant wees zij fe­deralis­me af; aan de andere kant stond zij actieve integra­tie voor 'ook als dat proces niet naar wens verloopt vanwege het ontbreken van werkelijke democratische controle'. Na de dis­cus­sie op de con­gres­confe­rentie nam het partij­bestuur in de ontwerp­resolu­tie voor het volgen­de partij­con­gres deze keuze niet over; het 'democra­tisch te­kort' van de Europese Unie bleef in zijn ogen onaan­vaard­baar.

Het Tweede-Kamerlid J.P.C.M. van Zijl had een nota opgesteld over de AOW in de toekomst, getiteld Een onbezorgde oudedag; haalbaar en betaalbaar. Een sociaal-democratische visie op houdbare oudedagsvoorzie­ningen, die in mei door de Tweede-Kamerfractie was gepubliceerd. Zijn voorstellen voor een buffer­fonds voor de AOW - te financieren uit een beperkte premiestij­ging, ver­bre­ding van het draagvlak van de premie en een bij­drage van ouderen zelf - kregen wisse­lende reac­ties. Het par­tijbestuur nam de voorstellen in enigszins afgezwakte vorm over in de ont­werpresolu­tie voor het congres in februari 1997.

Op weg naar een nieuw beginselprogramma?

In 1992 nam het partijcongres een resolutie aan om in 1994 te beginnen met de opstelling van een nieuw beginselprogramma. Het huidige programma uit 1977 leek in de ogen van veel par­tijleden al lang ver­ou­derd. Van het con­gresvoor­nemen kwam echter weinig terecht, totdat enige tijd geleden de voormalige voorzitter van de Tweede-Kamerfrac­tie, M.A.M. Wölt­gens - sinds 1994 burgemeester van Kerkrade - begon aan een programont­werp. Naar zijn zeggen was hij hiertoe uitgenodigd door partijvoor­zitter Rotten­berg. In juni 1996 besloot het par­tij­be­stuur echter eerst advies in te winnen of herzie­ning van het begin­selpro­gramma wel zo ur­gent was. Waarnemend voor­zitter Vreeman had al gesug­ge­reerd hiermee te wachten tot na de Tweede-Kamer­verkie­zingen van 1998. Uiteindelijk besloot het partijbestuur aan Wöltgens te vragen om een notitie op te stel­len waarin de wenselijkheid van zo'n nieuw program werd nagegaan en een voorstel werd gedaan voor de te volgen proce­dure. Deze notitie verscheen in november onder de titel Een nieuw beginselpro­gram­ma voor de Par­tij van de Ar­beid? Op basis daar­van be­sloot het partijbe­stuur om na de verkie­zingen van 1998 een beginsel­pro­grammacommissie in te stellen.

De WBS had eerder al aan het thema beginselen aandacht ge­schonken met de publicatie Inzake beginselen. Het zeventiende jaarboek voor het democra­tisch socialisme. Deze bundel ver­scheen onder de redactie van F. Becker, W. van Hennekeler, B. Tromp en M. van Zuylen.

Tweede-Kamerverkiezingen 1998 en toekomst paarse coalitie

De Tweede-Kamerverkiezingen wierpen in 1996 reeds hun schaduw vooruit. Op 31 juli verzocht het partijbestuur A.J. Dunning, hoogleraar geneeskunde en voorzitter van het curato­rium van de WBS, om een commissie te leiden die kandida­ten voor deze ver­kiezingen zou gaan selecteren. Dunning wil­ligde dit verzoek in.

Nu het kabinet-Kok twee jaar had vol gemaakt, kwam af en toe de mogelijke voortzetting van de coalitie van PvdA met D66 en VVD na de kamerverkie­zingen in 1998 ter sprake. In een toe­lichting op de troonrede sprak premier Kok zijn voorkeur uit voor voortzet­ting van de coalitie. In een gesprek met oud-staatsse­cretaris M.P.A. van Dam bij een partijbijeenkomst in ok­to­ber voegde Kok daar echter aan toe dat er een 'niet gerin­ge complicatie' zou ontstaan indien de VVD de grootste partij zou worden (Trouw, 14 oktober 1996). In dat geval zou hij niet als mi­nister in een kabinet-Bolkestein willen terugke­ren.

Fractievoorzitter Walla­ge toonde zich terughoudender en liet duidelijk de moge­lijk­heid van een coalitie met het CDA open. In zijn ogen maakte VVD-leider Bolkestein voortzetting van de paarse coali­tie 'uiterst onwaarschijn­lijk', indien hij vast­hield aan de wens de vermogensbelas­ting af te schaffen en de tarieven van inkom­stenbelasting voor de hoogste inkomens te verla­gen. Overigens hadden in 1996 tussen vooraanstaande leden van CDA en PvdA verschillende gesprekken plaatsgevonden over de socia­le rechts­staat (zie in deze Kroniek onder CDA).

Hogesnelheidslijn

De discussie over het traject van de Hogesnelheidslijn leidde tot ver­deeld­heid binnen de PvdA. Terwijl het kabinet, met inbe­grip van alle PvdA-ministers, akkoord ging met een (gedee­ltelijk ondertunnelde) route door het Groene Hart, gaf de Tweede-Kamerfrac­tie de voorkeur aan de zogenaamde Bos-variant langs de auto­snelwegen. Een aantal provinciale en lokale bestuurders van de PvdA in Zuid-Holland - bijvoorbeeld de Rotterdamse wethouder H. Kombrink - sprak in november steun uit voor het kabinets­standpunt en wees de Bos-variant af. In december zwichtte de fractie en stemde uiteindelijk in met het traject door het Groene Hart (zie ook in deze Kroniek onder Hoofdmomenten).

Niet Nix

In 1995 was in de PvdA naast de JS een jongerennetwerk ont­staan. De initia­tiefne­mers waren de geschiedenisstu­denten E. van Bruggen en L. Booij, die al enige tijd de redac­tie van het PvdA-Vlugschrift ver­zorgden. Zij wil­den jongeren op een losse­re manier bij de PvdA betrekken dan via de JS. Mede daarom or­ganiseerden zij - in samen­wer­king overigens met de JS - op 21 en 22 september een grote jongerenconfe­rentie in Amster­dam. Bijna tweedui­zend jongeren namen hieraan deel, waarvan minder dan de helft leden van de PvdA of de JS. TV-presentator en filmmaker Th. van Gogh in­terviewde een aantal PvdA-prominen­ten. De organisatoren van de conferentie schreven samen met ne­gen­tien andere jonge­ren - waaronder de auteur R. Giphart - het pamflet Niet Nix, ideeën voor de Partij van de Ar­beid. Deze kritische 'liefdes­verkla­ring aan de PvdA' werd op 2 december in Amster­dam aan kandi­daat-voorzit­ter Adel­mund aange­boden. De auteurs wensten meer ruimte voor jongeren, zo­wel in bedrijven en bij de overheid als binnen de partij. Op vrijwel alle beleids­terreinen hadden ze voorstellen geformu­leerd: voor versterking van de VN en de­mocratisering van de Europese Unie, een 'groene chipknip' voor aanschaf van milieu­vriendelijke producten zonder BTW, een leer­­plicht van twee tot achttien jaar, en een flexibeler ar­beids­markt. Anders dan de vorige generatie - zoals die zich in de jaren zestig als Nieuw Links manifes­teerde - streefden de 'Niet-Nixe­rs' niet naar de ver­overing van machts­posities binnen de partij, al pleitten ze wel voor vernieu­wing op alle be­stuurs­niveaus. Gewezen Nieuw-Linksers als Van Dam en J.C.J. Lam­mers vonden hen daarom nogal braaf. Adel­mund sprak de hoop uit dat zij zich meer in de par­tij zouden engageren; Rotten­berg daar­ente­gen raadde hen aan dis­tantie te bewaren en was vol lof voor 'Niet Nix'.

De JS was minder ingenomen met het initiatief. In een open brief, 'Nix nieuws onder de zon', noemde de JS de Niet Nixers 'een clubje randstedelij­ke academici' met weinig nieuwe idee­ën. Niettemin verklaarde JS-voorzitter mevr. F. Bod zich bereid tot samenwerking.

Europa

De PvdA-delegatie in het Europees Parlement organiseerde in 1996 verschil­lende bijeenkomsten. Op 3 februari hield men een 'Europadag' in Rotter­dam. Europarlementariër W. van Velzen verweet in zijn toespraak het kabinet, te weinig aan­dacht aan Europa te besteden en pleitte voor een Europees werkge­legen­heidsbeleid. Op 22 februari organiseerde de PvdA-delegatie een confe­rentie in Amsterdam, in samenwerking met de Universi­teit van Amster­dam, onder de titel 'Haalt de EMU 1999?' Naast en­kele economen spraken thesaurier-generaal H. Brouwer, Europar­le­mentariër A. Metten en de directeur van De Nederlandse Bank, W. Duisenberg, de aanwezigen toe. Op 15 juni belegde de dele­gatie samen met het gewest Zuid-Holland van de PvdA te Rotter­dam een discus­siemiddag over 'De uitbreiding van de EU: ja knikken, nee bedoelen?'.

In september raakte mevr. L. van Bladel in conflict met haar frac­tiegenoten in het Europees Parlement. Aanleiding vormde het ontslag dat zij haar medewerker R. Vierhout verleend had, zon­der instemming van de fractie. Bladel sloot zich vervolgens aan bij de fractie Unie voor Europa (Union pour l'Europe), een gematigd-nationalistische groepering waarvan onder andere de Franse neo-gaullisten, de Italiaanse Forza Italia en de Ierse Fianna Fail deel uitmaakten. De PvdA vond dat zij haar zetel diende op te geven. Het conflict escaleerde enigszins in ok­tober, toen volgens Bladel haar voormalige fractie- en huis­ge­note mevr. H. d'Ancona haar in het parle­mentsgebouw met een tas gesla­gen zou hebben. D'Ancona ontkende dit, maar gaf toe dat zij Bladel de weg versperd had. Zij verweet Bladel 'mee te stemmen met de fractie van Le Pen' (de Volkskrant, 9 november 1996). De leider van de Franse neo-gaullisten in het Euro­pees Parle­ment, J.-C. Pasty, rea­geerde verontwaardigd op deze ver­gelij­king van zijn partij met die van de neo-fascist Le Pen, maar D'Ancona hield vol dat het stemgedrag van beide partijen sterk overeenkwam.

Een werkgroep onder leiding van Europarlementariër M. van Put­ten publi­ceerde in september de notitie Roeien met meer rie­men: impulsen voor een geïntegreerd Europees milieube­leid. Mede met het oog op het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie in 1997 deed de werkgroep een groot aantal con­crete aanbevelingen, waaronder een energieheffing om CO2-emissies te verminderen en accijns op kerosine (vliegtuigben­zine).

Verwante instellingen en publicaties

Het vijftigjarig bestaan van de PvdA vormde de aanleiding voor de bundel Hier: de Partij van de Arbeid! Vijftig jaar ge­schie­denis in interviews, onder redactie van M. Mevius, L. Booij, E. van Bruggen en Sj. de Jong. In deze bundel haalden 35 bekende en minder bekende partijleden persoonlijke herinnerin­gen aan de partij op.

Op 25 januari hield het wetenschappelijk bureau van de PvdA, de Wiardi Beck­man Stichting (WBS), in Amsterdam een discussie over De verplaatsing van de politiek. De WBS had in 1995 een rapport gepubliceerd onder dezelfde titel. De Groninger ge­schiedfilosoof F. Ankersmit en de Leuvense politi­coloog L. Huyse reageerden op het rapport.

De WBS vierde op 5 febru­ari haar vijftigjarig be­staan. Oud-minister E. van Thijn en pre­mier Kok spraken de bijeen­komst toe. Kok merkte hierbij op dat hij de WBS zo voortreffe­lijk vond dat hij haar wel eens wilde uitlenen aan andere partijen; maar, voegde hij er mali­cieus aan toe, soms had hij het gevoel dat dat zonder zijn medeweten al gebeurd was. Hij doelde daar­bij op de soms scherpe kri­tiek die met name WBS-directeur P. Kalma de laatste tijd geleverd had op de koers van de partij en op het kabinet-Kok.

De WBS publiceerde in 1996 De strijd om de EMU. Econo­misch beleid aan banden? van de hand van Europarlementariër Metten en beleidsmedewerker B. van Riel. De schrijvers achtten de Economische en Monetaire Unie onmisbaar, maar meenden dat daar­binnen een nationaal werkgelegenheidsbe­leid mogelijk moest blijven.

De JS, de jongerenorganisatie van de PvdA, koos op haar Pink­ster­kamp op 26 en 27 mei te Heemskerk een nieuwe voorzitter, mevr. F. Bod. Zij was voordien persvoorlichter en redactrice van het blad Clinch geweest. Verder hield men zich bezig met de onderwerpen 'De invloed van werk op je leven' en 'overheid en sexuali­teit'.

Op 23 en 24 november hield de JS haar jaarlijks congres te Gro­ningen. Er werd gediscussieerd over het thema modernisering van de sociale zeker­heid. Tijdens het huishoude­lijke deel koos de JS een nieuw bestuur, waarbij Bod herkozen werd als voor­zit­ter. Het congres besloot voorts om samen met de jonge­renor­ganisaties van D66 en GroenLinks een regeerak­koord voor een 'groene coalitie' tussen de drie par­tijen te gaan opstel­len.

De JS publiceerde in 1996 een kritische nota over de Nieuwe Algemene Bijstandswet getiteld Geen maatwerk, maar willekeur: een onderzoek naar het toeslagenbeleid in 21 Neder­landse steden, van de hand van de bestuurs­le­den S. Sytema en R. van de Schaaf; dit was een herziene versie van een in 1995 ver­schenen stuk.

De Evert Vermeer Stichting (EVS), de organisatie voor ontwik­kelingssamen­werking van de PvdA, hield een landelijke confe­ren­tie op 16 maart in Amersfoort onder het motto 'In actie voor milieu en werk'. Minister J.P. Pronk van Ontwikkelingssa­menwerking pleitte in zijn toe­spraak voor 'afslanking' van het apparaat van de VN. Verder sprak onder meer de voor­zitter van de EVS, H. van der Vlist.

Van 7 tot 12 oktober hield de EVS een 'debat-tournee' in acht steden over 'Milieu en werk in Noord en Zuid', waaraan de mi­nisters Pronk en mevr. De Boer van Volkshuisvesting, Ruim­telijke Ordening en Milieubeheer deelnamen. Op 3 december organiseerde de EVS in Utrecht een debat over 'Het PvdA-kompas voor (mondi­ale) duur­zaamheid'.

De Alfred Mozer Stichting - een instelling van de PvdA die zich bezig houdt met Midden- en Oost-Europa - organiseerde ook in 1996 trai­ningen voor geestverwante politici in Oost-Europa, met name Albanië, Estland, Montene­gro, Roemenië en de Tsjechi­sche Republiek. Voorts werkte ze mee aan seminars in Macedonië en Rusland.

Het Centrum voor Lokaal Bestuur (CLB) hield op 24 februa­ri een conferen­tie in Utrecht over de toekomstige positie van de ge­meente. Het Tweede-Kamerlid D. de Cloe en staatssecretaris mevr. A.G.M. van de Vonder­voort van Binnenlandse Zaken spra­ken over de herindeling van gemeen­ten respec­tieve­lijk provin­cies.

Op 11 mei vond in Arnhem het jaarlijkse Festival voor het Binnen­lands Bestuur plaats met als thema: 'de in­richting van Nederland'. De voorzitter van het CLB, de Gro­ninger burgemees­ter H. Ouwerkerk, hield een jaarre­de met als titel 'Breukvlak­ken in de lokale democratie'.

Op 28 september organiseerde het CLB een studiedag te Amster­dam. Premier Kok blikte in zijn toespraak terug op de afgelo­pen regeerpe­riode. De vice-voorzitter van het CLB, F. de Zeeuw sprak over lokale lasten. Vervolgens hield de Leidse oud-hoog­le­raar politicolo­gie H. Daalder de tweede Wibautlezing over W. Drees als gemeente­bestuur­der.

In maart publiceerde de Landelijke Werkgroep Ouderenbe­leid de brochure Veerkrachtig ouderenbeleid. Een bijdrage van PvdA-ouderen aan de politieke discussie. Vier projectgroepen hadden deelrapporten geschreven over onderwijs, inkomensposi­tie, wo­nen en zorg voor ouderen. De auteurs deden tal van aanbeve­lin­gen, onder meer om ouderen een educatief basispakket te garan­deren, de AOW waarde- en welvaartsvast te maken en even­tueel daartoe de premies te verhogen.

De coördinatiegroep 'Emancipatie en Samenleving' stelde een ROSA-vrouwenprogram op om de samenwerking tussen vrouwen in de partij te bevorderen, onder meer via debatten over actuele po­litieke onderwerpen. In het kader van het ROSA-programma werd in het najaar een conferentie georganiseerd voor fractie­voor­zitters in gemeenteraden om de politieke participatie van al­lochtone vrouwen te bevorderen.

Personalia

Op 13 januari overleed H.J. Roethof, die van 1969 tot 1982 en van 1986 tot 1989 lid van de Tweede Kamer was geweest. Hij be­gon zijn politieke loopbaan in 1951 als voorzitter van de Jon­gerenorganisatie voor Vrijheid en Democratie (JOVD), maar be­dankte in 1963 voor de in zijn ogen te conser­vatieve VVD om zich een jaar later aan te sluiten bij de PvdA.

Op 28 maart nam A.H.A. Lenssen ontslag als burgemeester van Emmen, nadat eerder al vijf wethouders afgetreden waren. De bestuurscrisis in Emmen kwam tot uitbarsting nadat twee ambte­naren waren geschorst die beschuldigd werden van een arrogante en agressieve stijl van leiding geven.

In maart trad Th. Quené af als voorzitter van de Sociaal-Eco­nomische Raad (SER). Hij zou in september waarnemend burge­meester van Zaanstad worden, na het vertrek van mevr. J. Bruinsma-Kleij­wegt. Zij nam ontslag na verschillende aanvarin­gen met raadsleden, de gemeentesecretaris en de hoofdcommissa­ris van politie in de regio. Als voorzitter van de SER werd Quené op 1 april opgevolgd door zijn partijgenoot K. de Vries, directeur van de Vereni­ging Neder­landse Gemeenten (VNG) en lid van de Tweede Kamer van 1971 tot 1988. De functie van De Vries werd vanaf 1 september door een par­tij­genoot vervuld, de voor­zitter van de Eerste-Kamerfractie J.Th.J. van den Berg, tevens hoogleraar politieke wetenschappen aan de Rijks­universiteit Leiden. Fractievoorzitter in de senaat werd de Maastrichtse hoog­le­raar in de rechten M.J. Cohen, die in 1993-1994 staats­se­cretaris voor Onderwijs en Wetenschappen was geweest. De Eerste-Kamer­zetel van Van de Berg viel toe aan P. Stoffe­len, oud-lid van de Tweede Kamer van 1971 tot 1994; hij had al in 1995 een ver­kiesbare plaats op de kandidaten­lijst gekregen maar was toen gepasseerd door M. Pit, na een voorkeursactie van Gelder­se Sta­tenleden.

H.W. Riem, oud-burgemeester van Brunssum, was in 1995 door de recht­bank van Maastricht vrijge­sproken van corruptie en vals­heid in geschrifte. In hoger beroep voor het gerechtshof van Den Bosch werd hij in juli opnieuw vrijgesproken van corrup­tie, maar veroordeeld tot een boete van 2.500 gulden wegens valsheid in geschrifte.

Op 21 augustus overleed I. Vorrink, minister van Volks­gezond­heid en Milieuhygiëne in het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Zij was voordien Eerste-Kamerlid (1969-1973) en nadien wethouder in Amsterdam (1978-1979). In 1979 had ze zich uit de wereld van bestuur en politiek teruggetrokken.

Op 1 september aanvaardde J.G.M. Alders zijn functie als Com­mis­sa­ris van de Koningin in Groningen. Alders was minister voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer geweest in het derde kabinet-Lubbers (1989-1994) en daarna directeur van het Europese bureau voor milieube­scherming van de VN in Génè­ve.

Op 26 september nam J.C.J. Lammers afscheid als Commissa­ris van de Koningin in Flevoland. Hij was de eerste Commissa­ris van de nieuwe provincie, die hij eerst als landdrost bestuurd had.

In november kwam de Groninger burgemeester H. Ouwerkerk in op­spraak vanwege een niet door hem vermelde nevenfunctie in het bestuur van een stichting die de administratie van een aanne­mersbedrijf in Zuid-Holland verzorgde. Ouwerkerk legde de func­tie onmiddellijk neer.

Laatst gewijzigd:11 april 2023 11:13