PvdA jaaroverzicht 1993
Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman. 'Kroniek 1993. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1993', in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1993 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1994), 14-74, aldaar 46-53.
Inleiding
Partijvernieuwing beheerste ook de PvdA in 1993. Partijvoorzitter F. Rottenberg gaf op persoonlijke wijze leiding aan het vernieuwingsproces en wekte daarbij zowel bewondering als weerstand op. In juni beleefde de partij een kleine crisis, die een nieuw dieptepunt in de opiniepeilingen met zich mee bracht. Na de zomer leek zich echter enig herstel af te tekenen.
1 mei-viering nieuwe stijl
Onder het motto 'een nieuwe traditie' vierden de sociaal-democraten de Dag van de Arbeid met een festival rond het thema kennis en cultuur in Wageningen. H. Wiegel en E. van Thijn, commissaris van de koningin in Friesland respectievelijk burgemeester van Amsterdam, maar in de jaren zeventig fractievoorzitters van VVD en PvdA, gingen met elkaar in debat. Geen van beiden verwachtte samenwerking tussen de twee partijen in een 'paarse coalitie'. Op het festival, dat op 2 mei werd voortgezet en dat meer dan tweeduizend bezoekers trok, traden nog vele andere politici op, maar ook wetenschappers, dichters, cabaretiers en popgroepen. Het feest werd af en toe verstoord door jongeren die protesteerden tegen kortingen op studiebeurzen. Ook betoogden zij tegen de vermindering van de bijstand voor jongeren, die PvdA-staatssecretaris mevr. E. ter Veld kort daarvoor had aangekondigd.
Aftreden Ter Veld
De meningsverschillen tussen PvdA en CDA over de herziening van de WAO leidden in januari bijna tot een kabinetscrisis (zie onder hoofdmomenten). De WAO-kwestie veroorzaakte echter ook spanning binnen de kleinste regeringspartij. Kamerleden verweten staatssecretaris Ter Veld informatie te laat door te geven. De verhouding tussen de PvdA-staatssecretaris en de Tweede-Kamerfractie verslechterde verder in mei, toen zij een korting op de bijstand voor jongeren aankondigde waarover zij de fractie niet ingelicht zou hebben. In een interview met NRC-Handelsblad (29 mei) stelde Ter Veld echter dat de fractie wel op de hoogte was, maar niet akkoord ging met de maatregelen. Zij noemde - volgens de krant - de kritiek van de kamerleden 'vals en stiekem'. Hoewel zij deze uitspraak later ontkende, kon zij een breuk met de fractie niet meer voorkomen. Na een gesprek met partijleider en vice-premier W. Kok en het fractiebestuur maakte zij op 4 juni haar aftreden bekend.
In 't Veld
Staatssecretaris J. Wallage van Onderwijs volgde Ter Veld op Sociale Zaken op. Hij werd in zijn functie opgevolgd door R.J. in't Veld, hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit en voordien directeur-generaal op het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Partijleider Kok sprak bij de benoeming tevreden van een 'kwaliteitsimpuls in het kabinet'. In't Veld zou echter niet lang aanblijven. De Erasmus Universiteit was eerder dit jaar in opspraak gekomen vanwege 'bijklussende' hoogleraren bedrijfskunde. Nu bleek In't Veld volgens Vrij Nederland (16 juni) ook nevenwerkzaamheden te vermengen met zijn werk voor de universiteit. Hij zou één werkdag in de week wijden aan zijn eigen bedrijf, 'Bestuurskundig Advies BV', en daarbij universitair briefpapier gebruiken. In't Veld ontkende dit niet, maar wees er op dat de universiteit hem die ene werkdag schonk en dat hij een groot deel van zijn extra inkomsten aan zijn werkgever overdroeg. Zijn reputatie was echter aangetast. Zijn minister, J.M.M. Ritzen, vreesde mogelijke andere 'onthullingen' en raadde hem aan om ontslag te nemen. Dat deed In't Veld dan ook, op 17 juni. Zijn functie werd op 2 juli overgenomen door M.J. Cohen, rector magnificus van de Rijksuniversiteit Limburg en eveneens lid van de PvdA.
Interne ontwikkelingen
Al deze gebeurtenissen brachten de PvdA in juni tot een nieuw dieptepunt in de opiniepeilingen (14%). Zij tastten echter de positie van partijleider Kok nauwelijks aan: 69% van de PvdA-kiezers bleven hem steunen. De oppositie tegen zijn leiderschap in eigen kring leek in 1993 zelfs af te nemen. Het Sociaal Democratisch Vernieuwingsplatform - in 1991 opgericht in het gebouw de Rode Hoed en aanvankelijk 'Rode Hoed-groep' genoemd - kwam in maart nog één keer bijeen, maar trok weinig belangstelling. De leider van de groep, oud-minister en oud-partijvoorzitter A.A. van der Louw, nam zitting in een commissie die het partijbestuur van advies zou dienen over de strategie en samenwerking met andere partijen. Het Democratisch Offensief, de vernieuwingsbeweging die oud-staatssecretaris J. Schaefer had opgericht, ontplooide evenmin veel activiteiten in 1993. De linkse groep Socialisten In de PvdA (SIP) manifesteerde zich sterker en bracht een viertal afleveringen van het blad Stuitende Taferelen uit.
Een deel van de interne oppositie had overigens de PvdA al verlaten. Naar aanleiding van het sociaal beleid van de partij had oud-vakbondsleider en PvdA-raadslid in Rotterdam J. van de Scheur in januari zijn lidmaatschap opgezegd. In mei stichtte hij met een aantal medestanders een nieuwe partij, 'Solidariteit '93'. In dezelfde maand sloot M.J.(Piet) de Visser zich aan bij GroenLinks; hij was van 1981 tot 1991 - met onderbrekingen - lid van de Tweede Kamer geweest en had in 1991 zijn lidmaatschap van partij en Kamer opgezegd naar aanleiding van de WAO-kwestie.
Om andere redenen zegde in september het Tweede-Kamerlid mevr. M. Ockels haar partijlidmaatschap op. Zij had in 1991 mevr. I. Haas-Berger in de Tweede Kamer opgevolgd. Sinds 1992 was zij nogal geïsoleerd geraakt, toen ze scherpe kritiek had geuit op het 'hanengedrag' en de sfeer in de fractie. Zij behield haar kamerzetel en sloot zich aan bij De Nieuwe Partij. De Nieuwe Partij was in 1992 opgericht om het politieke leven te vernieuwen, met als uitgangspunten het creatieve vermogen van het individu en het streven naar consensus in politiek en samenleving.
Verkiezingsprogramma Tweede-Kamerverkiezingen
In januari installeerde het partijbestuur een programcommissie onder leiding van de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie, M.A.M. Wöltgens en met de VARA-voorzitter en oud-staatssecretaris M.P.A. van Dam als vice-voorzitter. Verder namen zitting de hoogleraar politieke filosofie J.W. de Beus, de directeur van de Wiardi Beckman Stichting P. Kalma, de Rotterdamse wethouder E. Hallensleben, de FNV-beleidsmedewerker F. Crone en Wöltgens' secretaris B. Heinrichs.
Op 4 september presenteerde de commissie het ontwerp-program voor de Tweede-Kamerverkiezingen, onder de titel Wat mensen bindt. Het had een essayistisch karakter en bevatte minder eisen dan vroegere programma's. Ecologische modernisering, sociaal burgerschap en democratisering waren de belangrijkste thema's. De overheid zou meer moeten bezuinigen en de lasten verlagen, vooral voor de lagere inkomensgroepen. Van verlaging van het minimumloon en vergroting van de inkomensverschillen wilde de commissie niet weten. Het stelsel van sociale zekerheid hoefde ook niet wezenlijk te veranderen. Meer vernieuwingsgezind was zij op staatkundig terrein: burgers zouden via een corrigerend referendum wetgeving kunnen afwijzen en zouden bij de kamerverkiezingen - evenals in Duitsland - twee stemmen kunnen uitbrengen, één op een partijlijst en één op een kandidaat in hun kieskring.
De reacties op het program waren over het algemeen waarderend, vooral bij de vakbeweging, minder bij de werkgeversorganisaties. Het CDA zag veel overeenkomsten met het eigen program, al had men ook wel kritiek. Binnen de programcommissie werd overigens verschillend gedacht over de samenwerking met de coalitie-partner; Van Dam toonde duidelijk een voorkeur voor een 'paarse coalitie' met D66 en VVD zonder CDA - evenals partijvoorzitter Rottenberg - maar andere commissieleden deelden die voorkeur niet. Van Dam had ook op enkele inhoudelijke punten een andere mening verdedigd dan de meerderheid van de commissie en vond in het algemeen de vernieuwing in zijn partij te langzaam gaan, zo schreef hij in de Volkskrant (2 en 10 september).
Op het congres van 10 en 11 december in Amsterdam stelde de partij het program met geringe wijzigingen vast. Deze veranderingen betroffen met name de verhoging van de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking tot 1% van het Bruto Nationaal Produkt, en het stopzetten van de opslag van kernafval en het onderzoek naar kernenergie.
Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen
In 1992 was besloten de kandidaatstellingsprocedure drastisch te centraliseren (zie het Jaaroverzicht 1992). De gewestelijke organisaties, die sinds 1969 uiteindelijk de kandidatenlijsten in hun kieskring vaststelden, moesten die bevoegdheid nu volledig afstaan aan het congres. Het partijbestuur zou het congres een ontwerp-kandidatenlijst voorleggen, na advies ingewonnen te hebben bij de Adviescommissie kandidaatstelling.
In maart 1993 toog de Adviescommissie aan het werk onder het voorzitterschap van mevr. S. Langendijk-de Jong. Als nieuwe leden namen onder anderen zitting S. Patijn (commissaris van de koningin in Zuid-Holland), mevr. I. van Dijk (oud-voorzitter Rooie Vrouwen) en de burgemeesters L. Vleggeert (Spijkenisse) en mevr. A. Emmens-Knol (Westerbork). Partijvoorzitter Rottenberg maakte uit hoofde van zijn functie deel uit van de commissie. In november 1993 maakte het partijbestuur een voorlopige kandidatenlijst bekend, waarop slechts zestien van de 48 zittende kamerleden een verkiesbare plaats behielden (met het oog op de peilingen beschouwde men de eerste 35 plaatsen als verkiesbaar). Een groot aantal nieuwkomers zou wel verkiesbaar zijn. Veel van de nieuwe kandidaten hadden hun sporen niet zozeer binnen als wel buiten de partij verdiend, zoals bijvoorbeeld de vice-voorzitter van de FNV, mevr. K. Adelmund; de hoogleraar economie R. van der Ploeg; de arts R. Oudkerk; en de directeur van de sociale dienst in Leiden, mevr. S. Noorman-Den Uyl.
Rottenberg had in een interview in De Telegraaf (18 september) opgemerkt dat de vernieuwing van de Tweede-Kamerfractie zo ver zou kunnen gaan dat Wöltgens niet herkozen zou worden als voorzitter. Deze uitspraak leidde tot grote onrust. De fractie stelde zich terstond achter Wöltgens op, evenals partijleider Kok. Rottenberg verklaarde kort daarna zijn uitlating te betreuren en sprak zijn vertrouwen uit in Wöltgens.
Partijcongres
Het partijcongres stelde op 10 en 11 december in Amsterdam naast het verkiezingsprogram ook de kandidatenlijst vast. Ondanks talrijke lobbies voor kandidaten die naar een verkiesbare plaats bleven streven, week de definitieve lijst maar weinig af van het ontwerp. Relatief succesvol waren de acties ten behoeve van de uit Griekenland afkomstige Th. Apostolou en de voorzitter van de Jonge Socialisten, mevr. S. Dijksma. De vrouwenorganisatie en de milieubeweging bleken minder succesvol in hun steun aan de voorzitter van de Rooie Vrouwen, mevr. M. van der Burg, respectievelijk de milieudeskundige J.J. Feenstra, die geen verkiesbare plaats verwierven.
Vice-premier Kok bleef lijstaanvoerder, gevolgd door staatssecretaris Wallage. Minister H. d'Ancona van WVC had de derde plaats zullen krijgen, naast haar eerste plaats op de lijst voor de Europese verkiezingen. Het congres stemde echter tegen het voorstel om een dergelijk dubbelmandaat mogelijk te maken, zodat d'Ancona noodgedwongen koos voor het Europees Parlement in plaats van de Tweede Kamer. Adelmund werd zodoende (op nummer vier) de eerste vrouw op de lijst.
Het congres werd toegesproken door partijleider Kok en partijvoorzitter Rottenberg, maar ook door de Amsterdamse burgemeester Van Thijn. Deze sprak over de vernieuwing van het lokaal bestuur, waarmee hij zich als voorzitter van één van de deelcommissies-Deetman bezig had gehouden (zie onder hoofdmomenten).
Europese verkiezingen
Het congres stelde ook de kandidatenlijst voor het Europees Parlement vast. Op aandrang van het partijbestuur had hier eveneens vèrgaande vernieuwing plaatsgevonden: zes van de acht zittende parlementsleden moesten wijken voor nieuwelingen als staatssecretaris P. Dankert, het Tweede-Kamerlid F. Castricum en de oud-voorzitter van de Evert Vermeer Stichting L. van Bladel. D'Ancona zou de lijst aanvoeren. Zij had overigens al eerder een zetel in het Europees Parlement bezet (van 1984 tot 1989), evenals Dankert, die van 1977 tot 1989 lid en van 1982 tot 1984 bovendien voorzitter van het Europees Parlement was geweest.
De PvdA zou in het Europees Parlement weer één fractie vormen met de andere leden van de Partij van Europese Sociaaldemocraten (PES). Op 6 november hadden de bij de PES aangesloten partijen in Brussel een gezamenlijk verkiezingsmanifest aangenomen, waarin de nadruk viel op werkgelegenheid, flexibilisering van arbeid en verkorting van arbeidstijd. Men sprak zich uit voor een Europese munt. Op de Italiaanse Socialisten werd druk uitgeoefend om de corruptie in eigen gelederen hard aan te pakken.
Raadsverkiezingen
In 1994 zouden niet alleen Tweede Kamer en Europees Parlement, maar ook de gemeenteraden opnieuw verkozen worden. In Amsterdam, Rotterdam en enkele andere grote gemeenten werd de vernieuwing van de partij ook op de kandidatenlijsten toegepast. Vooraanstaande wethouders moesten plaats maken voor nieuwe gezichten, soms van buitenstaanders. In Rotterdam zou staatssecretaris H.J. Simons van WVC de lijst aanvoeren, met als tweede man oud-staatssecretaris J.C. Kombrink. Simons zou daarom begin 1994 aftreden als staatssecretaris. In Utrecht zou voor het eerst een allochtoon raadslid, de in Marokko geboren A. Najib, de lijst trekken. De vernieuwing van de kandidatenlijst wekte in Amsterdam en Rotterdam enige weerstand, maar werd door de gewestelijke vergaderingen uiteindelijk toch goedgekeurd.
Verwante instellingen en publikaties
De PvdA startte dit jaar een nieuwe serie thematische brochures, 'PvdA Verkenningen 1993' geheten, waarin onder andere verschenen: Tussen vrije markt en cijferfetisjisme, van P. de Beer, J. van Zijl en H. Junk; Tripartisering arbeidsvoorzieningenbeleid: een verkennende tussenbalans, door T. Witteveen-Hevinga; Naar een investeringskabinet met het Aardgasbatenfonds, door A. Melkert; en Preventie van criminaliteit, onder redactie van C. Rutenfrans.
De Alfred Mozer Stichting gaf ook in 1993 training en cursussen aan geestverwanten in Midden- en Oost-Europa. Na het vertrek van M. van der Stoel nam M. Krop het voorzitterschap waar.
De Anne Vondeling Stichting, die zich bezig houdt met Europese integratie, organiseerde op 30 januari een debat in Amsterdam over immigratie, waarbij onder meer staatssecretaris A. Kosto van Justitie het woord voerde. Op 6 maart belegde zij samen met het wetenschappelijk bureau een conferentie onder de titel 'Naar een Europese ecotax'.
Het Centrum voor Lokaal Bestuur begon in het kader van de partijvernieuwing in 1993 regionale bestuurdersnetwerken te organiseren. Op 2 oktober vond in Eindhoven een groot opgezet Festival van het Lokaal Bestuur plaats, waar onder anderen staatssecretaris Wallage en de Belgische minister van Binnenlandse Zaken L. Tobback het woord voerden. Het Centrum publiceerde in 1993 onder meer Gezonde politiek, geschreven door M. van Leeuwen, over gezondheidsbeleid en de gemeente; en Door spiegels van utopie en waarheid, een pleidooi van oud-staatssecretaris In't Veld voor decentralisatie, 'besturen op afstand' en reductie van de Haagse ministeries tot een aantal kleine kerndepartementen.
De Evert Vermeer Stichting (EVS), gericht op ontwikkelingssamenwerking, hield op 27 maart haar jaarlijkse conferentie in Amersfoort, met als onderwerp 'Mondiale ontwikkeling en milieu'. Op 12 november belegde zij in Ede een discussiemiddag over duurzaamheid, emancipatie en mondiale solidariteit onder de titel 'Vrouwen en milieu: samen of niets?'.
De Jonge Socialisten, ook dit jaar nogal kritisch ten opzichte van de PvdA, publiceerden in juni Dan doen we het zelf wel!, een alternatief plan voor de WAO. Arbeidsongeschikten zouden gelijke uitkeringsrechten moeten krijgen ongeacht leeftijd. Op 13 juni spraken de Jonge Socialisten op een congres in Utrecht voornamelijk over milieubeleid. Op 3 en 4 december hielden ze een congres in Apeldoorn waar naast huishoudelijke zaken de 'JS-visie' besproken werd.
Het Opleidingsinstituut voor de PvdA organiseerde in juni en juli samen met het wetenschappelijk bureau en de Woodbrokers een zomerschool over het onderwerp 'ecologische modernisering'.
De Rooie Vrouwen begonnen in 1993 hun organisatie te vernieuwen, met als doelstelling: regionalisering en netwerk-vorming. Op 25 september hielden de Rooie Vrouwen in Utrecht een conferentie over arbeid en zorg, onder de titel 'Met zorg de toekomst in'. De conferentie werd onder meer toegesproken door minister d'Ancona (WVC) en door de vice-voorzitter van de FNV en Tweede-Kamerkandidate voor de PvdA Adelmund. Vervolgens interviewde partijvoorzitter Rottenberg een aantal deskundigen over het thema. De bijdragen verschenen later in de bundel Met zorg de toekomst in, onder redactie van M. Hamer en P. Houkes.
Op 31 maart belegde het wetenschappelijk bureau van de PvdA, de Wiardi Beckman Stichting (WBS), een studiedag over onderwijs, naar aanleiding van de publikatie van Een school om te kiezen door H. Wansink in 1992. De WBS organiseerde voorts op 26 mei in Amsterdam een conferentie over de toekomst van de sociaal-democratie in Europa. Op 25 juni presenteerde de WBS Immigratie: waar ligt de grens?, in de serie 'PvdA Verkenningen 1993'. De werkgroep die de nota schreef wilde het feit dat Nederland een immigratieland is niet ontkennen, maar positief benaderen; immigratie zou beter gestuurd en door quotering beheerst moeten worden. Samen met de geestverwante Boekmanstichting verzorgde de WBS de uitgave van de bundel Sociaal-democratie, kunst en politiek, onder redactie van H. van Dulken en P. Kalma.
De WBS publiceerde in 1993 verder onder andere de volgende studies: Het verdiende inkomen, van de hand van P. de Beer, waarin hij onder meer een basisinkomen van twaalfduizend gulden voorstelde; en Ecologische modernisering en Milieubehoud en consumptiepatronen, beide onder redactie van P. van Driel.
Personalia
Op 5 januari overleed H. Knol. Hij was van 1977 tot 1989 lid van de Tweede Kamer. In de jaren tachtig werd hij bekend door zijn ongezouten kritiek op het militaire bewind in Suriname.
Op 25 februari overleed J.G.H. Tans, de eerste katholiek die voorzitter van de PvdA werd. Zijn voorzitterschap duurde van 1965 tot 1969. Van 1954 tot 1970 was hij bovendien Tweede-Kamerlid.
C.H. de Cloe trad op 23 maart af als burgemeester van Almere, naar aanleiding van kritiek op een autokostenvergoeding die hij onrechtmatig verkregen zou hebben. Zelf meende hij echter dat ook politieke meningsverschillen tussen hem en de commissaris van de koningin van Flevoland, J. Lammers, een rol gespeeld hadden.
Op zijn eigen verzoek werd op 22 april burgemeester H.W. Riem van Brunssum op non-actief gesteld onder verdenking van corruptie. Als gedeputeerde van Limburg in de periode 1984-1991 zou hij steekpenningen hebben aangenomen van een grindbaggerbedrijf.
In Rotterdam dreigde de herbenoeming van burgemeester A. Peper in gevaar te komen door oplopende spanning tussen hem en de gemeenteraadsfractie alsmede het afdelingsbestuur van de PvdA. In april werd Peper openlijk berispt door het afdelingsbestuur vanwege zijn rol bij het aftreden van wethouder J. Henderson (ook PvdA), die een rapport over bijstandsfraude niet openbaar had willen maken. In juli verzoenden afdelingsbestuur en fractie zich echter met Peper.
In juni verliet D.A.Th. van Ooijen de Eerste Kamer vanwege zijn verkiezing tot overste ('provinciaal') van de orde der dominicanen in Nederland. In 1987 was hij in de senaat gekozen, na van 1971 tot 1986 lid te zijn geweest van de Tweede Kamer.
Op 3 oktober overleed J.H. Scheps, Tweede-Kamerlid van 1946 tot 1967 en in die periode ook spil van de Protestantse Werkgemeenschap in de PvdA.
In december werd A. A. van der Louw benoemd tot voorzitter van de Nederlandse Omroep Stichting (NOS). Van der Louw, die naast partijvoorzitter (1971-1975) ook minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in het tweede kabinet-Van Agt (1981-1982) was geweest, bekleedde reeds het voorzitterschap van de Mediaraad.
Laatst gewijzigd: | 11 april 2023 11:16 |