Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Partij van de Arbeid (PvdA) Geschiedenis

PvdA jaaroverzicht 1991

Uit: P. Lucardie, M. Nie­boer en I. Noomen,'Kroniek 1991. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1991' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1991 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1991), 14-61, aldaar 43-50.

Inleiding

Het was geen gemakkelijk jaar voor de PvdA. De sociaal-demo­craten gingen bijna honderd zetels in de Provinci­ale Staten en tien zetels in de Eerste Kamer achteruit. Boven­dien ver­loor de partij in de interne beroering om de wijziging van de WAO haar voor­zitter en leek de strijd om haar opvolging de partij op­nieuw te zullen verdelen. Pas aan het eind van het jaar keerde de rust enigszins weer. De troebelen kostten de PvdA duizenden leden.

Golfoorlog

In januari bracht de Golfoorlog verdeeldheid teweeg onder de sociaal-democraten. Het kabinetsbesluit om wel fre­gatten maar geen grondtroe­pen naar de Golf te sturen was al een concessie van het CDA aan de PvdA, maar wekte toch weer­stand bij een deel van de partij. In de Tweede Kamer tekenden oud-minister van Defensie A. Stemerdink, mevr. J.M. Verspaget en M.J. de Visser verzet aan. In de Eerste Kamer stem­den zelfs 12 van de 26 fractieleden tegen het besluit. Een groep bekende partijle­den, waaronder oud-partijvoorzitter mevr. C. van den Heuvel, uitte zijn ongenoegen in een open brief. Het partijbe­stuur keurde echter het kabinetsbesluit goed. Het werd daarin ge­volgd door een overweldigende meerderheid op het partijcon­gres in februa­ri; slechts een dertigtal van de bijna duizend afge­vaardigden stemde tegen een motie van goedkeuring.

Congres

Op 1 en 2 februari vond het tweejaarlijkse congres van de PvdA plaats in Amsterdam. Op de agenda stond niet alleen de Golf­oorlog, maar ook het milieubeleid, de Europese Gemeenschap en een aantal huishoudelijke zaken. In een resolutie stelde het congres vast dat natuur- en milieube­houd beperkende randvoor­waarden vormen voor economische ontwikke­ling. De Europese integratie zou verdiept èn verbreed moeten worden. De Europese Gemeenschap zou in plaats van een intergouvernementele een federale structuur moeten krijgen met een onafhankelijke centrale bank en een Europees Parlement met meer bevoegdheden.

Het congres koos ten slotte onder meer een Onafhankelijke Com­missie Kandidaatstelling Tweede Kamer en een nieuw partij­be­stuur. M. Sint werd herkozen als voorzitter, maar kreeg twee nieuwe vice-voorzitters naast zich, het Tweede Kamerlid F. Castricum en mevr. A. Brouwer. W. Etty, oud-wet­houder van Amsterdam, werd penningmeester.

In zijn slotrede op het congres pleitte vice-premier W. Kok voor een lastenverlaging voor de lagere inkomens en ver­mindering van subsidies voor het bedrijfsleven. Bij bezui­nigingen zou ontwikkelingssamenwerking ontzien moeten worden.

Statenverkiezingen

De PvdA verloor 95 van haar 261 zetels bij de verkiezingen voor Provin­ciale Staten. In de provincies Groningen en Drenthe bleef zij ondanks forse verliezen nog de grootste partij, maar in Noord- en Zuid-Holland en Flevoland werd zij gepasseerd door het CDA. In Flevoland verloor de PvdA bijna de helft van haar electoraat, in de andere provin­cies ruim een derde. Er was dus duidelijk sprake van een landelijke trend. Volgens onderzoek van bureau Inter View was de achteruitgang van de partij voor driekwart te wijten aan de lage opkomst; een tiende van het verlies ging naar D66 en een paar procent naar Groen Links of het CDA. Kiezers die de PvdA sinds 1989 de rug hadden toege­keerd, noemden als belangrijkste redenen de Tus­sen­balans en de Golfoorlog. In de Tussenbalans van het kabi­net, die eind februari was gepresenteerd, werden onder meer verho­gingen van huren en accijnzen voorgesteld, naast bezuini­gingen op huursubsidies en op defensie.

De partijtop reageerde vrij lakoniek op de verkiezingsuit­sla­gen. Terug­keer naar de oppositie - zoals na de eveneens te­leurstellende Statenver­kiezingen van 1982 - werd niet overwo­gen. Wel diende de partij volgens voorzitter Sint meer heldere keuzes te maken en die beter over het voet­licht te brengen.

Bij de samenstelling van de colleges van Gedeputeerde Staten wisten de soci­aal-democraten hun positie vrij goed te handha­ven. Ze leverden acht van hun 34 zetels in, maar bleven in alle colleges vertegen­woordigd.

Eerste Kamer

De PvdA moest bij de verkiezing van de Eerste Kamer tien van haar 26 zetels inleveren en kon slechts één nieuwe kandidaat een zetel bieden - en wel het voormalige Tweede Kamerlid K. Zijlstra. De sociaal-democra­ten namen wel het voorzitterschap van de senaat over van het CDA, omdat de voorzittershamer van de Tweede Kamer reeds in de handen van een christen-demo­craat lag en de twee functies volgens parlementair gebruik niet door dezelfde partij vervuld worden.

De Eerste Kamerfractie van de PvdA stelde voor het voor­zitter­schap mevr. E.M.P. Baarveld-Schlaman kandidaat, maar vond voor haar weinig steun bij de fractie van het CDA. De chris­ten-de­mocraten gaven de voorkeur aan de jurist H.D. Tjeenk Wil­link, die meer ervaring als be­stuurder bezat. Het partijbe­stuur van de PvdA toonde eveneens voorkeur voor Tjeenk Wil­link. Het had zich daarom nogal ingespannen voor zijn herver­kiezing in de Eerste Kamer, die ten gevol­ge van de onverwacht grote terug­gang bij de Statenverkie­zingen slechts via voorkeursstemmen gereali­seerd kon worden. Op 11 juni werd Tjeenk Willink door de Kamer met grote meerderheid tot voorzitter gekozen, nadat Baarveld-Schlaman haar kandidatuur had ingetrokken. De Rooie Vrou­wen, waarvan zij landelijk secretaris was geweest, uitten hun ongenoegen over deze gang van zaken.

Partijraad

Op 15 en 16 juni kwam de partijraad van de PvdA bijeen in Amsterdam. Op de agenda stonden voornamelijk huishoudelij­ke zaken, jaarverslagen en begrotingen. Volgens persver­slagen heerste er een opgewekte en offensieve sfeer, ondanks de slechte verkiezingsuitkomsten. Fractievoorzit­ter M.A.M. Wöltgens prees het kabinet met een kwinkslag: 'het kabinet zit in de put, maar het blijkt een bouwput te zijn'. De opstelling van de coalitiepartner vond hij te aarzelend en afhoudend. Vice-premier Kok waarschuwde het CDA dat voor de sociaal-democraten de hervorming van het ziektekostenstelsel, de basisvorming in het onderwijs en de Defensienota van het grootste belang waren. Het ziekte­kostenstelsel, naar de betrokken staatssecre­taris ook wel 'plan-Simons' genoemd, zou aan het eind van het jaar nog tot spanningen tussen de coalitiepartners leiden. Over de basisvorming werd in juni overeenstemming bereikt door de regeringspartijen. De Defensienota, die niet alleen in­krim­ping van de krijgsmacht maar ook oprichting van een luchtmo­biele brigade behelsde, gaf evenmin veel aanleiding tot con­flicten binnen de coalitie. Wel klonk binnen de PvdA hier en daar kritiek op de Defensienota. Kok's plei­dooi voor een ac­tief verwijderingsbeleid van illegalen stuitte eveneens op weerstand bij sommige sociaal-democra­ten.

Commissie-Van Kemenade

In 1990 was een speciale commissie ingesteld om de partij­orga­nisatie en werkwijze van de PvdA kritisch door te lichten (zie Jaaroverzicht 1990). Deze commissie, die werd voorgezeten door de burgemeester van Eindhoven en oud-minister van Onderwijs J.A. van Kemenade, bracht in juli 1991 een rapport uit onder de titel Een partij om te kiezen. Zij stelde daarin een aantal vèrgaande hervormin­gen voor. De besluitvorming in de partij zou meer gecen­traliseerd dienen te worden, met name bij de kandidaat­stelling voor de Tweede Kamer. De gewestelijke con­gressen, die daar tot nog toe een beslissende stem in hadden, zouden die moeten afstaan aan het landelijke congres; eventu­eel ook via een referendum aan de gewone partijle­den. Geweste­lijke congressen zouden open ledenvergaderin­gen moeten worden. De voorzitters van de gewesten - in de wandel 'partijba­ron­nen' genoemd - zouden qualitate qua lid worden van het partij­be­stuur; de partijraad zou dan kunnen verdwijnen. Verder zou de PvdA zich als partij meer open moeten stel­len voor de buiten­wereld, bijvoorbeeld met betrekking tot maatschap­pelijke or­gani­saties en andere pro­gres­sieve partijen. Ten slotte zou zij ook haar begin­sel­pro­gram moeten vernieuwen, bij voorkeur in 1994.

Het rapport werd positief ontvangen door het partijbe­stuur. Aanvankelijk zou het op het najaarscongres bespro­ken worden, maar vanwege de verwikkelingen rond de WAO werd de behandeling uitgesteld tot maart 1992.

In december gaf een lid van de commissie-Van Kemenade, de socioloog B.A.G.M. Tromp, een zeer kritische evaluatie van de werkwijze van de commissie en in het bijzonder van het zijns inziens te autoritaire optreden van haar voorzitter.

Crisis rond WAO en Ziektewet

Het toenemend aantal Nederlanders dat een beroep deed op de Wet op de Arbeidsongeschiktheid (WAO) of op de Ziekte­wet, baarde de leiders van zowel CDA als PvdA grote zor­gen. Vice-premier Kok verde­digde dan ook het in juli genomen kabinetsbesluit om de uitkeringsduur voor de WAO te beperken, tegen de storm van kritiek die binnen en buiten zijn partij opstak. Niet alleen de vakbeweging en or­ganisaties van invaliden en gehandicapten tekenden protest aan, ook de Jonge Socialis­ten (de jongerenorgani­satie van de PvdA) en tal van gewes­telijke partij­bestuur­ders uitten hun ongenoegen. Vanuit IJsselstein richtten boze partijleden een 'Aktiegroep PvdA weer sociaal' op. Gema­tigde kritiek kwam van de woordvoer­der van de Tweede Kamer­fractie, B. Middel. Veel feller uitten zich de Tweede Kamerle­den F. Moor en P. de Visser, die al eerder afwij­kende standpunten hadden ingenomen. De aanhang voor de PvdA daalde volgens een opiniepeiling in augustus tot 14%, een dieptepunt in de ge­schiedenis van de partij.

Onder druk van zijn achterban stelde minister Kok het voorstel opnieuw in het kabinet ter discussie. In augustus bereikte het kabinet met enige moeite overeenstemming over een minder vèr­gaande herziening van WAO en Ziektewet. De vakbeweging bleef zich verzetten en bereidde voor septem­ber een reeks stakingen en demonstraties voor. De Tweede Kamerfractie hecht­te haar goedkeuring aan de nieuwe plan­nen; De Visser zegde daarop zijn lidmaatschap van fractie en Kamer op en zou een maand later ook de partij verlaten. Het partijbestuur ging in meer­derheid akkoord met de opstelling van de fractie.

Kok wenste echter ook het vertrouwen van de gewone partij­leden te krijgen voor zijn beleid. Zou een partijcongres zijn beleid afwijzen, dan wilde hij aftreden. Op 28 sep­tember kwam in Nijmegen het buitengewone congres in een aanvankelijk nogal gespannen sfeer bijeen. Veel sprekers leverden kritiek op het beleid van Kok en zijn collega's. Niettemin werd met ruim 80% van de stemmen een resolutie aangenomen waarin het congres de herziene WAO- en Ziekte­wetvoorstellen aanvaardde en zijn ver­trouwen uitsprak in Kok en de overige PvdA-bewindspersonen. Wel hoopte men dat de Tweede Kamerfractie de voorstellen op enkele punten nog zou weten bij te stellen. Kok kon dus aan­blijven.

Partijvoorzitter Sint trad echter wel af. Zij had veel per­soonlijke kritiek moeten verduren op haar rol in de WAO-peri­kelen en in het bijzonder op haar onbereikbaarheid tijdens de zomervakantie. Aan het eind van het jaar werd zij benoemd tot directeur Interbestuurlijke Betrek­kingen en Infor­matievoorziening bij het ministerie van Binnen­landse Zaken. Vice-voorzitter Castricum nam haar functie over totdat het volgende congres in maart 1992 een nieuwe voorzitter zou kiezen. Dat congres zou bovendien de dis­cussie over sociale zekerheid voortzetten in een breder kader, op grond van een rapport dat een partijcommissie onder leiding van de hoogle­raar economie D.J. Wolfson in de herfst ging schrijven.

Interne onrust

Na het buitengewone congres keerde de rust in de sociaal-de­mocratische gelederen niet onmiddellijk terug. Al in april had een groep leden uit onvrede over de partijkoers de werk­groep 'Socialisten in de PvdA' (SIP) opgericht. Een maand later be­gon de groep met de publikatie van het blad Stuitende Tafere­len. De SIP wilde traditionele partij­standpunten, zoals vast­gelegd in het begin­selprogram van 1977, nieuw leven inbla­zen. Na het partij­con­gres van september ging de groep een samenwer­kings­verband aan met de actiegroep 'PvdA weer soci­aal'. Aan de activiteiten van de werkgroep namen onder meer deel het Tweede Kamerlid Moor en het Eerste Kamerlid W. van de Zandschulp.

Tijdens de zomer had zich rond oud-partijvoorzitter en oud-minister A. van der Louw een informele groep gevormd om over de toekomst van de partij te praten. Volgens het weekblad Elsevier (28 september 1991) zouden Van der Louw en zijn medestanders - oud-staatsse­cretaris J.C. Kombrink, de econoom E. Bomhoff en marktonder­zoeker M. de Hond - een 'coup in de PvdA' voorbe­reiden om als 'crisis-comité' de vernieuwing van de partij te leiden. Op het partijcongres maakte Kok duidelijk dat de vernieuwing van de PvdA onder zijn leiding plaats zou vinden en dat hij geen behoefte had aan een 'crisis-comité'. Van der Louw ontkende elk streven naar een 'coup' en eiste - tever­geefs - excuses van Kok.

In oktober organiseerden Van der Louw en De Hond een openbare bijeenkomst in het gebouw 'De Rode Hoed' in Amsterdam met als thema 'Sociaal-democratie, hoe nu ver­der?'. Behalve Van der Louw voerden hier onder meer de Amsterdamse hoofdcommissaris van politie E. Nordholt, oud-minister Stemerdink en de Tweede Kamerleden A.P.W. Melkert en J.P.C.M. van Zijl het woord.

In een ander kader streefde ook oud-staatssecretaris J. Schae­fer naar vernieuwing. Eveneens in oktober schreef hij een pamflet onder de titel 'Vooruitstrevend Nederland moet in beweging komen' en stuurde dat aan enkele tientallen partijgenoten en kennissen buiten de PvdA. Zijn doel was een progressieve be­weging los van alle partijen op te richten, die de functie van een politieke consumentenorga­nisatie zou vervullen. De bewe­ging zou uit plaatselijke 'denkgroepen' moeten bestaan en zelf geen kandidaten stellen voor politieke functies. Schaefer was overigens ook voorzitter van de Projectgroep Sociale Vernieu­wing, die haar werkzaam­heden in december afrondde met een ta­melijk kritisch eindverslag aan de minister van Binnen­landse Zaken.

Het partijbestuur bemoeide zich niet met de initiatieven van Schaefer en de groep rond Van der Louw. Wel wilde het bestuur de partij vernieu­wen volgens de aanbevelingen van de commis­sie-Van Kemenade. In dat verband wilde men ook in samenwer­king met D66 en Groen Links de mogelijkheden voor een progressieve volkspartij nader onderzoeken. De vorming van een dergelijke partij was al eerder in 1991 geopperd door W. Meijer, Commis­saris der Koningin in Drenthe, en door een medewer­ker van het wetenschappelijk bureau van de PvdA, P. Scheffer. D66 en Groen Links reageerden terughou­dend op het voorstel van het partij­bestuur van de PvdA om hun wetenschappelijke bureaus de pro­gramma's van de par­tijen te laten vergelijken.

Kandidaat-voorzitters

In de herfst meldden zich vier kandidaten voor het voor­zitter­schap van de PvdA: B. Suurhoff, medewerker van de Industrie­bond FNV; F. Rottenberg, directeur van het poli­tiek-cultureel centrum 'De Balie' in Amsterdam en partij­bestuurslid in de periode 1979-86; R. Vreeman, voorzitter van de Vervoersbond FNV; en I. van Dijk, voorzitter van de Rooie Vrouwen. Rottenberg kreeg steun van de par­tijtop en legde de nadruk op partijvernieuwing; Vreeman genoot de steun van veel vak­bonds­leden en van een aantal leden van de Tweede Kamerfrac­tie die meer nadruk legden op de socia­listische traditie van de par­tij. Om polarisatie tussen deze vleugels van de partij te voor­komen, besloten Rotten­berg en Vreeman echter in december hun krachten te bunde­len en als duo kandidaat te staan. Vree­man zou zich for­meel kandidaat stellen voor het vice-voorzit­terschap, mits dat ook een betaalde functie zou worden. De zittende vice-voorzitter (en waarnemend voorzitter) Castri­cum verklaarde zich in dit verband bereid zijn functie in maart 1992 ter beschikking te stellen.

Nevenorganisaties, verwante instellingen en publikaties

In januari kwam de vrouwenorganisatie van de PvdA voor een congres bijeen. De Rooie Vrouwen kozen I. van Dijk opnieuw tot voorzitter. Er werd gediscussieerd over nieuwe medi­sche tech­nieken op het gebied van voortplanting, vrucht­baarheid en erfelijkheid. Daarnaast werd gesproken over de Golfoorlog. Leden uit Drenthe hadden een motie ingediend waarin het stand­punt van de Tweede Kamerfractie werd afge­keurd, maar na de discussie trokken zij op aanraden van het bestuur hun motie weer in. De Rooie Vrouwen publiceer­den een rapport over kinderopvang als basisvoorziening, geschreven door Th. van der Linden.

De Jonge Socialisten van de PvdA hielden op 15 en 16 juni een congres over de rol van de overheid en over het basis­inkomen. Op 30 november en 1 december kwam de jongerenor­ganisatie bij­een om te discussiëren over de Noord-Zuid-problematiek en over medisch-ethische kwesties, en om een nieuw bestuur te kiezen. M. de Koning werd als voorzitter herkozen. In april had hij met het bestuurslid R. Wester het manifest Sociaal-democratie met lef gepubliceerd.

De Alfred Mozer Stichting, die zich bezighoudt met Oost-Europa, organiseerde onder meer een discussiedag op 8 november over de Sovjet-Unie, waarbij de internationaal secretaris van de Sociaal-Democratische Partij van Rusland een inleiding hield.

Het Centrum voor Lokaal Bestuur organiseerde een conferen­tie op 12 januari over de waterschappen en op 23 november over het thema 'bestaanszekerheid'.

In opdracht van de Wiardi Beckman Stichting (WBS), het wetenschappe­lijk bureau van de PvdA, schreef A. Scher­­mer de studie Consument, milieu en mentaliteit, waarin vooral de milieuproblemen rond autogebruik en afval behandeld wer­den. De WBS publiceerde in samen­werking met het Docu­mentatie­cen­trum voor Nieuwste Geschiedenis in Amsterdam en het DNPP de bundel De vrij­zinnige traditie. VDB tussen liberalisme en socia­lis­me. Voorts verscheen Bestuurlijke vernieuwing en de PvdA als bestuurderspartij, een rapport van de WBS en de Stichting Vormings­werk PvdA.

Personalia

In april nam mevr. I. Haas-Berger na 20 jaar afscheid van de Tweede Kamer en aanvaardde de functie van voorzitter van de Nationale Com­missie voor Chronisch Zieken.

In juli overleed G. Heyne ten Bak, die van 1973 tot 1979 secretaris van de partij en daarna nog tot 1983 lid van het partijbestuur was geweest.

Staatssecretaris A. Kosto ontsnapte in november aan een bom­aanslag op zijn woning in Groot Schermer, die werd opgeëist door de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RARA). De actiegroep verweet de staatssecreta­ris een racistisch vreemde­lingenbeleid.

Laatst gewijzigd:11 april 2023 11:21