PPR jaaroverzicht 1982
Uit: L. Koeneman en P. Lucardie, ‘Het Partijgebeuren. Kroniek van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1982’ in: R. A. Koole en P. Lucardie (red.), Jaarboek 1982 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1983), 10-46, aldaar 32-34.
Vergeleken met het voorgaande jaar stond de PPR in 1982 minder in de belangstelling. De discussie tussen de zogenaamde Godebaldgroep en het partijbestuur over de politieke koers van de PPR had haar hoogtepunt bereikt tijdens het najaarscongres in 1981 en was ten gunste van het partijbestuur beslecht. De rijen leken zich in eerste instantie weer gesloten te hebben.
De Statenverkiezingen van 24 maart betekenden voor de PPR een kleine maar duidelijke winst: van acht Statenzetels naar vijftien. In verschillende provincies deed de PPR aan de verkiezingen mee met gecombineerde lijsten: twee keer de combinatie PPR/PSP (Friesland, Drenthe), één keer PvdA/PPR (Utrecht), één keer PPR/EVP (Zeeland) en één keer PPR/PSP/CPN (Zuid-Holland).
Op 15 mei hield de PPR haar traditionele voorjaarscongres in Nijmegen. Thema van dit congres was een alternatief vredesbeleid: "sociale verdediging". Het discussiestuk en de bijbehorende stellingen werden in grote lijnen door het congres aangenomen. Onbedoeld stond het congres in het teken van de pas ontstane kabinetscrisis (12 mei) en de linkse samenwerking. Naar aanleiding van de kabinetscrisis had het partijbestuur een verklaring uitgegeven. Volgens deze verklaring was het hoogstnoodzakelijk dat alle progressieve krachten in Nederland zich zouden bundelen tegen een te verwachten eenzijdige bezuinigingspolitiek. "De PPR roept alle progressieve partijen en bewegingen op om eensgezind te gaan werken aan een progressief alternatief." Opvallend was dat in het rijtje progressieve partijen alleen de PvdA, PPR, PSP en CPN genoemd werden: D'66 ontbrak. PPR-voorzitter Wim de Boer oordeelde in zijn congresrede dat D'66 definitief door de mand gevallen was. "Na de keuze voor een rechts sociaaleconomisch beleid en de schandelijke defensiepolitiek - alle departementen leveren in maar Van Mierlo krijgt er 2% bij - moet toch duidelijk zijn dat progressief denkende mensen van deze club niets meer hoeven te verwachten...". Volgens Ria Beckers was er niet alleen sprake van een breuk in het kabinet, maar ook van een "enorm breukvlak dwars door de samenleving, mee veroorzaakt door de maandenlange onzekerheid en verwarring die het kabinet en sommige politieke partijen hebben gewekt".
Bij de gemeenteraadsverkiezingen op 2 juni deed de PPR in ongeveer 200 gemeenten mee. Het aantal raadszetels groeide van 101 naar 157. Vergeleken met de Statenverkiezingen van 24 maart ging het stemmenpercentage licht vooruit. Alles zag er naar uit dat deze ontwikkeling zich ook op 8 september zou voortzetten.
Op 3 juli organiseerde de PPR een extra verkiezingscongres in Utrecht. Drie zaken stonden hier centraal: 'Manifest '82' (een aanvulling op het verkiezingsprogram van 1981), de partijbestuursmotie betreffende het onderwerp 'lijstverbinding', en de kandidaatstelling. In het manifest werd o.a. gepleit voor: arbeidstijdverkorting (7-urige werkdag); invoering van een basisinkomen; gerichte stimulering van de economie via kleine en middelgrote bedrijven; het voeren van een actief vredesbeleid, resulterend in geleidelijk afstoten van alle kerntaken. Na de discussie over de lijstverbinding werd uiteindelijk het partijbestuursvoorstel met een kleine meerderheid aangenomen. Met dit voorstel deed het congres een dringend beroep op PvdA, PSP en CPN om te kiezen voor een brede lijstverbinding. De PPR zou geen lijstverbinding aangaan, indien door anderen een brede lijstverbinding werd afgewezen. Aan het PvdA-congres (10 juli) deed het PPR-congres een oproep uitgaan om een brede lijstverbinding van alle linkse partijen tot stand te brengen. Aangezien de PvdA hier geen gevolg aan gaf, ging de PPR uiteindelijk alleen de verkiezingen in. Lijsttrekker werd opnieuw Ria Beckers. Als tweede op de lijst volgde het zittende kamerlid Peter Lankhorst, op de derde plaats het zittende Kamerlid Henk Waltmans. Hiermee ging het congres tegen het advies van het partijbestuur in, dat Waltmans op nummer 17 had geplaatst.
De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen op 8 september was voor de PPR teleurstellend en onverwacht. De fractie ging terug van drie naar twee zetels: aanleiding voor de partij om intern een discussie te starten over het onderwerp: "PPR, hoe nu verder?" Tijdens het najaarscongres op 19 en 20 november in Nijmegen vond een eerste aanzet hiertoe plaats. Drie partijleden uit verschillende afdelingen hielden hierover een inleiding, bedoeld als start van de discussie. Besluitvorming zou plaatsvinden op het voorjaarscongres van 1983. Het congresstuk "Democratie aan de basis, kan dat wel?" werd niet in behandeling genomen. De meerderheid van het congres vond het stuk inhoudelijk niet goed genoeg om over te praten. Het najaarscongres restte daarom slechts de verkiezing van acht nieuwe partijbestuursleden, onder wie de vice-voorzitter. Met de kleinst mogelijke meerderheid werd Jaap de Jong, voorstander van een nauwer samenwerkingsverband tussen PPR, PSP, CPN, tot vice-voorzitter gekozen. Volgens sommige congresgangers kon men deze verkiezing beschouwen als voorzet op de discussie over linkse samenwerking in het voorjaar van '83. Bij de verantwoording van de Eerste Kamerfractie kreeg senator Bas de Gaay Fortman gelegenheid uiteen te zetten waarom hij eind oktober bij de Kiesraad de Groene Partij Nederland had laten inschrijven. Hij wilde hiermee de naam 'groene partij' vastleggen voor de Europese verkiezingen van 1984 en zo mikken op kiezers van PPR, PSP, CPN en ook op milieuactivisten in D'66, EVP en andere partijen. Nederland kan volgens hem niet ontbreken in een "groene fractie" in het Europese Parlement. De vroegtijdige vastlegging van die naam was ingegeven om mogelijk misbruik ervan te voorkomen. Het congres onthield zich van uitspraken over dit initiatief en steunde het partijbestuur, dat daarvoor het voorjaarscongres wilde aanhouden.
Laatst gewijzigd: | 29 januari 2024 15:11 |