Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) Geschiedenis

GPV jaaroverzicht 1992

Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 1992. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1992' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 1992 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1993), 13-52, aldaar 30-34.

Inleiding

1992 stond voor het GPV in het teken van de partijdiscussie. Het Ver­bond debatteerde over een tweetal belangrijke onderwer­pen. Het eerste betrof het toelatingsbeleid van de partij. Het tweede ging over de wense­lijkheid van registratie van samenle­vingsvormen anders dan het huwelijk. Ook maakte men een begin met de herziening van de beginselverklaring en het opstellen van een nieuw verkiezingsprogramma.

Partijbijeenkomsten

Het GPV kwam op 25 april in Zwolle bijeen voor de Algemene Ver­gadering. Een van de agendapunten was de verkiezing van nieuwe leden in de Centrale Verbondsraad (CVR) en de Generale Ver­bonds­raad (GVR). De aanwezigen namen tevens afscheid van een aantal aftre­dende CVR- en GVR-leden. Speciale aandacht viel de éminen­ce grise A.J. Verbrugh ten deel. Deze trad af na vele jaren actief te zijn geweest in de nationaal-gereformeerde politiek. Hij was tien jaar lid van de Tweede Kamer, 33 jaar lid van de CVR en 22 jaar lid van het curatorium van de Groen van Prinste­rer Stich­ting (het weten­schappelijk bureau van het GPV). Hij kreeg een liber amicorum aangeboden met de titel Po­li­tiek mozaïek (zie verder onder het kopje 'Verwante organisaties en pu­blika­ties'). Boven­dien benoemde de vergadering hem tot ere-lid van de GVR. Oud-senator en voorma­lig lid van de beide Verbonds­raden J. van der Jagt kreeg eveneens het ere-lidmaat­schap aan­geboden.

Op de vergadering kwam een voorstel van de vereniging Groningen aan de orde tot verandering van de organisatie­struc­tuur van de partij. Het GPV - dat nu bestond uit een verbond van aparte, zelfstan­dige politieke verenigingen - zou volgens de indieners van het voorstel een landelijke vereniging met plaatselijke af­delingen moeten worden. Voordeel van deze nieuwe structuur zou zijn dat de partij een eenduidig beleid zou kunnen voeren op het gebied van omstreden kwes­ties als bijvoorbeeld het toela­tingsbeleid (zie hiervoor ook het Jaaroverzicht 1991 onder het kopje 'Toelatingsbeleid' en hieron­der). Bovendien zou een centra­le landelijke organi­satie ledenver­lies als gevolg van verhuizingen kunnen voorko­men. De GVR had het voor­stel in een pre-advies ontraden en ook de Algemene Verga­dering wees het in overgrote meerderheid af. Een bijzondere gast op deze Algemene Ledenvergadering was de Hongaarse parlementariër R. Hörcsik, die in 1991 in samenwer­king met B. Nitrauw van het scholings- en vormingsin­stituut van het GPV een congres in Hongarije had georganiseerd. Hij presen­teerde de bundel Calvinisten in de politiek met daarin de op het Hongaar­se congres gehouden redevoeringen.

Op 28 maart kwam de Verbondsadviesraad (VAR) bijeen. De VAR - adviserend orgaan ten behoeve van de politie­ke besluit­vorming in Alge­mene Vergadering, GVR of CVR - ging deze keer over de toekomst van de verzorgingsstaat. De discussie moest een eerste aanzet vormen voor het nieuwe verkie­zingspro­gramma, dat in 1993 opgesteld zou worden. Voornaamste conclusie van de afge­vaardig­den was echter dat - gezien de omvang en gecompliceerd­heid van de materie - verdere studie en voorbe­reiding nodig was. Een par­­tijcommissie bracht vervolgens in het najaar een korte noti­tie over sociale zekerheid uit. Aan de hand hiervan zou nadere dis­cus­sie en uiteindelijke besluitvor­ming plaatsvinden. Belang­rijke aanbevelingen in het rapport betroffen het afwijzen van het basisinkomen en het zogenaamde ministelsel in de sociale zeker­heid. Wijzigingen in de Ziektewet vond de commis­sie wel geoor­loofd, drastische ingrepen in de WAO daarentegen niet.

Toelatingsbeleid

Op 18 januari stelde de GVR een be­leidsnotitie vast, getiteld Relatie lidmaatschap GPV en omvang kie­zerscorps (zie ook Jaaroverzicht 1991 onder het kopje 'Toelatingsbeleid'). Centrale conclusie van de notitie was dat de partij niet een kerkelijk maar een confessioneel-gere­for­meer­d karakter had. Het lid­maat­schap moest daarom open­staan voor ieder die grondslag en doel van het GPV van harte kon onder­schrijven, ongeacht het feit of men lid was van de Gere­formeer­de Kerken (vrijgemaakt) of niet. De plaatselijke ver­eni­gingen bleven het beslissingsrecht houden over het toe­laten van nieuwe leden. De GVR-notitie pleitte echter wel voor meer eenduidig­heid in het toelatingsbeleid. Dit kon bewerkstel­ligd worden door het opstellen van model-statuten ten dienste van de verenigingen. GPV-kiezers die instem­den met het verkie­zingspro­gramma maar niet de grondslagen onderschre­ven, waren uitgesloten van het lidmaatschap. Wel mochten zij - volgens de notitie - kadercur­sussen, confe­renties en dergelijke van de partij bijwonen. Een andere belangrijke aanbeve­ling betrof het wijzi­gen van artikel 6c van de statuten van het GPV, waarin stond dat men voor het lidmaat­schap van de GVR belijdend lid moest zijn van een der Vrijge­maakt Gerefor­meerde Kerken. Deze voor­waarde, die ooit bij amende­ment op de Algeme­ne Vergadering van 1962 tegen de zin van de Ver­bondsbesturen in de statuten was opgeno­men, wilde men dus weer ongedaan maken.

Aan de hand van de notitie werd de discussie over het toela­tingsbeleid binnen en buiten de partij gevoerd. Er versche­nen vele artikelen in de gereformeerde pers. Het Federatiebestuur van de RPF liet in een reactie weten dat men het enerzijds toejuichte dat het GPV geen kerkelijke partij meer wilde zijn. Anderzijds vond de RPF dat dit in de grondslag van het GPV niet duide­lijk genoeg verwoord werd. In het Verbondsblad Ons Burger­schap werd een specia­le rubriek 'Ingezon­den' gecre­erd om de partij­discus­sie ruim baan te geven. Op de in 1993 te houden Al­gemene Vergadering zou het nieuwe toela­tingsbeleid uitein­delijk defini­tief vastge­steld moeten worden.

Het met het Verbond verwante vrijgemaakt gereformeerde Neder­lands Dagblad maakte een met het GPV vergelijkbare ontwikkeling door. In juni besloot de redactie zich open te stellen voor niet-vrijgemaakte journalisten. Hieraan lagen behalve princi­piële ook econo­mische redenen ten grondslag. Dit besluit ver­oor­zaakte veel onrust binnen de vrijgemaakt gerefor­meerde gele­de­ren. Er gingen zelfs geluiden op dat er een nieuw vrijge­maakt dagblad moest komen.

Verwante instellingen en publikaties

In februari publiceerde de Groen van Prinsterer Stichting Ge­­dragingen van artsen in verband met het overlijden, geschre­ven door W. Nieboer. Het bevatte een reactie op het rapport van de commissie-Remmelink en het standpunt van het kabinet over eu­tha­nasie.

In april verscheen het hierboven al genoemde Politiek mozaïek: opstellen aangeboden aan Dr. A.J. Verbrugh, een gezamenlijke uitgave van de Groen van Prinsterer Stichting en het GPV. De bundel, die onder redactie stond van Van der Jagt en anderen, bevatte artikelen over verschillen­de aspec­ten van het 'Program van richtlijnen' en was dan ook nadrukkelijk bedoeld als een eerste aanzet tot de discussie over de actualisering van dit beginselprogram.

De Groen van Prinsterer Stichting presenteerde in juni de bro­chure Zo zijn we niet getrouwd: over de registratie van niet-huwelijkse samenlevings­vormen. Dit rapport deed veel stof op­waaien. De auteurs Th. Haasdijk, E.R. Helder, B. Koelewijn en J. Ophoff waren namelijk van mening dat de overheid samenle­vings­overeenkomsten van ongehuw­den die offi­cieel bij de notaris waren geregisteerd, moest erkennen. De rechtsgevolgen van de registratie dienden beperkt te blijven tot de materiële sfeer (belastin­gen, erf­recht, alimentatie en dergelijke). Zaken die het familierecht betroffen, zoals adoptie en in vitro-fertili­satie, bleven nadrukkelijk voorbe­houden aan gehuwden. Het rap­port maakte geen onder­scheid tussen verschillende vormen van ongehuwd samenwo­nen: heteroseksuelen, homoseksuelen en samenle­vende familieleden moesten gelijk behandeld worden.

Bin­nen de partij ontstond veel discussie naar aanleiding van het rapport. In oktober besloot de GVR dan ook dat de bespre­king van Zo zijn we niet getrouwd op de eerstvol­gende Verbonds­ad­viesraad van 30 januari 1993 centraal zou staan. Ook de RPF liet zich niet onbetuigd: hoofredac­teur mevr. G. Visser-van Lente toonde zich in haar column in het partij­blad Nieuw Neder­land nogal kritisch. Haar artikel had een boze reactie van GPV-voorzit­ter J. Blokland tot gevolg, waarna een briefwisse­ling tus­sen beide partijen volgde. Ook de RPF begon overigens - onder andere met het oog op een nieuw verkiezings­pro­gramma - een dis­cus­sie binnen de partij over de registratie van alterna­tie­ve samenle­vingsvor­men.

De Stichting Mandaat, het scholings- en vormingsinstituut van het GPV, veranderde haar naam in Mandaat. Ook logo en huisstijl werden ver­nieuwd. Op 9 mei hield Mandaat met een aantal andere organisaties een congres rond het thema 'arbeid in de jaren negentig en de taakverdeling tussen man en vrouw'. In juli or­ganiseerde Mandaat in samenwerking met enkele Hongaarse geest­verwante par­tijen een vervolg op het vorig jaar in Hongarije gehouden congres over christenen in de politiek.

Laatst gewijzigd:29 januari 2024 11:45