GroenLinks jaaroverzicht 2007
Uit: P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 2007. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2007' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 2007 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2009), 3-71, aldaar 31-36.
Inleiding
In 2007 leidden het verlies bij de Tweede-Kamerverkiezingen van november 2006 en de weigering van politiek leider mevr. F. Halsema om deel te nemen aan de kabinetsformatie tot enige onrust. Voor het eerst sinds 1997 daalde het ledental enigszins. In de peilingen bleef GroenLinks evenwel vrij stabiel op zeven of acht zetels staan.
Interne kritiek over opstelling kabinetsformatie
Al in december 2006 haakte GroenLinks bij de formatie af, tot ongenoegen van een deel van de leden (zie ook Jaaroverzicht 2006 ). De Tweede-Kamerfractie zag weinig in onderhandelingen met CDA en PvdA, al gaf fractievoorzitter Halsema later toe dat ze die waarschijnlijk wel was aangegaan als de PvdA geweigerd had met de ChristenUnie in zee te gaan. Ze verwees echter ook naar afspraken dat GroenLinks alleen zou gaan meeregeren als de partij zetelwinst zou boeken en weer boven de tien zetels zou komen, en bovendien ook nog ‘nodig’ zou zijn voor de macht (Trouw, 1 februari 2007). Het in 2005 ingestelde Strategisch Beraad van de partij – een overlegorgaan tusen volksvertegenwoordigers, partijbestuur en wetenschappelijk bureau (zie Jaaroverzicht 2005 ) – steunde de Tweede-Kamerfractie hierbij.
Op de partijraad van 20 januari in Utrecht werden hierover kritische vragen gesteld. Wat later noemde europarlementariër J. Lagendijk het afhaken bij de kabinetsformatie een ‘strategische blunder’ (de Volkskrant, 1 februari 2007). Mevr. I. Brouwer, oud-lid van de Tweede Kamer en lijsttrekker van GroenLinks in 1994, meldde zich uit protest aan als lid van de PvdA.
Op het partijcongres op 3 februari in Utrecht verdedigde Halsema de strategie van de fractie vooral met het argument dat ‘CDA en PvdA niet naar ons luisteren als zij niet hoeven, ze luisteren alleen als GroenLinks onmisbaar is’ (NRC Handelsblad, 5 februari 2007). Ze kreeg applaus maar ook gejoel, vooral toen ze Lagendijk kapittelde voor zijn kritiek. De europarlementariër handhaafde zijn bezwaren tegen de afwijzing van onderhandelingen met CDA en PvdA, maar verklaarde dat het niet zijn bedoeling was geweest om de politiek leider te beschadigen. Halsema dankte hem daarvoor maar voegde er aan toe: ‘ik neem aan dat dit ook eens maar nooit weer was’ ((NRC Handelsblad, 5 februari 2007). Ook H. Nijhof, in 2006 als waarnemend voorzitter aangetreden (zie Jaaroverzicht 2006 ) en nu door het congres formeel tot voorzitter gekozen, nam afstand van Lagendijk. GroenLinks vond het regeerakkoord lang niet groen genoeg, vooral met het oog op de dreigende klimaatverandering, maar ook te weinig vrijzinnig en emanciperend. ‘De boodschap is teveel: jonge moeders, blijf maar thuis’, aldus Halsema (NRC Handelsblad, 27 februari 2007). Wel waardeerde zij het meer gematigde immigratiebeleid van het kabinet. Tijdens het debat over de regeringsverklaring bood Halsema de regering het Cool Climate Manifest aan. Cool Climate was een actiegroep van bekende Nederlanders die zich zorgen maakten over de opwarming van het klimaat.
Groep kritische GroenLinksers
De kritiek op de strategie bij de kabinetsformatie ging soms (maar niet altijd) gepaard met kritiek op de ideologische koers van Halsema en haar fractie (zie ook Jaaroverzicht 2006 ). Op 21 januari kwam op initiatief van P. de Wilt een groep kritische GroenLinks-leden bijeen in Utrecht. De Wilt vreesde dat GroenLinks een partij voor ‘post-moderne, kosmopolitische, hedonistische mensen’ was geworden (de Volkskrant, 1 februari 2007). De aanwezigen uitten vooral kritiek op de partijcultuur en het imago van GroenLinks, en voor een deel ook op de (te) liberale koers.
Op 2 april publiceerde de groep kritische GroenLinksers hun ‘Manifest van bezorgde GroenLinksers over koers, imago en partijcultuur’. De korte tekst mondde uit in een tiental voorstellen, onder meer voor een partijbrede, open discussie over de sociaal-economische koers, meer nadruk op vorming en scholing van leden en een centrale positie voor het partijbestuur – in plaats van de Tweede-Kamerfractie, die nu teveel invloed zou uitoefenen, onder meer via het Permanent Campagneteam (zie Jaaroverzicht 2005 ). Het manifest was ondertekend door 250 leden, merendeels gemeenteraadsleden en afdelingsbestuurders, maar ook de oud-senatoren L.H.G. Platvoet, S.R. Pormes en T. Pitstra. Pormes had in 2006 zijn Kamerzetel opgegeven nadat het partijbestuur had besloten hem te royeren vanwege mogelijke betrokkenheid bij terroristische activiteiten in de jaren zeventig en tachtig (zie Jaaroverzicht 2006). Op 12 mei voerde Halsema in Amsterdam een gesprek met een twintigtal kritische partijleden.
Evaluatie Tweede-Kamerverkiezingen
De groep kritische GroenLinksers schaarde zich in januari ook achter een motie voor een uitgebreide ‘bottom-up’-evaluatie van de verkiezingscampagnes in 2006 en 2007 en van de partijkoers door een onafhankelijke commissie. Deze motie werd ingediend op het partijcongres op 3 februari en aangenomen, zij het in een licht afgezwakte vorm. Er werd een evaluatiecommissie ingesteld, die onder leiding kwam te staan van A. van Ojik, voorzitter van de programmacommissie en oud-lid van de Tweede Kamer. Verder maakten onder anderen europarlementariër mevr. K. Buitenweg en De Wilt er deel van uit.
Op 4 juli presenteerde de evaluatiecommissie haar rapport, Scoren in de linkerbovenhoek. Ze had eerst negen regionale bijeenkomsten gehouden en gesprekken gevoerd met individuen en focusgroepen bestaande uit kiezers respectievelijk niet-kiezers van GroenLinks. De titel van het rapport verwees naar de positie van de partij in het politieke veld zoals dat in kaart werd gebracht door het zogeheten Kieskompas: ‘links’ in sociaal-economisch opzicht en ‘boven’ het politieke midden in sociaal-cultureel opzicht, oftewel: progressief, groen en libertair. In deze linksbovenhoek van het politieke spectrum bevonden zich echter weinig kiezers, wat weinig goeds voorspelde voor de electorale vooruitzichten van GroenLinks. Niettemin zag de commissie ruimte voor verbetering. GroenLinks had wel een duidelijk groen gezicht – al was dat soms te technocratisch – maar te weinig een sociaal profiel. Ze zou de verschillen met de andere linkse partijen duidelijker kunnen maken. Daarnaast zou de kandidatenlijst minder homogeen – hoog opgeleide veertigers uit de randstad – en meer divers moeten worden, zouden contacten met maatschappelijke organisaties versterkt dienen te worden en zouden het democratisch gehalte en de transparantie van de partijorganisatie verbeterd moeten worden. Het Strategisch Beraad van volksvertegenwoordigers, partijbestuur en wetenschappelijk bureau, dat het Permanent Campagneteam aanstuurde, zou als geheel verantwoording moeten afleggen aan de partijraad. In de ogen van veel betrokkenen was het partijbestuur in de laatste drie jaar te zwak en de Tweede-Kamerfractie te dominant geworden. Voorts uitte de commissie kritiek op de gang van zaken bij de kabinetsformatie. Op de verkiezingscampagne en het leiderschap van Halsema viel echter in haar ogen weinig aan te merken.
Halsema reageerde positief op het rapport. Ook zij wilde het interne debat over het sociaal beleid voortzetten. Ze gaf bovendien toe dat het optreden – en vooral de presentatie naar buiten – van de partij bij de coalitieonderhandelingen beter had gekund. De meeste andere conclusies van de commissie beschouwde Halsema als een steun in de rug voor haar beleid.
Vernieuwing van beginselen, strategie en organisatie
Al in 2006 had het partijcongres besloten de partijbeginselen te herijken. Het congres stemde in februari 2007 in met een voorstel van het bestuur niet alleen de beginselen maar ook de organisatie en de strategie van de partij tegen het licht te houden. Van Ojik zou deze zogeheten ‘Toekomstcommissie’ voorzitten. Daarnaast zou hij het panel ‘beginselen’ leiden. Het Tweede-Kamerlid A.J.W. Duyvendak werd voorzitter van het panel ‘strategie’, en partijvoorzitter Nijhof van het panel ‘partijorganisatie’. In 2007 zou de ‘spuifase’ met open en weinig gestructureerde discussie plaatsvinden, in 2008 de ‘focusfase’ en de besluitvorming. Het Toekomstproject ging op 7 mei van start. Op 15 en 16 september legden drie panels hun visie op de beginselen, de strategie en de organisatie van de partij voor aan de leden op het landgoed Ginkelduin bij Leersum, onder het motto ‘Discussie in de tent’. Daarnaast werden regionale discussiebijeenkomsten gehouden.
Linkse samenwerking/Een ander Nederland
In 2005 was op initiatief van de GroenLinkse senator Platvoet, zijn SP-collega M.J.M. Kox en het Tweede-Kamerlid A.Th. Duivesteijn (PvdA) een overlegorgaan voor linkse samenwerking opgericht, genaamd ‘Een ander Nederland’ (zie ook Jaaroverzicht 2005 DNPP). Op 20 maart 2007 werd besloten het orgaan op te heffen, nu de PvdA zonder de andere twee partijen aan de regering ging deelnemen. Ook de samenwerking tussen de drie partijen en een aantal maatschappelijke organisaties in ‘Keer het tij’, dat sinds 2002 acties coördineerde tegen de politiek van het eerste, tweede en derde kabinet Balkenende, werd begin 2007 bevroren.
Provinciale Statenverkiezingen
Al in 2006 werd de campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen van maart 2007 voorbereid in overleg met provinciale besturen (zie Jaaroverzicht 2006). ‘Groen op 1’ werd de centrale leuze, natuur en landschap, klimaat en energie de belangrijkste thema’s, al speelde het homohuwelijk ook een rol. Binnen dat kader benadrukten provinciale afdelingen hun eigen concrete onderwerpen, zoals de Twentse luchthaven, de havenontwikkeling en kernenergie in Zeeland, en het Groene Hart in Zuid-Holland. Halsema voerde opnieuw campagne in een bus (‘Femke on Tour’).
Bij de verkiezingen leed GroenLinks licht verlies in alle provincies; relatief het zwaarst in Drenthe, Friesland, Noord-Brabant en Limburg (zie tabel 1). Alleen in Zeeland gingen geen zetels verloren, elders moest de partij één of twee zetels inleveren (in Noord-Holland zelfs drie). De partij bleef relatief sterk in Noord-Holland, Utrecht en Groningen. In Noord-Holland keerde de partij terug in het provinciebestuur, in Zeeland trad zij toe tot een college met CDA, ChristenUnie en SGP.
Eerste-Kamerverkiezingen 2007
In 2006 had de kandidatencommissie voor de Eerste-Kamerverkiezingen van mei 2007 onder voorzitterschap van mevr. W.H.C. Ton twee kandidaten voorgedragen om de lijst te trekken: de zittende senator Ch.P. Thissen en mevr. Y. Koster-Dreese, voorzitter van de gemeenteraadsfractie Progressief Woerden en waarnemend voorzitter van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (zie Jaaroverzicht 2006). Vier zittende Eerste-Kamerleden werden niet opnieuw voorgedragen. Van hen had alleen Platvoet zich wel herkiesbaar willen stellen. De kandidatencommissie achtte hem niet geschikt voor een kleine fractie vanwege ‘gebrek aan empathisch vermogen’ (GroenLinks Magazine, december 2006, blz. 19). Platvoet tekende echter met succes beroep aan tegen de beslissing van de kandidatencommissie.
Op 3 februari stelde het partijcongres de kandidatenlijst vast. Thissen werd tot lijsttrekker gekozen. Op de plaatsen twee en drie kwamen nieuwe kandidaten: mevr. B. Böhler, een bekende advocate, respectievelijk mevr. M.H.A. Strik, oud-wethouder van Wageningen. Plaats vier ging naar Koster-Dreese, vijf naar oud-partijvoorzitter H. Meijer. Platvoet trok zich alsnog terug toen hij er niet in was geslaagd de vijfde plaats te bemachtigen.
GroenLinks streefde naar een lijstverbinding met PvdA, SP en Partij voor de Dieren. De PvdA bleek hiertoe na veel aarzelingen uiteindelijk wel bereid, maar toen haakte de SP af. Uiteindelijk kwam alleen een lijstverbinding tussen GroenLinks en de Partij voor de Dieren tot stand. Veel profijt hadden de partijen hier echter niet van. Omdat het Noord-Hollandse Statenlid mevr. C.J. Braam een ongeldige stem uitbracht, liep de lijstcombinatie een extra zetel mis. GroenLinks verloor een zetel en de PvdD won er slechts één in plaats van twee.
Braam bekende dat een paar dagen later en weet haar fout aan omstandigheden van persoonlijke aard. De hierdoor ontstane vertrouwensbreuk leidde er toe dat zij zich afscheidde en een zelfstandige fractie in de Provinciale Staten vormde.
De vierde zetel ging naar J.P. Laurier, oud-wethouder van Leiden, die de negende plaats op de lijst had maar dankzij voorkeurstemmen toch in de senaat kwam. Hij kreeg zelfs meer stemmen dan de nummers twee (Böhler) en drie (Strik). Vertrekkend senator J. van der Lans weet Lauriers verkiezing aan ‘een kleine verzameling lafaards’, die ‘beneden elk niveau’ gehandeld had (de Volkskrant, 6 juni 2007). Het waren vooral Statenleden van Zuid-Holland, die op deze wijze protest aantekenden tegen de kandidaatstellingsprocedure, die te weinig ruimte zou laten aan individuele kandidaten en teveel invloed gaf aan de kandidatencommissie, ondanks de veranderingen die in 2005 waren doorgevoerd (zie Jaaroverzicht 2005).
Lijsttrekker Thissen, het enige herkozen Eerste-Kamerlid, werd tot fractievoorzitter gekozen. Hij erkende dat Laurier formeel recht had op zijn zetel en beschouwde hem bovendien als een uitstekend Kamerlid.
Personalia
Op 7 januari overleed J.F. Wolff, van 1967 tot 1982 lid van de Tweede Kamer voor de Communistische Partij van Nederland (CPN), een van de voorgangers van GroenLinks.
Oud-partijleider P. Rosenmöller bleek (volgens het Vergoedingenbesluit Adviescolleges) een te hoge vergoeding ontvangen te hebben voor advieswerk dat hij in 2004 voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) had verricht. In juni 2007 stortte hij daarop de gehele vergoeding terug. In 2005 had hij overigens iets soortgelijks gedaan (zie Jaaroverzicht 2005).
Op 1 augustus vertrok de directeur van het partijbureau, mevr. A. Nijenhuis; zij werd opgevolgd door mevr. V. van Teeseling.
Op 19 november aanvaardde mevr. A.C. van Es, die van 1981 tot 1990 lid van de Tweede Kamer was geweest voor de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) en vervolgens voor GroenLinks, de functie van directeur-generaal van Bestuur en Koninkrijksrelaties bij het ministerie van BZK.
Laatst gewijzigd: | 06 september 2023 16:05 |