Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Democraten 66 (D66) Geschiedenis

D66 jaaroverzicht 1991

Uit: P. Lucardie, M. Nie­boer en I. Noomen, 'Kroniek 1991. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1991' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1991 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1991), 14-61, aldaar 29-34.

Inleiding

In 1991 vierde D66 haar 25-jarig bestaan. De jarige maakte het uitste­kend. Bij de Statenverkiezingen in maart behaal­de de partij de grootste electorale overwinning uit haar geschie­denis. Bovendien bleek uit opinie­peilingen ook nog eens dat D66 na het CDA de grootste partij zou worden bij eventueel te houden verkiezingen voor de Tweede Kamer. De Demo­cra­ten waren daarmee zo langzamerhand geduchte concur­ren­ten geworden van de drie grote partijen CDA, PvdA en VVD. Dat was aan hun reac­ties dan ook te merken. Tijdens een toespraak in de Wes­terkerk in Amsterdam leverde CDA-fractie­voorzitter in de Tweede Kamer Brink­man de kri­tiek dat D66 zich te vrijblij­vend zou gedra­gen en inhoude­lijk onduidelijk zou zijn. Hij conclu­deerde dat het daarom mis­schien wel nodig was dat D66 'met de harde werke­lijk­heid van het pluche' gecon­fronteerd zou worden. Eerder in het jaar al had het CDA - uit angst voor een over­vertegen­woor­diging van D66-sympathi­san­ten in de rechterlij­ke macht - in de Tweede Kamer bij monde van Vincent van der Burg gepleit voor meer invloed voor het parle­ment bij het benoemen van nieuwe leden in de Hoge Raad.

De sociaaldemocraten reageerden anders: het PvdA-bestuur kwam in oktober met het voorstel de wetenschappelijke bureaus van D66, GroenLinks en PvdA aan de hand van de partijprogramma's overeenkomsten en verschillen tussen de progressieve partijen te laten onderzoeken om zo de moge­lijkheid van samenwerking tussen de drie partijen te verkennen.

VVD-fractievoorzitter in de Tweede Kamer Frits Bolkestein ten­slotte vergeleek D66-leider Hans van Mierlo met een Latijns-Amerikaanse 'caudil­lo' (een dictator). Dit gebeur­de naar aanleiding van een vraaggesprek met Van Mierlo in NRC Handels­blad, waarin hij de verwachting uitsprak dat de betekenis van politieke partijen en programma's zou afne­men en de rol van personen in de politiek groter zou worden. Na boze reacties uit de D66-gelederen herriep Bolkestein zijn vergelijking.

Verkiezingen

Op de algemene ledenvergadering van 2 februari opende campag­neleider Ernst Bakker officieel de campagne voor de Provinciale Statenver­kiezingen, die gevoerd werd onder het motto 'Een schone provincie, een helder bestuur'. Evenals in 1990 bij de gemeenteraadsverkiezingen viel de uitslag voor D66 zeer gun­stig uit. De partij behaalde in totaal 116 Staten­zetels, bijna een verdrievoudiging ten opzichte van de Statenver­kiezingen van 1987. In Flevo­land behaalde D66 met 20,4% van de stemmen de meeste winst. In een aantal plaatsen (Almere, Lelystad, Leiden, Den Helder, Zoetermeer) kwamen de Democraten zelfs als grootste partij uit de bus.

Binnen de partij zag men deze nieuwe verkiezingszege als een bewijs van structurele groei, toe te schrijven aan een aantal factoren: de ideologi­sche ongebondenheid van D66, die een voor­deel was in een tijd van ontzuiling en neer­gang van klas­sieke ideologiën; de con­structieve wijze van opposi­tievoe­ren in de Tweede Kamer; en ten slotte het gunstige imago van D66, vooral belichaamd in de persoon van Van Mierlo. Dit laatste punt leek ondersteund te worden door een door bureau Intomart onder D66-kiezers uitgevoerd onderzoek. Hieruit bleek dat 72% van mening was dat D66 zonder de poli­tieke uit­spraken van Van Mierlo niet veel stemmen zou trekken. 80% was niet in staat een van de twaalf andere D66-Kamer­leden te noemen dan Van Mierlo.

Bij de collegevorming was de spectaculaire overwinning van D66 lang niet overal terug te vinden. In meer dan de helft van de provin­cies bleven de Democraten buiten het college van Gedeputeerde Staten.

In maart kozen de leden van D66 Jan Vis op de eerste plaats van de kandidatenlijst voor de Eerste Kamerver­kiezin­gen. Jan Glas­tra van Loon en Marie-Louise Tie­singa namen respec­tievelijk de tweede en derde plaats in. Het vroegere Tweede Kamerlid Elida Wessel-Tuinstra kwam op de vierde plaats. Na de verkiezin­gen in mei was de frac­tie gegroeid van vijf naar twaalf ze­tels, waarvan vijf door vrouwen bezet werden. De vijf zittende senatoren maakten ook weer deel uit van de nieuwe fractie.

WAO-voorstellen

'Een regeringspartij zonder regerings­verantwoordelijk­heid.' Zo typeerde VVD-leider Bolkestein de tamelijk welwillende houding van D66 ten aanzien van de coalitie van PvdA en CDA. Deze 'con­structieve' opstelling van D66 kreeg met het WAO-besluit van het kabinet een behoorlijke deuk. Van Mierlo vond in au­gustus dat de bestaansreden van het kabinet was verval­len door 'de bende die het kabinet van de WAO-plannen heeft ge­maakt'. De Adviesraad die op 31 augustus speciaal bijeenkwam over de WAO, steunde de Ka­mer­fractie en haar voorzitter. D66 toonde zich voor­stander van een ruime toepassing van volume­maatrege­len in WAO en Ziektewet. Pas als onomstotelijk vast­staat dat deze ­maat­regelen niet voldoende zijn, moet er inge­grepen wor­den in hoogte en duur van de uitkeringen.

Partijbijeenkomsten

Op 2 februari kwam de algemene ledenvergadering in Zwolle bijeen. Hoewel het congres gewijd was aan het milieu en de Statenverkiezingen ging de meeste aandacht uit naar de Golf­oorlog. Uitvoe­rig verantwoord­de Van Mierlo in zijn rede de opstelling van de Tweede Kamer­fractie, die - met uitzondering van Dick Tommel - voor Neder­land­se deelname aan de oorlog had gestemd. Hoewel het kabi­netsbeleid door de Democra­ten werd ondersteund bekri­tiseerde Van Mierlo 'de moeizame, onheldere en weinig overtui­gende manier' waarop het regerings­standpunt ten aanzien van de Golf­oorlog tot stand was gekomen. Het con­gres nam een resolutie aan over beteugeling van de wapenex­port naar het Midden-Oosten. Verder discussieerden de Democra­ten over het milieubeleid. Men sprak zich uit voor het invoe­ren van regulerende milieuheffingen en voor maatregelen die zouden leiden tot vermindering van de veesta­pel.

Op 2 november hield D66 haar jubileumcongres in Amsterdam. Tijdens de bijeenkomst in Krasnapolsky - op dezelfde plaats waar D66 25 jaar geleden was opgericht - besprak Van Mierlo onder andere de kansen voor D66 op een door­braak naar een gro­te partij. Bij de eerstvolgende Kamer­verkiezingen zou zijn voorkeur uitgaan naar een coalitie van D66, VVD en PvdA. Samenwerking tussen D66, PvdA en GroenLinks, zoals bepleit door de PvdA, wees hij van de hand. Het idee van een progres­sie­ve volkspartij zou name­lijk een herbe­vestiging betekenen 'van de traditionele Neder­landse politieke huiskamer met het bank­stel van het CDA in het midden en twee fauteuils ter lin­ker en ter rechter zijde', zo verklaarde hij (NRC Handelsblad, 4 novemner 1991). Dat dit stand­punt brede steun ontmoette, bleek uit het feit dat een motie werd aangenomen die van het hoofd­bestuur vroeg zich terughou­dend op te stellen in de dis­cussie over een nieuwe pro­gressie­ve volks­par­tij.

Op de bijeenkomst stond verder een internationale forum­discus­sie op de agenda. Onder leiding van Laurens Jan Brink­horst sprak men over het functione­ren van de democra­tie in Oost- en West-Eu­ropa. Sprekers uit Grieken­land, Polen, Italië en Tsjecho-Slo­wakije zetten de bijeenkomst luister bij. De toekomst van Europa kwam ook ter sprake. Een motie werd aangeno­men die het Europees Parlement een eerste stem wilde geven in de besluit­vorming over de Europese Politie­ke en Monetaire Unie.

Wijziging statuten en huishoudelijk reglement

In 1990 waren de voorbereidingen gestart voor de wijzigin­gen van de statuten en het huishoudelijk reglement van D66 (zie Jaaroverzicht 1990). In de zomer van 1991 werden de door de reglementen­commissie voorge­stelde wijzi­gingen door de partijtop besproken. Het voor­jaars­con­gres van maart 1992 zou zich hier­over uit­spreken. Voorge­steld werd onder andere om het hoofdbestuur rechtstreeks door de algemene ledenvergadering te laten kiezen in plaats van door de regio's. Daarnaast zou de leef­tijdsgrens voor het lidmaatschap van D66 verlaagd moeten worden naar veertien jaar. De Ad­vies­raad (AR) had in okto­ber al laten weten zich niet te kunnen vinden in de wijzi­gingen die de AR betrof­fen, omdat die tot belemme­rin­gen van zijn ­werk­zaam­heden zouden leiden.

Jonge Democraten

De Jonge Democraten (JD) volgden in 1991 de moederpartij op kri­ti­sche wijze. Voorzitter R. van der Poort verweet de partij enkele malen dat ze bezig was aan een winterslaap. D66 zou na 25 jaar te weinig behouden hebben van haar oorspronkelijke ver­nieuwingsdrang en mede door de snelle groei verworden zijn tot een 'doodgewone partij'. Ook was Van der Poort van mening dat D66 te veel vertrouwde op de kracht van Van Mierlo. Om de elec­torale winst te behouden, zou de partij zich meer moeten gaan bezighouden met profi­lering van eigen mensen en ideeën - bijvoorbeeld op het gebied van het sociaal-economisch beleid en de medi­sche tech­nologie. Ook het partij­be­stuur moest het ontgel­den: het zou zich te slaafs opstellen ten opzichte van de Tweede Kamerfractie. De jongerenorganisa­tie en de moeder­partij bleven echter wel met elkaar in ge­sprek. In april werd de eerste van een serie 'con­frontatiebij­een­komsten' tussen JD-ers en D66-ers gehouden met als doel het formu­leren van stand­punten over onderwerpen als sociale dienstplicht, gen-ethiek en biotechno­logie.

De Jonge Democraten lieten ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van D66 een brochure verschijnen, getiteld 2016. De bundel - geschreven door acht JD-ers - probeerde een beeld te geven van wat D66 was en wat ze over nog eens 25 jaar zou moeten zijn.

Verwante organisaties en publikaties

In juni hield de Stichting Wetenschappelijk Bureau D66 (SWB-D66) in Amers­foort een studie­conferentie over het Midden-Oosten. De discus­sie werd gevoerd aan de hand van de notitie Het Midden-Oosten na de Golfcrisis, opgesteld door een SWB-werkgroep.

In september organiseerde de SWB ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van de partij een symposium in Den Haag over de functie en rol van poli­tieke partijen in de toe­komst. Over dit onderwerp liet de SWB ook een brochure het licht zien.

Ook het Politiek Emancipatie en Activerings Centrum (PEAC) publiceer­de een jubileumbrochure met als titel Emancipatie in de jaren negentig. Zeven schrijfsters ontvouwden hierin hun visie op verschil­lende facetten van het emancipa­tiebe­leid.

Het PEAC kreeg in 1991 een nieuw bestuur, met als voorzit­ter M. van der Leeuw. In een interview in Democraat kon­digde zij een koerswij­ziging van het PEAC aan, waarbij de nadruk meer dan voorheen zou gaan liggen op politieke emancipatie van vrouwen. Positieve discriminatie en aparte vrouwenorganisaties be­schouwde ze als achterhaald.

De raads- en Statenleden van D66 vormden in 1991 een bestuur­dersver­eniging, die hun activiteiten professioneel moest gaan ondersteunen. De vereniging kwam in de plaats van het Gemeentelijk Provinciaal Overleg (GPO), dat in feite een commissie was van het hoofdbestuur en op vrij­willige basis werkte. De status van de nieuwe vereniging zou definitief geregeld worden in de nieuwe statuten van D66. De bestuurdersvereni­ging presen­teerde zich officieel op het jubileumcongres in november.

Internationale contacten

De Adviesraad deed in zijn vergadering van maart een aantal uitspraken over internationale partijpolitieke samenwerking. In de eerste plaats vond men dat er gewerkt moest worden aan een langetermijnvisie met betrekking tot de samenwerking met andere politieke partijen en groepe­ringen in Europa. Ook zou D66 initiatieven moeten nemen om te komen tot een Europees platform voor 'burger-democratische' partijen. Het waarnemer­schap bij de Libera­le Internationale moest worden voortgezet. Een uit­spraak over een eventuele toetreding van de partij tot de Europe­se Federatie van Liberale en Democratische par­tijen vond men nog niet opportuun.

Het Instituut voor Vorming en Samenwerking Oost- en Mid­den-Europa (IVSOM) organiseerde in november in Noordwijk een vrouwenconferen­tie, waarbij de plaats van de vrouw in de samenleving centraal stond. Ook vrouwen uit Hongarije, Tsje­cho-Slowakije en Polen woonden de bijeen­komst bij.

Personalia

In mei overleed de jeugdpsychiater Gerrit Mik op 68-jarige leef­tijd. Van 1970 tot 1981 had hij deel uitgemaakt van de Provin­ciale Staten van Gronin­gen en van 1981 tot 1986 was hij Tweede Kamer­lid voor D66. Mik verwierf vooral bekend­heid op het ge­bied van de jeugdhulpverlening.

Per 1 november volgde oud-partijleider Jan Terlouw de in mei overleden VVD-er Matty de Bruyne op als Commissaris der Konin­gin in Gelderland. Terlouw, die van 1973 tot 1981 voorzitter van de Tweede Kamerfractie was geweest en van 1981 tot 1982 minister van Economische Zaken en vice-premier in het tweede en derde kabinet Van Agt, had zich na de zware verkiezings­neder­laag van D66 in 1982 uit de landelijke politiek terugge­trok­ken. Daarna was hij secre­taris-generaal van de Europese Confe­rentie van Transport­minis­ters in Parijs geworden. D66 kreeg met Terlouw haar eerste Commissaris der Koningin.

In november verscheen van de hand van Ben Rogmans een bio­grafie met de titel Hans van Mierlo: een bon-vivant in de politiek. Van Mierlo was hiervan weinig gediend. Hij­zelf en zijn vrien­den hadden geweigerd aan het boek mee te wer­ken, zodat de auteur zich louter had moeten baseren op schrif­telijk materiaal.

Laatst gewijzigd:31 maart 2023 12:16