D66 jaaroverzicht 1987
Uit: L. Koeneman, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 1987. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1987' in: R.A. Koole (red.), Jaarboek 1987. Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1988), 16-57, aldaar 28-30.
Inleiding
Twee interne aangelegenheden stonden in 1987 voor D66 op het programma: een ledenwerfactie en een reorganisatie van de partijstructuur. De ledenwerfactie kwam aan het eind van het jaar op gang, de procedure van de reorganisatie ging een aantal maanden eerder van start. Het hoofdbestuur stelde een ad-hoccommissie Adviesgroep partijstructuren in met de taak op korte termijn een advies op hoofdlijnen uit te brengen over de partijstructuur.
Begin september werd dit advies gepubliceerd in de Democraat. Eén van de hoofdpunten hieruit betrof het voorstel om de Adviesraad op te heffen en te laten vervangen door een 'ledencollege', welke de algemene ledenvergadering enigszins zou moeten ontlasten. Deze omgevormde Adviesraad zou meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden krijgen. Andere voorstellen van de adviescommissie betroffen wijzigingen in de samenstelling van het hoofdbestuur en wijzigingen op het gebied van commissies en werkgroepen. De algemene ledenvergadering zou het belangrijkste orgaan blijven. Tot 10 december kreeg de partij gelegenheid op het advies van de commissie te reageren; op basis van de opinievormende discussie tijdens de algemene ledenvergadering in februari 1988 zou definitieve besluitvorming plaatsvinden op het najaarscongres van oktober.
Verkiezingen
Vergeleken met de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen in 1986 wist D66 bij de Statenverkiezingen de stijgende lijn vast te houden. In geval van Kamerverkiezingen zou de partij één zetel gewonnen hebben. Vergeleken met de Statenverkiezingen van 1982 ging D66 terug van 54 naar 45 Statenzetels. Evenals een aantal andere partijen had D66 tijdens de verkiezingscampagne gespeculeerd over een mogelijke progressieve meerderheid in de Eerste Kamer op basis van de Statenverkiezingen. Zowel de D66-fractieleider in de Tweede Kamer, Hans van Mierlo, als de fractieleider in de Eerste Kamer, Jan Vis, waren van mening dat het tweede kabinet Lubbers niet zou hoeven opstappen wanneer in de Eerste Kamer een linkse meerderheid zou ontstaan. Van Mierlo noemde het onjuist wanneer zijn partij, die voor afschaffing is van de Eerste Kamer, haar stemgedrag zou wijzigen om het kabinet ten val te brengen. Het kabinet zou wel in geval van een linkse meerderheid in de Senaat goed moeten luisteren naar de oppositie in de Tweede Kamer. De regeringscoalitie behield echter een krappe meerderheid van 38 zetels: D66 verloor één zetel en behaalde vijf zetels in de Senaat. De vijfde zetel dankte de partij aan een lijstverbinding met de PPR.
Congressen
De Democraten organiseerden in 1987 twee congressen. De vierenveertigste algemene ledenvergadering speelde zich af op 28 februari te Amersfoort. Belangrijkste punt op de agenda was de volksgezondheid. De door het hoofdbestuur voorgelegde beslispunten ondervonden van een lange rij sprekers veel kritiek. Het hoofdbestuur erkende verzuimd te hebben de bestaande werkgroep volksgezondheid te raadplegen en te vermelden dat het bij de behandeling in eerste instantie ging om structuur en financiering, terwijl de rest van het stuk niet aan de orde was. Op grond van de gevoerde discussie zou een commissie, waarin alle leden van de werkgroep volksgezondheid vertegenwoordigd waren, verder aan het werk gaan. De agenda bevatte voor het overige voornamelijk huishoudelijke onderwerpen en enkele toespraken. Ondanks het feit dat dit congres twee en een halve week voor de Statenverkiezingen plaatsvond, werd hieraan praktisch geen aandacht besteed. De opkomst was mager, ruim vierhonderd congresgangers, hetgeen werd toegeschreven aan krokusvakantie en carnaval.
De algemene ledenvergadering op 31 oktober stond vooral in het teken van onderwijs. Het congres diende te stemmen over vijf beslispunten rond voortgezette basisvorming in het onderwijs. Nadat vier van de vijf beslispunten van tafel geveegd waren, besloot het hoofdbestuur het vijfde beslispunt in te trekken. Een nieuw onderwijsconcept diende geschreven te worden.
In zijn congresrede ging Van Mierlo serieus in op mogelijke alternatieven voor een CDA-VVD coalitie. Hij deed een beroep op PvdA en VVD een einde te maken aan de vanzelfsprekendheid waarmee het CDA altijd deel uitmaakte van de regering. Van Mierlo noemde de vanzelfsprekendheid van macht van het CDA steeds ongezonder. 'PvdA en VVD maken de spastische indruk als de dood te zijn het voortijdige misnoegen van het CDA op zich te laden. (...) Die dodelijke angst uit het gevlei te raken moeten beide partijen proberen kwijt te raken', aldus Van Mierlo. In dit verband uitte hij scherpe kritiek op de PvdA, die net te kennen had gegeven euthanasiewetgeving op dat moment ongewenst te vinden. Het standpunt van de PvdA over euthanasie paste in de stelling dat de PvdA alles in het werk stelde om niet bij het CDA uit de gratie te raken. Het congres reageerde met instemming op de stellingname van Van Mierlo dat D66 in principe bereid moet zijn om aan ieder kabinet deel te nemen dat qua beleid, uitstraling en gezag een vernieuwend alternatief is voor het zittende kabinet. Evenals bij het vorige congres was ook nu de opkomst slecht. Het commentaar in de Democraat sprak over een dieptepunt, waarbij als mogelijke oorzaken werden genoemd de magere politieke agenda, te weinig inspirerende sprekers en de afzijdigheid van prominente D66'ers zoals ex-bewindslieden, burgemeesters, raads- en statenleden.
Publicaties
In februari presenteerde een werkgroep van het wetenschappelijk bureau van D66 een rapport over het milieu. Hierin werd gepleit voor een actievere opstelling van de Tweede Kamer wat betreft bescherming van het milieu. Besluitvorming over milieuvraagstukken zou sneller en soepeler moeten verlopen.
In september verscheen van de hand van de Tweede Kamerfractie van D66 de nota Kunstbeleid: een plaatsbepaling (uitgegeven door het wetenschappelijk bureau van D66). D66 gaat in dit rapport in op de vraag hoe bepaald kan worden of kunst kwaliteit heeft en wie dat oordeel zou moeten uitspreken; op het probleem waar de eerste verantwoordelijkheid hoort te liggen voor het kunstbeleid van de overheid en op de relatie tussen culturele instelling en geldschieters, sponsors of subsidianten. Volgens de opstellers van de nota komt de kwaliteit van de kunst in het gedrang door de eenzijdige aandacht van subsidiegevers voor het criterium van pluriformiteit of vernieuwing.
De overheid heeft zich in het verleden te veel aan een inhoudelijk oordeel over kunst onttrokken. Belangrijkste inspiratoren achter de nota waren het kamerlid Aad Nuis en de kunstcriticus Hans Onno van den Berg.
Laatst gewijzigd: | 31 maart 2023 12:28 |