ChristenUnie jaaroverzicht 2004
Uit: J. Hippe, R. Kroeze, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 2004. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2004' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 2004 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2005), 14-105, aldaar 36-46.
Inleiding
De ChristenUnie werd in 2004 geconfronteerd met problemen voortvloeiende uit het declaratiegedrag van de gezamenlijke eurofractie met de SGP. Mede daardoor viel het resultaat van de ChristenUnie/SGP bij de Europese verkiezingen wat tegen. Deze gebeurtenissen droegen er bovendien toe bij dat de relatie tussen beide partijen enigszins onder druk kwam te staan. Een opsteker voor de Unie was de verkiezing door de parlementaire pers van haar fractievoorzitter in de Tweede Kamer A. Rouvoet tot politicus van het jaar.
Kandidatenlijst Europese verkiezingen
In 2003 was de ChristenUnie begonnen met de voorbereidingen van de kandidaatstelling voor de Europese verkiezingen (zie Jaaroverzicht 2003). In december had het Uniebestuur besloten dat zittend eurofractieleider J. Blokland en nieuwkomer P. van Dalen zouden strijden om het lijsttrekkerschap voor de ChristenUnie en daarmee ook voor de eerste plaats op de gemeenschappelijke lijst van de ChristenUnie/SGP. Het bestuur plaatste de tweede europarlementariër van de ChristenUnie R. van Dam op de – onverkiesbare – derde plaats. Deze besloot daarop een campagne voor zichzelf te voeren.
Tijdens het Uniecongres van 24 januari 2004 besloot de vergadering dat ook Van Dam aan de verkiezing van de lijsttrekker mocht deelnemen. Bij de stemming viel hij echter met vijftien procent van de stemmen na de eerste ronde af. Omdat geen van de twee andere kandidaten een absolute meerderheid had behaald, was een tweede ronde nodig. Die werd door Blokland gewonnen met 52 procent, tegenover ruim 47 procent voor Van Dalen. Op de gemeenschappelijke lijst met de SGP zou Van Dalen nu de derde plaats innemen en Van Dam de vijfde.
Programma Europese verkiezingen
Het Uniecongres aanvaardde zonder noemenswaardige discussie tevens het Europese verkiezingsmanifest van ChristenUnie en SGP. Het hoofdbestuur van de SGP ging op 6 februari akkoord. Het manifest – Geloofwaardige keuzes. Manifest voor christelijke politiek in Europa geheten – was opgesteld door een commissie waarin vertegenwoordigers van beide partijen zitting hadden. Op 28 april werd dit manifest in Den Haag gepresenteerd.
Eurofractie in problemen
Op 6 februari berichtte het ‘Radio 1 Journaal’ dat van de Nederlandse europarlementariërs alleen die van PvdA, GroenLinks en SP zich hielden aan de door alle Nederlandse afgevaardigden ondertekende gedragscode betreffende de onkostenvergoeding. Deze code hield in dat onkostenvergoedingen die niet gebruikt werden zouden worden teruggestort en dat over de besteding van de vergoedingen jaarlijks verantwoording zou worden afgelegd. Blokland verklaarde echter dat zijn fractie zich aan de regels hield. Op 11 mei berichtte NRC Handelsblad dat de leden van de eurofractie van de ChristenUnie en de SGP sinds 1999 een deel van hun onkostenvergoeding (maandelijks zo’n 480 euro) als salaris aanmerkten en daarover geen verantwoording aflegden. Blokland legde uit dat dit gebeurde om hun salarissen in de pas te laten lopen met die van de Tweede-Kamerleden, wat volgens hem wettelijk was voorgeschreven. Dat deze handelwijze in strijd was met de Europese regeling dat de onkostenvergoeding niet gebruikt mag worden voor persoonlijke uitgaven, had volgens Blokland geen praktische betekenis. ‘Ik heb namelijk meer onkosten dan ik van het parlement vergoed krijg. Het punt is alleen dat wij over de besteding van dat deel van de onkostenvergoeding geen verantwoording hebben afgelegd’ (NRC Handelsblad, 11 mei 2004). Blokland zei ook dat de handelwijze van zijn fractie in het voorjaar van 2000 aan de andere Nederlandse europarlementariërs was gemeld en dat die geen bezwaren hadden geuit. Ook volgens Unievoorzitter Th. van Daalen was er niet veel aan de hand, aangezien de Europese Rekenkamer de uitgaven van de fractie kort daarvoor had goedgekeurd.
Nadat de besturen van de ChristenUnie en de SGP met de leden van de eurofractie hadden gesproken, concludeerden zij ‘dat er geen enkele reden was om te twijfelen aan de integriteit van onze parlementariërs’ (de Banier, 28 mei 2004). Mede met het oog op de aanstaande verkiezingen stelde Rouvoet op 15 mei echter voor dat beide partijbesturen een onafhankelijk onderzoek zouden laten uitvoeren naar de financiële handel en wandel van de leden van de eurofractie – ook al omdat bekend was geworden dat Van Dam als enige Nederlandse europarlementariër gebruik maakte van een aanvullende pensioenregeling van het Europees Parlement, hetgeen ook in strijd zou zijn met de bovenvermelde gedragscode. Het Uniebestuur besloot daarop tot het instellen van een onderzoek.
De SGP, die van meet af aan sceptisch stond tegenover het onderzoek, sprak haar onaanvaardbaar uit toen de opzet bekend werd. Volgens algemeen partijvoorzitter van de SGP W. Kolijn was de opzet te subjectief. De leiding van de SGP was bovendien gepikeerd dat zij niet bij het besluit tot het instellen van een onderzoek was betrokken. Bijzonder boos op de ChristenUnie was SGP-europarlementariër B. Belder: ‘ Ik voel me in mijn eer aangetast’ (Reformatorisch Dagblad, 18 mei 2004). Belder zei dat hij een volledige verantwoording had gegeven over de aanwending van de ontvangen onkostenvergoeding.
Toch ging ook de SGP tot een onderzoek over, omdat het anders zou kunnen lijken alsof zij of Belder iets te verbergen had. De partij besloot op 18 mei – met ‘volledige instemming, zelfs op aandringen’ van Belder – een externe deskundige te laten toetsen of de visie van het partijbestuur dat Belder geheel volgens de voorschriften had gehandeld, juist was (de Banier, 28 mei 2004). Op 27 mei maakte de SGP bekend dat de door haar geraadpleegde externe onderzoeker – wiens naam op verzoek van de persoon zelf niet bekend werd gemaakt – tot de conclusie was gekomen dat Belder al zijn uitgaven kon verantwoorden. ‘Ook van dat deel dat hij niet gewend was nader te specificeren, zo’n 480 euro per maand’, aldus Kolijn (Reformatorisch Dagblad, 28 mei 2004). De onderzoeker had zich beperkt tot de officiële regels van het Europees Parlement en had de SGP dringend geadviseerd de gedragscode niet in het oordeel te betrekken, omdat over die code te veel verschillen van inzicht zouden bestaan. Op het specifieke punt dat Belder in 1999 zevenhonderd euro te veel had gedeclareerd – hetgeen door het radioprogramma ‘De ochtenden’ op 24 mei was gemeld – kon Kolijn niet ingaan.
Op 28 mei verklaarde Unievoorzitter Van Daalen dat zijn partij ook – op basis van het rapport van het door haar ingeschakelde accountantsbureau – onverminderd vertrouwen bleef houden in Blokland als lijsttrekker voor de Europese verkiezingen. Uit het rapport was volgens Van Daalen gebleken dat Blokland en Van Dam niet gefraudeerd hadden. Blokland had zich ook aan de gedragscode gehouden, met als enige uitzondering dat hij onvoldoende informatie had gegeven. Het bestuur van de Unie vond het niet verantwoorden van 480 euro per maand uit de onkostenvergoeding omdat het salaris zou zijn ‘ongelukkig’ (NRC Handelsblad, 29 mei 2004). Blokland zou nu zijn werkelijke uitgaven – ook wat betreft de gemaakte reiskosten – herberekenen. Zou dan blijken dat hij geld had overgehouden, dan zou hij het terugstorten.
Het rapport van het accountantsbureau werd niet integraal openbaar gemaakt. Het was de bedoeling dat vóór de Europese verkiezingen een samenvatting zou worden gepubliceerd, maar op 9 juni maakte Van Daalen bekend dat het accountantsbureau de definitieve samenvatting niet op tijd gereed kon krijgen. Toen deze samenvatting in de laatste week van juni verscheen, bleek dat het rapport ‘flink kritisch’ stond tegenover het declaratiegedrag van Blokland en Van Dam: beiden hadden zich niet aan de gedragscode gehouden, met name wat betreft het voldoen aan de verantwoordingsplicht. Verder had Blokland bijvoorbeeld geen geld voor reiskosten teruggestort omdat hij uitging van een ‘kostprijsberekening’ en niet van werkelijk gemaakte kosten, terwijl Van Dam helemaal geen inzicht had gegeven in zijn reiskosten (Reformatorisch Dagblad, 23 juni 2004). Van Dam werd het ook zwaar aangerekend dat hij aan het pensioenfonds van het Europees Parlement deelnam. Overigens was het onderzoek al na tien dagen op 28 mei op verzoek van de ChristenUnie afgebroken, volgens Unievoorzitter Van Daalen omdat ‘toen al duidelijk (was) wat er aan de hand was’ en verder onderzoek te veel tijd en geld zou kosten (Nederlands Dagblad, 24 juni 2004). De twee europarlementariërs maakten een behoorlijk aantal kanttekeningen bij het rapport. Wel stortte Blokland begin november 3.100 euro terug in de kas van het Europees Parlement. Het betrof hier het bedrag dat hij had overgehouden van zijn kilometervergoeding. Ook aan Van Dam was gevraagd geld terug te storten, maar die wilde dat niet doen.
Anders dan bij de SGP verdween in de ChristenUnie de affaire rond de eurofractie niet uit de belangstelling. Een overgrote meerderheid van de raads- en Statenleden van de ChristenUnie vond dat Blokland vanwege zijn declaratiegedrag de eer aan zichzelf moest houden, zo bleek uit een peiling van de Bestuurdersvereniging vlak vóór het Uniecongres van 13 november. Op het Uniecongres stond een motie van de kiesvereniging Reeuwijk op de agenda, waarin het Uniebestuur gevraagd werd er bij Blokland op aan te dringen om af te treden. Het bestuur van de Bestuurdersvereniging steunde deze motie. Het Uniebestuur had bij de motie geen pre-advies gegeven. Het stelde wel dat het intensief met Blokland had gesproken over de mogelijke politieke gevolgen van zijn declaratiegedrag, maar het meende dat Blokland zelf diende te beslissen over zijn aanblijven. Aan de vooravond van het congres gaf Blokland te kennen niet te zullen terugtreden. De doorslag gaf voor hem dat hij bij de in juni gehouden Europese verkiezingen een mandaat van de kiezers had gekregen. ‘Het moet wel heel bont zijn, wil je zo’n mandaat naast je neerleggen. Ik heb een rein geweten …’ (Nederlands Dagblad, 12 november 2004). Op het Uniecongres werd uitvoerig over de affaire gedebatteerd, waarna Blokland spijt betuigde over zijn declaratiegedrag en erkende dat de naam van de ChristenUnie hierdoor schade had opgelopen. Vervolgens vroeg hij het congres om vergeving. Daarop trok de kiesvereniging Reeuwijk haar motie in. Eerder al had de Bestuurdersvereniging haar steun aan deze motie ingetrokken, toen Blokland had toegezegd zijn persoonlijke bijdrage aan de kas van de eurofractie ‘aanzienlijk te verhogen’ (Reformatorisch Dagblad, 15 november 2004).
Campagne Europese verkiezingen
Op 28 april, bij de presentatie van het gezamenlijke verkiezingsmanifest, maakten ChristenUnie en SGP bekend dat zij hun gecombineerde lijst verbonden hadden met die van het CDA om de kans te vergroten dat een restzetel aan één van beide fracties zou toevallen. De officiële start van de campagne van de Europese verkiezingen was op 11 mei in Gorinchem. Het motto voor de campagne was: ‘kies geloofwaardig’.
Uitslag Europese verkiezingen
De uitslag van de Europese verkiezingen leverde de lijst ChristenUnie/SGP twee zetels op, een verlies van één (zie tabel 1). Deze teruggang was ingecalculeerd, mede omdat door de uitbreiding van de Europese Unie het aantal beschikbare Nederlandse zetels was gekrompen. Maar dat de ChristenUnie/SGP bijna 30.000 stemmen minder had behaald dan in 1999 en alleen door de lijstverbinding met het CDA de tweede zetel kon binnenhalen, werd niet als een bevredigend resultaat gezien. Dat de opkomst hoger uitviel dan in 1999, drukte – zoals gebruikelijk – het stemmenpercentage van de samenwerkingslijst van de ChristenUnie/SGP. Daarnaast bestond het vermoeden dat een aantal vaste kiezers – met name als gevolg van de problemen aangaande het declaratiegedrag van de leden van de eurofractie –naar de lijst Europa Transparant waren uitgeweken.
Politiek-organisatorische aansluiting van de eurofractie
Na de Europese verkiezingen voerde de ChristenUnie/SGP-fractie gesprekken met de fractie van Europa Transparant over samenwerking binnen één overkoepelende fractie. Op 29 juni deelde Blokland mee dat de besprekingen niet tot resultaat hadden geleid. Van Buitenen wilde aansluiting zoeken bij de Groenen in het Europees Parlement (zie in deze Kroniek onder GroenLinks).
Medio juli werd officieel bekend gemaakt dat de ChristenUnie/SGP-fractie met ruim dertig collega’s uit andere landen de Independence/Democracy Group zou gaan vormen. Naast de United Kingdom Independent Party (UKIP) – die pleitte voor het uittreden van Groot Brittannië uit de EU – met twaalf zetels vormde de conservatieve, rooms-katholieke Liga Polskich Rodzin (Liga van Poolse families) met tien zetels het tweede zwaartepunt van de nieuwe groepering. Blokland noemde de afwijzing van de Europese grondwet ‘het belangrijkste samenbindende element’ (Reformatorisch Dagblad, 15 juli 2004), en daarmee samenhangend de afkeer van de vorming van een Europese superstaat. Blokland erkende dat er tegelijkertijd ook grote verschillen van opvatting waren.
Op 20 juli sloten de vier europarlementariërs van de vaak van xenofobie beschuldigde Italiaanse Lega Nord zich bij de I/DG aan. Voor een deel van de achterban van vooral de ChristenUnie ging dit te ver. Blokland legde uit dat zijn fractie akkoord was gegaan uit angst dat er anders mogelijk een fractie van extreem-rechts en een aantal onafhankelijken zou zijn gevormd. De ChristenUnie/SGP-fractie had afgezien van haar vetorecht ‘met het behoud van bezwaar en onder de voorwaarde dat xenofobie en racisme niet zouden worden getolereerd’ (Nederlands Dagblad, 28 juli 2004). Het tegelijk met het Uniecongres van 13 november gehouden ledencongres gaf aan Blokland en Belder de opdracht de deelname aan de I/DG ‘ernstig te heroverwegen’ (Nederlands Dagblad, 15 november 2004). Een voorstel dat de eurofractie zich zou aansluiten bij de Groenen werd met grote meerderheid verworpen. Wel wilden de congresgangers dat de mogelijkheid om met andere christelijke fracties samen te werken nader onderzocht zou worden. De besluiten van het ledencongres zijn overigens niet bindend.
Relatie ChristenUnie-SGP
Niet alleen naar aanleiding van de problemen rond de eurofractie ontstond er wrijving tussen de ChristenUnie en de SGP. Aan het einde van 2003 was uit onderzoek gebleken dat beide partijen steeds vaker in de Tweede Kamer verschillend stemden (Reformatorisch Dagblad, 24 december 2003). Dit was het geval bij één op de zes moties, waarbij de SGP in verreweg de meeste gevallen aan de kant van de coalitiepartijen CDA, VVD en D66 stond en de ChristenUnie in het gezelschap verkeerde van PvdA, GroenLinks en SP. Rouvoet meende dat de SGP ‘vrij klakkeloos’ de neiging had de regeringscoalitie te volgen. ‘Die volgzaamheid viel me ook op tijdens de formatieonderhandelingen waar Bas (van der Vlies) soms sneller tevreden was dan ik’. Deze opmerkingen schoten de SGP in het verkeerde keelgat. ‘Zoiets komt laag over’, aldus Van der Vlies (de Banier, 9 januari 2004).
Na de Europese verkiezingen bepleitte Rouvoet een evaluatie van de samenwerking tussen ChristenUnie en SGP, vooral vanwege het verloop van de verkiezingscampagne. Op verzoek van de staatkundig-gereformeerden was er afgesproken dat er geen voorkeursacties zouden worden gevoerd. Rouvoet meende dat dat een aantal malen wel was gebeurd, met name in advertenties van de SGP in het Reformatorisch Dagblad. Kolijn vond echter dat de SGP geen afspraken had geschonden.
Tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen
Vanwege gemeentelijke herindelingen vonden op 17 november tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen plaats. De ChristenUnie deed in vijf gemeenten mee, waarvan in twee via een gemeenschappelijke lijst met de SGP. In vier van de vijf gemeenten werd een zetel behaald. In Zutphen was dat voor het eerst.
Permanente campagne
In 2003 was de ChristenUnie een ‘permanente campagne’ gestart (zie Jaaroverzicht 2003). Met deze strategie wilde de Unie samen met verwante maatschappelijke organisaties laten zien ‘dat er werkbare alternatieven zijn voor tal van politieke dilemma’s’ (Reformatorisch Dagblad, 19 februari 2004). Zo werden in het najaar van 2003 acties gestart met betrekking tot ex-gedetineerden, drugs en prostitutie. In 2004 werden er onder meer activiteiten ontwikkeld ten aanzien van gokverslaving, een ruimhartiger pardon voor asielzoekers – met name voor gezinnen – en ‘kunst in de openbare ruimte’.
In de permanente campagne was ook een belangrijke rol weggelegd voor de zogeheten ‘kandidaat-Kamerleden’ (zie Jaaroverzicht 2003). Voor deze nieuwe functie meldden zich 39 sollicitanten. Na gesprekken in januari werden 36 personen geselecteerd als kandidaat-kamerlid.
Financiële korting via de ChristenUnie
Vanaf 1 februari bood de ChristenUnie haar leden de mogelijkheid kortingen van tien tot vijftig procent op de KPN Bel Basistarieven te verwerven. De partij had hiervoor een contract gesloten met het bedrijf Yiggers Nederland, dat op grote schaal telefoonminuten inkoopt. In december hadden zich vierhonderd leden van de Unie, onder wie Rouvoet, voor ChristenUnie Telefonie aangemeld. Op het aanmeldingsformulier kon men aangeven welk percentage van de gerealiseerde kortingen men eventueel aan de partij wilde doneren. Deze donaties konden weer afgetrokken worden van de belasting.
Partijlidmaatschap rooms-katholieken
Begin februari publiceerde PerspectieF, de jongerenorganisatie van de ChristenUnie de uitkomsten van een onderzoek onder raads-en Statenleden over de mogelijkheid van een partijlidmaatschap voor rooms-katholieken. Van de 243 aangeschreven personen reageerden er 92. Van hen was 49 procent voor een lidmaatschap van rooms-katholieken en 44 procent tegen. PerspectieF-voorzitter M. Benard noemde deze uitkomst verrassend. Hij meende dat de Unie duidelijk zou moeten maken dat aspirant-leden niet zouden worden buitengesloten op grond van hun kerkgenootschap, maar dat alle bijbelgetrouwe christenen die de grondslag van de Unie onderschreven lid konden worden.
De directeur van het partijbureau van de ChristenUnie, H. van Rhee, vond het onderzoek van PerspectieF wel interessant maar zonder ‘praktische betekenis’ (Nederlands Dagblad, 7 februari 2004). De partij zou naar zijn mening de beginselen en het toelatingsbeleid – gebaseerd op de onderschrijving van de Unieverklaring en -fundering – niet veranderen. Van Rhee dacht dat de meeste rooms-katholieken volgens hun overtuiging niet tot die onderschrijving zouden kunnen overgaan.
Ledenpolls
Half september werd bekend dat de ChristenUnie via ledenpolls de politieke opvattingen en wensen van de leden zou gaan peilen. Dit zou gaan gebeuren ‘op elk moment dat bestuur, fracties of andere partijonderdelen dit wenselijk achten’ (Reformatorisch Dagblad, 16 september 2004). De leden zouden bij een peiling per email op de hoogte worden gesteld, waarna zij via internet hun stem konden uitbrengen.
Ledencongres
Tegelijk met het Uniecongres werd op 13 november het eerste ledencongres van de ChristenUnie gehouden (zie Jaaroverzicht 2003). Dit congres stond onder leiding van ChristenUniesenator E. van Middelkoop. Op basis van een representatieve peiling onder de Unieleden waren vier gespreksthema’s geselecteerd, waarover in deelsessies werd gedebatteerd aan de hand van ingediende resoluties en amendementen. Na de deelsessies werd in een plenaire zitting over dertien resoluties – waarvan enkele hierboven of hieronder zijn vermeld – een niet-bindend oordeel geveld. Overigens vond Van Middelkoop dat de resoluties ‘nog wel iets te vaak over interne kwesties (gingen)’ (Reformatorisch Dagblad, 6 november 2004).
Werkgroep ChristenUnie Nederland Multicultureel
In 2002 was de werkgroep ChristenUnie Nederland Multicultureel opgericht, met als doel voor de allochtone aanhangers van de Unie op te komen (zie Jaaroverzicht 2002; en Jaaroverzicht 2003). In 2004 ging deze werkgroep door met de organisatie van zogeheten ‘migranten-talkshows’, zoals op 18 juni in Den Helder waar het Tweede-Kamerlid mevr. J.C. Huizinga-Heringa en Uniedeelraadslid in Amsterdam mevr. Y. Lont-van Eersel spraken over integratie.
Verder legde de werkgroep enkele resoluties voor aan het ledencongres van 13 november. Zo werd het voorstel aangenomen dat op de kandidatenlijsten van de Unie voor gemeenteraden, Provinciale Staten en Tweede Kamer van de eerste zeven kandidaten er minimaal één christen-migrant zou moeten zijn. Het congres wees daarentegen met een nipte meerderheid de suggestie af dat er minstens één vertegenwoordiger van de christen-migranten in het partijbestuur zou moeten zitten.
Vrouwenwerkgroep
In oktober 2003 was in de ChristenUnie een vrouwenwerkgroep opgericht (zie Jaaroverzicht 2003). In februari 2004 schaarde het bestuur van de ChristenUnie zich achter dit initiatief. Op 11 november maakte de voorzitter van de vrouwenwerkgroep, mevr. J. Boerma-Buurman, bekend dat de ChristenUnie een subsidie van 80.000 euro van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had gekregen voor een driejarig project voor vrouwenemancipatie. Door middel van het project zou ‘de grote achterstand’ van de Unie op het gebied van vrouwenparticipatie ten opzichte van andere partijen moeten worden weggewerkt. Tot de instrumenten die de vrouwenwerkgroep daarbij wilde inzetten behoorden de oprichting van een vrouwennetwerk en een heroverweging van ‘de vrouw-man-verhouding in de christelijke context’ (Nederlands Dagblad, 12 november 2004).
Het ledencongres van 13 november deed met betrekking tot de vrouwenparticipatie onder meer aan de betreffende Unie-organen de oproep om kandidatenlijsten voor de verkiezingen van vertegenwoordigende organen voor minimaal een kwart uit vrouwen te laten bestaan, waarbij minstens één vrouw bij de eerste drie zou moeten behoren.
Internationale contacten
In 2002 en 2003 was de ChristenUnie nauw betrokken bij de oprichting en uitbouw van de European Christian Political Movement (ECPM) (zie Jaaroverzicht 2002 en Jaaroverzicht 2003). In 2004 organiseerde de ChristenUnie een ECPM-conferentie in Amersfoort. Er waren vertegenwoordigers van ruim tien zusterpartijen van de Unie en christelijke politieke bewegingen uit heel Europa aanwezig. Besloten werd een Europees bestuur te vormen. J.P. Manni, medewerker van het partijbureau van de ChristenUnie, zou voorlopig als secretaris van de ECPM gaan fungeren.
Verwante instellingen en publicaties
De Tweede-Kamerfractie van de ChristenUnie bracht begin april de notitie Kiezen voor Nederland uit, waarin de visie van de Unie op het Nederlandse integratiebeleid werd weergegeven. De partij was van mening dat dit beleid een meer verplichtend karakter moest krijgen, onder meer door het tekenen van een loyaliteitsverklaring door hen die tot Nederlander genaturaliseerd werden. Aan de vooravond van Prinsjesdag presenteerde de fractie bij wijze van tegenbegroting een ‘christelijk sociaal inkomensplan’, dat als motto de uitspraak ‘omzien naar elkaar’ meekreeg. Het plan was met name gericht op een verbetering van de positie van chronisch zieken, gehandicapten en gezinnen met kinderen. Tot slot bracht de fractie begin november een notitie uit over drugsgebruik.
De Groen van Prinsterer stichting, het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie, organiseerde op 22 april voor de tweede keer de jaarlijkse Groen van Prinstererlezing. De spreker was deze keer J.W. Sap, universitair hoofddocent Staatsrecht en Europees recht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Het onderwerp was: ‘de oorsprong van de Europese Grondwet’. De tekst van deze lezing werd nadien als brochure uitgegeven.
Op 14 mei belegde het wetenschappelijk bureau een symposium naar aanleiding van de presentatie van de conceptversie van het rapport Boeren voor morgen, landbouwbeleid en christelijke politiek. De definitieve tekst werd op 8 november naar buiten gebracht. De nota was geschreven door de landbouwwerkgroep van de Groen van Prinsterer stichting, met als eindredacteuren C. van Bruchem, oud-senator van de Unie, en C. Visser, wetenschappelijk medewerker van de stichting. Voor de voedselproductie en het behoud van het landschap was het van groot belang dat de boerenstand in Nederland zou blijven, zo stelde het geschrift. Dat zou onder meer bereikt moeten worden door prijsondersteuning en een beloning voor de boeren voor het leveren van ‘groene diensten’, zoals een goed landschapsbeheer. Op 10 december hield de Groen van Prinsterer stichting haar najaarscongres met als titel: ‘Op eigen benen. Vadertje staat en een volwassen samenleving’. De hoofdsprekers waren R. Kuiper, voormalig directeur van het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie, en P. Winsemius, oud-minister en nu werkzaam bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). In november verscheen in de serie Kort Commentaar Polderen of polariseren, geschreven door M. van Meppelen Scheppink, B. Doek en E. van Dijk. In het commentaar werd geconcludeerd dat de politiek en de sociale partners zich moesten bezinnen op de overlegeconomie.
PerspectieF, de jongerenorganisatie van de ChristenUnie, hield op 27 maart haar algemene voorjaarsvergadering. Zij belegde samen met de SGP-jongeren op 8 juni in Utrecht een Europa-congres, waar onder meer door Blokland en Belder gesproken werd. Op 30 oktober organiseerde PerspectieF haar najaarscongres, waar ontwikkelingssamenwerking het belangrijkste thema was. De algemene najaarsvergadering vond plaats op 27 november. Na het huishoudelijk gedeelte hield C. Sobel, de ambassadeur van de Verenigde Staten in Nederland een lezing.
Het besluit van de Uniejongeren om deel te nemen aan de demonstratie tegen het beleid van het tweede kabinet-Balkenende op 2 oktober (zie ook in deze Kroniek onder ‘hoofdmomenten’), viel niet goed bij de Tweede-Kamerfractie. Hoewel de fractie ook ernstige bezwaren koesterde tegen het sociale beleid, ging deelname aan de betoging haar te ver – ook al, aldus Rouvoet, omdat de demonstratie te veel tegen het kabinet en in het bijzonder Balkenende was gericht.
De Bestuurdersvereniging van de ChristenUnie hield op 13 maart een ledenvergadering. Naast huishoudelijk zaken stonden er twee actuele onderwerpen op de agenda. Eerst sprak Tweede-Kamerlid A. Slob over de te verwachten veranderingen aangaande de burgemeestersbenoemingen en daarna kwamen de gevolgen van de Wet Werk en Bijstand aan de orde. Op 25 september was er opnieuw een ledenbijeenkomst. Daar werd de reeds genoemde notitie van de Tweede-Kamerfractie Kiezen voor Nederland over het integratiebeleid behandeld.
Personalia
Op 5 maart overleed dominee G. Broere. Hij behoorde in 1975 tot de oprichters van de Reformatorische Politieke Federatie (RPF), één van de voorgangers van de ChristenUnie. Van 1975 tot 1979 was hij tweede voorzitter van het Federatiebestuur van deze partij.
Laatst gewijzigd: | 11 april 2023 09:58 |