24 november 2014: Lezing Kees Samplonius
Ons beeld van het vóór-Christelijke heidendom in Scandinavië berust in belangrijke mate op het werk van de IJslander Snorri Sturluson († 1241), die kort na 1220 een ars poetica schreef waarin hij de achtergrond van de Oudnoorse poëtische omschrijvingen van goden en mythologische wezens uiteenzette. Archeologische bronnen speelden alleen dan een rol, als zij het door de schriftelijke bronnen gegeven beeld ondersteunden. Dit traditionele beeld van het Scandinavische heidendom raakte echter in beweging met de introductie van de uit Amerika afkomstige New Archaeology, een stroming die het vondstmateriaal ondergeschikt maakt aan het reconstrueren van een verondersteld sociologisch en antropologisch model van de cultuur waaruit de artefacten zijn voortgekomen. Willey and Phillips, 1958: "Archaeology is anthropology or it is nothing". Deze benadering opende de deur voor een nieuwe interpretatie van het Oseberg scheepsgraf in Vestfold, Noorwegen (9e eeuw), waarbij de motieven van het houtsnijwerk en de textielfragmenten gezien werden als refererend aan een sacrale functie van één van de twee bijgezette vrouwen. Deze vrouw werd behalve als koningin, nu ook gezien als priesteres (Anne Stine Ingstad, 1992), later als völva (Britt Solli), een in de Oudnoorse literatuur voorkomende zieneres. Dit idee viel in goede aarde (Alexandra Pesch), wat niet verrassend is in een land met een sterke feministische traditie. Het vond ook navolging. Zo meenden de organisatoren van de Stockholm-tentoonstelling Den starka kvinnan: från völva till häxa (Stockholm 1995) dat de in een aantal vrouwengraven gevonden, tot dan toe niet overtuigend geïnterpreteerde staven, toverstaven moesten zijn: ergo de betroffen vrouwen waren völur (pl. van völva). Deze gedachte werd wetenschappelijk uitgebouwd door de Engelse archeoloog Neil Price, die concludeerde dat de uitoefening van seið, d.i. Oudnoorse magie, een centrale plaats had in de voorstellingswereld en de rituelen van de Oudnoorse religie. De these is aanstekelijk, maar gebaseerd op een onbekommerd gebruik van geselecteerde passages uit de Oudnoorse literatuur en feitelijk onhoudbaar. De in het houtsnijwerk van de Oseberg wagen voorkomende motieven hebben parallellen in de iconografie van het continent en mogelijk moeten we eerder denken aan culturele uitstraling daarvandaan.
Laatst gewijzigd: | 14 februari 2019 17:17 |