Nu of nooit: Eurotoezicht
Auteur: O. Couwenberg
Banken staan onder toezicht van nationale toezichthouders. Banken hebben hun tentakels over de hele wereld uitgestrekt. De kredietcrisis toont aan dat nationaal bancair toezicht niet werkt. Dus is Europees toezicht nodig. Zo maande Commissievoorzitter Barroso de lidstaten al tot spoed. ‘Het is nu of nooit. Als de huidige crisis geen reden is het falende financiële toezicht aan te pakken, gebeurt het nooit,’ aldus Barroso (zie bijv. Volkskrant, 25/2/09).
Eén van aangehaalde voorbeelden, ter ondersteuning van de claim dat Europees toezicht nodig is, is natuurlijk de problematiek rond de neergang van Fortis. Hier hebben de nationale toezichthouders en de overheden van België, Luxemburg en Nederland steken laten vallen. Een Europese coördinator voor de oplossing van dit grensoverschrijdend probleem had tijd en geld kunnen schelen. Nog even afgezien van het feit of het voorbeeld van Fortis wel zo netjes in de redenering past, is het belangrijkste tegenargument dat banken niet per se een Europese dimensie hebben. Sterker nog: veel Europese banken hebben een dimensie die de uniegrenzen juist overschrijdt. Bijvoorbeeld richting de nog niet toegetreden Oost-Europese landen, Azië en vooral Amerika. Een puur Europese oplossing lijkt dan voor een sector die zich niet aan de uniegrenzen houdt niet per se voor de hand te liggen, of anders, niet geheel logisch. Het is ook niet bij voorbaat zo dat een Europese toezichthouder beter kan onderhandelen of coördineren met een niet-EU land dan een nationale toezichthouder.
Indien scherper wordt gekeken naar de voorstellen moet een Europese toezichthouder zich vooral bezig houden met het bewaken van systemische risico’s. Dit zijn de risico’s die voortvloeien uit activiteiten van financiële instellingen die het gehele systeem bedreigen. Nationale toezichthouders zijn hiervoor minder geëquipeerd, omdat zij niet noodzakelijkerwijs het hele plaatje kunnen omvatten. Dit echter is een redenering die met hetzelfde gemak ook voor een Europese toezichthouder kan worden gehanteerd indien financiële instellingen zo groot zijn dat activiteiten over de gehele wereld worden uitgevoerd in plaats van alleen Europa. De Europese oplossing is dan wellicht net iets minder halfbakken dan de nationale oplossing, maar heel veel beter dan dat zal het ook niet kunnen zijn. Voor zover na ommekomst van enige tijd de groei terugkeert, lijkt het voor de hand te liggen om aan te nemen dat financiële instellingen zich weer op de internationalisering zullen richten. Dan ligt die Europese oplossing niet per se voor de hand. Voor zover in de huidige herschikking van eigendomsverhoudingen van financiële instellingen juist een meer nationale kleur ontstaat, lijkt Europees toezicht op dit moment ook minder nodig. Toch wil Barroso Europees toezicht. Niet omdat Europese toezicht overduidelijk beter is, maar omdat het momentum nu daar is. Naar het waarom is het gissen, of is het toch de ermee gepaard gaande uitbreiding van bevoegdheden voor Europese organen?
Een ander element in de discussie dat storende sporen trekt is de stelling dat het toezicht heeft gefaald, sterker nog dat het toezicht mede heeft bijgedragen aan de kredietcrisis. Als dat zo is moet het toezicht geheel anders, dan wel moeten we met minder toezicht toe. Geheel ander toezicht is moeilijk voor te stellen en pleiten voor minder toezicht is alleen weggelegd voor de nog weinig voorkomende pure vrije markt adepten. De schaal van financiële activiteiten en de complexiteit door de combinatie van factoren die ten grondslag liggen aan de kredietcrisis, maken dat de oplossing niet alleen op het terrein van het toezicht moet worden gezocht. Derhalve is het pleiten voor iets als een Europese toezichthouder, zonder tegelijkertijd ook andere oorzakelijke factoren te benoemen, te analyseren en hiervoor maatregelen te verzinnen te makkelijk. Het zou mij dan ook verbazen als Barroso zijn zin krijgt.
Oscar Couwenberg
Laatst gewijzigd: | 16 december 2015 13:48 |