Praten en pillen samen effectief bij paniekstoornis
Mensen met een paniekstoornis hebben het meeste baat bij een combinatie van cognitieve gedragstherapie (praten) en het slikken van een middel tegen depressie (pillen). Veel mensen met een paniekstoornis vermijden de plaatsen of situaties waarin een volgende paniekaanval zou kunnen optreden, wat ook wel pleinvrees wordt genoemd. Voor mensen met een paniekstoornis en matige of ernstige pleinvrees werkt de combinatiebehandeling ook beter dan beide afzonderlijke behandelvormen, zo blijkt uit onderzoek van psycholoog Franske van Apeldoorn van het Universitair Medisch Centrum Groningen. “De duur van de combinatiebehandeling was een jaar; vanaf 9 maanden werd de medicatie daarin afgebouwd naar nihil”, stelt Van Apeldoorn. Zij promoveert op 4 november aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Deze bevindingen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de behandeling van mensen met paniekstoornis met en zonder pleinvrees (agorafobie). Van Apeldoorn: “Bij mensen die geen hulp zoeken voor hun paniekstoornis wordt het een chronische aandoening. Sommige mensen blijven er jarenlang mee rondlopen.”
Paniekstoornis
Naar schatting 3,8% van de mensen krijgt tijdens hun leven te maken met een paniekstoornis. “Het ondergaan van een paniekaanval is een bijzonder nare ervaring”, legt Van Apeldoorn uit. “Plotseling, zonder duidelijke aanleiding, wordt iemand angstig. Daarna loopt de angst snel op en bereikt een piek. Lichamelijke verschijnselen zijn bijvoorbeeld hartkloppingen, trillen, duizeligheid, versnelde ademhaling en druk op de borst.” Mensen die een paniekaanval meemaken, denken meestal dat hen iets heel ergs gaat overkomen, zoals een hartaanval, het verliezen van controle, of dat ze gek worden. Tussen de paniekaanvallen door zijn mensen dan ook steeds bang voor een volgende aanval of de gevolgen ervan.
Combinatie
“Mensen worden vaak behandeld met een middel dat ook werkzaam is tegen depressie, een zogenaamde SSRI, of met cognitieve gedragstherapie, en soms met beide. We hebben nu deze drie behandelingen met elkaar vergeleken in één onderzoek, en ook naar de gevolgen op langere termijn gekeken”, licht Van Apeldoorn toe. Zowel het slikken van een SSRI, cognitieve gedragstherapie, als de combinatie van beide waren effectief bij de behandeling van paniekstoornis met en zonder pleinvrees. Als belangrijkste voordeel vond Van Apeldoorn dat mensen met matige of ernstige pleinvrees sneller verbeterden als ze de combinatiebehandeling kregen. “Bij deze mensen nam het aantal paniekaanvallen sneller af als ze de combinatiebehandeling kregen in vergelijking met alleen pillen of praten.”
Cognitieve gedragstherapie
De patiënten kregen in het onderzoek individuele cognitieve gedragstherapie. Die is erop gericht te onderzoeken of datgene waar de mensen bang voor zijn met een reële verwachting te maken heeft. “Mensen met een paniekstoornis zijn bang voor wat er in hun lichaam gebeurt tijdens een aanval. Zij denken bijvoorbeeld dat duizeligheid ‘gevaar’ betekent en een ‘ramp’ voorspelt, zoals flauwvallen”, vertelt Van Apeldoorn. “In de cognitieve gedragstherapie worden de lichamelijke sensaties met behulp van oefeningen opgewekt. Hierdoor ontdekken ze dat de sensaties horen bij angst en paniek, en ongevaarlijk zijn. Ook leren mensen hun eigen interpretaties, cognities, te onderzoeken en te veranderen. Daarna gaan mensen oefenen in het opzoeken van situaties en plaatsen waar ze eerder niet meer durfden te komen.”
Afbouwen
Als mensen met een paniekstoornis eenmaal klachtenvrij zijn, blijkt dat zijzelf en hun dokter soms huiverig zijn om te stoppen met de SSRI uit angst dat de klachten weer terugkeren. Toch blijkt dit goed te kunnen. “Een jaar na afronding van de gedragstherapie en afbouwen van de SSRI waren de positieve effecten nog steeds aanwezig. Deze behandeling blijkt dus een blijvend effect te hebben”, concludeert Van Apeldoorn. Zij heeft ook naar de kosten gekeken. Gedragstherapie en de combinatiebehandeling bleken meer kosteneffectief dan alleen het middel tegen depressie. Van Apeldoorn: “Ik pleit ervoor dat er, meer dan nu het geval is, voldoende beschikbaarheid komt van cognitieve gedragstherapie voor mensen met paniekstoornis. Zeker voor mensen met matige en ernstige pleinvrees lijkt dat een essentieel onderdeel van de behandeling.”
Curriculum Vitae
Drs. Franske van Apeldoorn (Groningen, 1973) studeerde psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij is werkzaam als onderzoeker en behandelaar (psycholoog) bij de afdeling Psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Haar onderzoek werd begeleid door prof.dr. J.A. den Boer, dr. W.J.P.J. van Hout en dr. P.P.A. Mersch. Het proefschrift van Van Apeldoorn is getiteld “The treatment of panic disorder; psychotherapy, pharmacotherapy, or the two combined?”
Noot voor redactie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de persvoorlichters van het UMCG, bereikbaar op telefoonnummer (050) 361 22 00
Laatst gewijzigd: | 13 maart 2020 02:18 |
Meer nieuws
-
17 december 2024
Autisme bij vrouwen: camoufleren eist zijn tol
Vrouwen met autisme krijgen vaak later een diagnose dan mannen. Onderzoeker Yvonne Groen ontwikkelde samen met haar collega’s een screeningsinstrument om de diagnose te vergemakkelijken.
-
16 december 2024
Jouke de Vries: ‘De universiteit zal wendbaar moeten zijn’
Aan het einde van 2024 blikt collegevoorzitter Jouke de Vries terug op het afgelopen jaar. Daarbij gaat hij in op zijn persoonlijke hoogte- en dieptepunten en kijkt hij vooruit naar de toekomst van de universiteit in financieel moeilijke tijden.
-
26 november 2024
De angst om te eten
Renate Neimeijer doet onderzoek naar eetstoornissen bij kinderen en jongeren. Haar lopende onderzoek richt zich op de vermijdende en restrictieve voedselinname stoornis ARFID.