Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit der Letteren Studeren bij ons Testimonials Nederlands en Neerlandistiek

Jan-Wouter Zwart: Taal kunnen we allemaal

In gesprek met Jan-Wouter Zwart
Jan-Wouter Zwart, foto: Sake Elzinga
Foto: Sake Elzinga

Door: Demian Vos

Jan-Wouter Zwart is hoogleraar theoretische linguïstiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij houdt zich bezig met syntaxis: hoe combineren wij woorden tot zinsdelen en zinsdelen tot zinnen? Zwart bestudeert het Nederlands, maar werkt binnen een grotere, internationale gemeenschap van taalwetenschappers die meer te weten willen komen over het universele taalvermogen.

Bij het woord ‘grammatica’ denkt iedereen al gauw aan juist en onjuist taalgebruik, maar dat is niet waar het om draait binnen de taalkunde. Zwart is vooral geïnteresseerd in het taalvermogen waarover iedere mens beschikt. Iedereen is in staat om zinnen op te bouwen door woorden samen te voegen in een bepaalde volgorde: “We weten we dat het woord voetbalschoen is opgebouwd uit voetbal en schoen, en niet uit voet en balschoen. In woorden en zinnen zit dus een hiërarchische structuur: sommige woorden horen meer bij elkaar dan bij anderen.” Dat weten we niet omdat we dat ooit op school hebben geleerd, maar dat is een intuïtie. Door je taalgevoel te raadplegen, kan je onderzoeken hoe taal is opgebouwd en hoe taal werkt in ons hoofd.

Generatieve taalkunde

Zwart is syntacticus en houdt zich dus bezig met de structuur van zinnen en zinsdelen. Hij werkt binnen de generatieve taalkunde, een theorie die veronderstelt dat de mens een aangeboren taalvermogen heeft. Dit betekent niet dat baby’s worden geboren met kennis van het Nederlands, maar wél met een set basisregels en het vermogen om een taal te verwerven. Een sterk argument voor deze theorie is dat alle talen vergelijkbare structuren hebben (bijvoorbeeld een onderwerp en een gezegde). Volgens Zwart zijn al die talen het product van een universele grammatica: een set taalregels waar iedereen dus mee wordt geboren. Toch kan de zinsvolgorde behoorlijk verschillen per taal, en dat maakt het interessant: we worden geboren met een basisstructuur, maar die structuur uit zich in iedere taal op een andere manier.

Zwart bestudeert (onder andere) Nederlands, maar is vooral geïnteresseerd in het grotere plaatje: “Het Nederlands is mijn moedertaal, dus het is voor mij het makkelijkst om het menselijk taalvermogen te onderzoeken via het Nederlands. Maar ik raadpleeg ook mijn taalgevoel van het Engels wanneer dat nodig is. Er zijn ook genoeg talen die ik zelf niet beheers, maar wel interessante inzichten kunnen bieden. Daarvoor ga ik te rade bij grammatica-beschrijvingen van die taal of mail ik een collega die wel moedertaalspreker van die taal is."

De theorie van Chomsky naar Nederland

Aan het begin van zijn promotietraject in 1989 moest Zwart een cursus Nederlandse syntaxis verzorgen. “Ik wilde de studenten vertellen over de generatieve taaltheorie, maar tijdens de voorbereidingen kwam ik er achter dat een aantal Nederlandse zinsstructuren niet helemaal binnen die theorie pasten. Ik moest dus op zoek naar een andere verklaring.”

Tijdens een bezoek aan MIT, een universiteit in de Verenigde Staten, ontmoette Zwart de taalkundige Noam Chomsky, de grondlegger van de generatieve taalkunde. Die was toen bezig met zijn minimalist theory, een vernieuwing/aanscherping van zijn originele theorie. Zwart ontdekte dat deze minimalist theory naadloos aansloot bij zijn visie op de Nederlandse zinsstructuur en veel beter in staat was om een aantal zinsstructuren te verklaren. Zijn proefschrift kreeg dus een andere richting: een beschrijving van de Nederlandse zinsstructuur aan de hand van Chomsky’s minimalistische theorie.

Klank en betekenis

De minimalist theory is nog steeds een zeer gangbare theorie. Zwart heeft een groot deel van zijn carriere gewijd aan het verbinden van de minimalist theory aan het Nederlands. Ook houdt hij zich bezig met nieuwe inzichten: “Er wordt gedacht dat het taalvermogen bestaat uit drie componenten: een klankcomponent, een betekeniscomponent en een syntaxis die deze met elkaar verbindt. Toch zijn er gevallen waaruit blijkt dat klank en betekenis elkaar wel degelijk rechtstreeks kunnen beïnvloeden, zonder tussenkomst van de syntaxis.” Als voorbeeld noemt hij de zin ‘dat kan niet waar zijn’. De betekenis van die zin is afhankelijk van de manier waarop je hem uitspreekt. Het kan betekenen ‘het is niet mogelijk dat het waar is’, maar ook ‘het is mogelijk dat het niet waar is’. De syntaxis levert in beide gevallen dezelfde zinsstructuur op, maar de intonatie bepaalt de betekenis.

Iedereen aan de taalkunde

Taalkundig redeneren kan dus iedereen. Op de middelbare school leren kinderen wel zinnen ontleden, maar dit staat vaak in dienst van wat anders, namelijk het leren beheersen van een taal. Taalkundige begrippen worden gebruikt bij vakken zoals Frans of Duits, wanneer je werkwoordsvormen moet leren. Zwart vindt dat er in het middelbaar onderwijs meer ruimte mag komen voor de grotere vragen binnen de taalkunde: “Geen enkel andere diersoort heeft zo’n complex vermogen om klank aan betekenis te verbinden, het is wat ons onderscheidt van alle andere dieren. Taalwetenschap biedt dus een unieke ingang tot de menselijke cognitie. Hoe kan het dat alle talen zo verschillend zijn terwijl we allemaal hetzelfde geestelijke vermogen hebben?”

De taalwetenschap heeft genoeg praktische toepassingen, denk maar aan logopedie, spraaktechnologie of chatbots. Maar Zwart vindt het al een doel op zichzelf om dingen te weten te komen, ook al heeft het geen economisch nut. “Je bent gewend om taal gewoon te gebruiken als communicatiemiddel, zonder er bij na te denken. Het is leuk en spannend om dat tot object van onderzoek te maken.”

Ook denkt Zwart dat taalkunde onderdeel is van een humanistische kijk op de mens: “Het universele taalvermogen leert ons dat alle mensen eigenlijk hetzelfde zijn. In de negentiende eeuw was dat nog lang niet duidelijk. Wanneer we mensen tegenkwamen die er heel anders uitzagen en een heel andere taal spraken, bestempelden we die taal en de mensen als primitief. Maar andere talen zijn net zo complex als de onze. We lijken juist enorm veel op elkaar, en met dat inzicht zijn dat soort misverstanden te voorkomen.”

Laatst gewijzigd:27 februari 2025 12:00